Door: M.R. Vermeer
In het voorgaande artikel werd de aandacht gevestigd op de discussie over de Westminster Standards binnen De Gereformeerde Kerken (hersteld) en daarnaast een korte inleiding gegeven op het presbyterianisme en de Westminster Standards. In dit artikel gaan we verder met de vraag die ons bezighoudt: Waarom waren de Westminster Standards in het verleden geen verhindering om te komen tot een zusterkerkrelatie met een presbyteriaanse kerk?
Puritanisme en Nadere Reformatie
In het voorgaande artikel werd er reeds op gewezen dat in het Engeland van de 16e en de 17e eeuw een grote groep gelovigen streefde naar afschaffing van Roomse vormen en de Anglicaanse kerk van binnenuit wilde reformeren. Voor deze groep gelovigen werd de benaming ‘Puriteinen’ gebruikt. Het Puritanisme was een brede beweging, met diverse richtingen en over een lang tijdspad. Leerstellig zijn er soms grote verschillen, bijvoorbeeld met betrekking tot de doopleer, waarin de baptist John Bunyan (1628-1688) moet worden onderscheiden van een Puriteinse tijdgenoot zoals John Owen (1616-1683). Als gemene deler van het Puritanisme geldt echter de aandacht voor persoonlijke vroomheid en heiligheid.
Een Nederlandse beweging die gedeeltelijk parallel liep aan het Puritanisme is de Nadere Reformatie. Waarom wordt deze beweging de Nadere Reformatie genoemd? Omdat na de reformatie van de leer ook het leven onder de heerschappij van Gods Woord moest worden gesteld. Met de getalsmatige groei van de kerk was er niet altijd sprake van een groei in levensheiliging. In het algemeen wordt Willem Teellinck (1579-1629) als vader van deze beweging gezien en het einde gesteld bij Alexander Comrie (1706-1774) en Theodorus van der Groe (1705-1784). Een bekende uitspraak is: ‘Van der Groe deed het hekje toe’, ofwel, hij was de ‘hekkensluiter’ van de Nadere Reformatie – sommige zogenaamde ‘thuislezers’ (mensen die niet naar een kerk gaan, maar thuis een preek van veelal een ‘oudvader’ lezen) zien hem tot op de dag van vandaag als de laatste ‘getrouwe’ predikant! Theologische werken uit de Nadere Reformatie zijn nog altijd geliefd in reformatorische (bevindelijke) kerken en groepen.
De Westminster Standards zijn ontstaan tegen de achtergrond en onder invloed van het puritanisme. Het is dan ook geen wonder dat de Westminster Standards in het verwante theologische klimaat van de Nadere Reformatie als ‘gereformeerd’ zijn aanvaard. Het is goed om dit in het oog te houden bij het nagaan van de kerkhistorie inzake de aanvaarding van de Westminster Standards.
De afgescheidenen en hun Schotse contacten
In het spoor van Reformatie en Nadere Reformatie kwam het in 1834 tot afscheiding van de Nederlandse Hervormde Kerk. De afgescheidenen hadden vrij snel contacten met het buitenland, vooral via predikanten die waren beïnvloed door het Réveil (een internationale opwekkingsbeweging als reactie op het modernisme, in de eerste helft van de 19e eeuw). Voor ons onderwerp zijn vooral de contacten met Schotse kerken interessant, die immers de Westminster Standards als geloofsbelijdenis hebben. [1]
In het Schotland van de 18e en 19e eeuw waren meerdere afscheidingen van de staatskerk tot stand gekomen, met als achtergrond veelal een afwijkend standpunt over de verhouding van kerk en staat. In zijn bekende boek Het wonder van de 19e eeuw wijst A.H. Algra erop dat de Schotten zelf zeggen: ‘Als ergens één MacLeod woont, dan is er één presbyteriaanse kerk; wonen er zes MacLeods, dan zijn er ook zes presbyteriaanse kerken’![2]
De afgescheidenen voelden zich verwant met bepaalde Schotse kerken, die immers ook waren ontstaan vanwege staatsinmenging in kerkzaken. De Christelijk Afgescheidene Gereformeerde Kerk (destijds de naam van ‘onze’ kerken) had het meest intensief contact met de United Presbyterian Church (een kerk die in 1847 ontstond uit een samenvoeging van twee eerder afgescheiden kerken) en daarnaast ook met de Free Church of Scotland (die in 1843 ontstond door de Disruption, een afscheiding van de staatskerk).[3]
Helenius de Cock over de United Presbyterian Church
We willen een enkel aspect van het contact met de United Presbyterian Church eens langsgaan. Hoe grondig is deze buitenlandse kerk naar Schrift en belijdenis beoordeeld?
De bekende afgescheiden predikant Helenius de Cock (1824-1994, zoon van Hendrik de Cock, de ‘vader’ van de Afscheiding) schreef in 1860 een boek met als titel De Vereenigde Presbyteriaansche Kerk van Schotland en hare betrekking tot de Chr. Afg. Geref. Kerk van Nederland. [4] In dit boekje wordt een positief beeld geschetst van de United Presbyterian Church en onder meer een vertaling geboden van de grondslag waarop deze kerk in 1847 tot stand kwam (na vereniging van de Relief Church en de United Secession Church).
Het is opmerkelijk dat in de grondslag van deze kerk gesproken wordt over (zouden wij zeggen) de ‘binding aan de belijdenis’ en het ‘open avondmaal’, twee verassend actuele thema’s!
De United Presbyterian Church was gebonden aan de Westminster Standards, waarover werd gezegd dat de belijdenissen “uitdrukkingen zijn van de zin, waarin wij de Schrift verstaan; met het voorbehoud, dat wij in deze geschriften niets goedkeuren, hetwelk dwingende of onverdraagzame beginselen in de godsdienst leert, of verondersteld mag worden, te leren”.[5] We vragen ons af, of hiermee niet tekort wordt gedaan aan de plaats van de belijdenis in de kerk. Het uitspreken dat de belijdenis een ‘uitdrukking is van de zin, waarin wij de Schrift verstaan’ (United Presbyterian Church) is toch anders dan dat de belijdenis ‘in alles met Gods Woord overeenkomt’ (Christelijk Afgescheiden).[6] Is de belijdenis onze interpretatie van de Schrift óf is zij wat de Schrift werkelijk leert? Opmerkelijk is ook het ‘voorbehoud’ op het gezag van de belijdenis: de belijdenis werd aanvaard, behalve eventuele ‘dwingende of onverdraagzame beginselen’ daarin. Hiermee wilde de United Presbyterian Church blijkbaar een bepaalde interpretatie van de Westminster Standards vastleggen, namelijk dat staat en kerk gescheiden zijn, maar waarom is dan niet de belijdenis aangepast?[7][8]
Wat het avondmaal betreft kwamen de Relief Church en de United Secession Church bij de vereniging overeen dat kerken en dienaren vrij mochten zijn om tot het avondmaal toe te laten “personen, in het bijzonder over wiens christelijk karakter voldoende duidelijkheid is verkregen, hoewel behorende tot andere religieuze denominaties”.[9] Met andere woorden: ook leden van andere kerken konden aan het avondmaal, ofwel, een zogeheten ‘open avondmaal’! Het was met name de Relief Church die bekendstond om haar “nadruk op evangelisatie en beleid om leden van andere kerken toe te laten tot het heilig avondmaal.”[10]
In de United Presbyterian Church en de Free Church kwamen spoedig dwalingen openbaar, zoals de auteur van een boekje over de Schotse kerkgeschiedenis schrijft: “In het licht van de gebeurtenissen mag de vraag gesteld worden, of de gereformeerde voorvaderen (H. de Cock, A. Brummelkamp, MV) de geestelijke situatie van zowel de Free Church als van de U.P.C. (United Presbyterian Church, MV) en ook de op gang zijnde theologische ontwikkelingen binnen deze kerken wel juist getaxeerd hebben.”[11] Wij menen dat, gelet op de grondslag van de United Presbyterian Church, bepaalde dwalingen in de kiem reeds aanwezig waren bij haar ontstaan in 1847.
Contactoefening na Afscheiding en Doleantie
De contactoefening met de United Presbyterian Church is slechts één voorbeeld van een vrij ‘gemakkelijke’ aanvaarding van buitenlandse kerken, een houding die gangbaar lijkt te zijn geweest in de kerken van Afscheiding en Doleantie. Een zogenaamde ‘dubbele correspondentie’ (relaties met meerdere kerken in hetzelfde land) was eerder regel dan uitzondering. Buitenlandse kerken werden soms te weinig getoetst op de kenmerken van de ware kerk. De Westminster Standards zijn nooit aan een kritisch onderzoek onderworpen, integendeel, de synode van 1891 overwoog zijdelings bij een besluit dat de Westminster Confessie “volstrekt geen hinderpaal is” voor contactoefening![12]
We moeten niet vergeten dat de 19e eeuw een andere tijd was, met andere fronten. We veroordelen onze voorgangers in het geloof (naar Hebr. 13:7) niet, maar dienen ons wel te realiseren dat er in de beginjaren van de Afscheiding veel interne strijd en moeite was en zelfs veel onkerkelijke ideeën leefden; en dat later Kuyper opkwam met zijn pluriformiteitsleer inzake de kerk. Ook geldt dat pas in de tweede helft van de 20e eeuw geografische en culturele afstanden steeds kleiner zijn geworden door moderne vervoersmiddelen, globalisering etc., waardoor we steeds beter op de hoogte kunnen zijn van de daadwerkelijke situatie in een buitenlandse kerk. Vooral geldt ook dat wij mogen leven na de Vrijmaking van 1944, waarin onze verblinde ogen zijn geopend voor de Schriftuurlijke rijkdom van verbond en kerk.
Terug naar de Schrift
Op de synode van Groningen 2014-2015 is door verscheidende synodeleden terugverwezen naar de ‘geschiedenis van contactoefening’ met presbyteriaanse kerken, met als teneur: ‘Nog nooit zijn de Westminster Standards een verhindering geweest voor contactoefening’. Nee inderdaad, maar ze zijn ook nooit goed onderzocht, in ieder geval niet in de 19e eeuw!
Laten we zo de kerkgeschiedenis niet als dwangbuis hanteren, maar juist daarvan leren. Of kunnen we ook gerust relaties aangaan met meerdere kerken in één land, of met kerken die een ‘open avondmaal’ hebben, omdat de kerken in de 19e eeuw dat deden? Nee toch zeker? Laten we telkens weer teruggaan naar de Schrift, in het spoor van de gereformeerde ‘vaderen’, op het smalle spoor van de ware katholiciteit.
In het volgende artikel hopen we in te gaan op de Westminster Standards met betrekking tot de Vrijmaking van 1944.
[1] Voor dit artikel is gebruik gemaakt van H. van Veen, ‘’Blikken… op verre van ons verwijderde oorden’. De kerken van de Vereniging en haar buitenlandse contacten’, in: D. Deddens en M. te Velde (red.), Vereniging in wederkeer. Opstellen over de Vereniging van 1892 (Barneveld: De Vuurbaak, 1992), pp. 121-145.
[2] A.H. Algra, Het wonder van de 19e eeuw. Van vrije kerken en kleine luyden (Franeker: T. Wever, 1965), p. 176.
[3] Voor een handzaam overzicht van de Schotse kerkhistorie, zie https://en.wikipedia.org/wiki/United_Presbyterian_Church_(Scotland)#/media/File:Reformed_Scots_Church_Denominations.svg (geraadpleegd 6-10-2018).
[4] H. de Cock, De Vereenigde Presbyteriaansche Kerk van Schotland en hare betrekking tot de Chr. Afg. Geref. Kerk van Nederland (Kampen: S. van Velzen, 1860), url: https://books.google.nl/books?id=STPemgEACAAJ&hl=nl&source=gbs_navlinks_s.
[5] Voor een vertaling in (oud) Nederlands, zie H. de Cock, op. cit., pp. 15-16. De originele Engelstalige tekst is opgenomen in The United Presbyterian Magazine, vol. I (1847), p. 257, url: https://play.google.com/store/books/details?id=OxAEAAAAQAAJ&rdid=book-OxAEAAAAQAAJ&rdot=1.
[6] Voor de binding aan de belijdenis onder de Afgescheidenen, zie Acta GS Amsterdam 1936, art. 4, url: http://kerkrecht.nl/sites/default/files/ActaCAGK1836.pdf.
[7] Deze kerk was dus een aanhanger van het zogenaamde Voluntarisme, wat inhoudt dat gelovigen uit vrije wil (Latijn: voluntas = wil) samenkomen, zonder inmenging van de overheid. De tegenhanger hiervan is het Establishment principe zoals vastgelegd in de Westminster Confessie hoofdstuk 23, artikel 3: “Toch heeft de overheid de bevoegdheid en plicht om er zorg voor te dragen dat de eenheid en de vrede in de kerk in stand wordt gehouden, dat de waarheid van God zuiver en volledig wordt bewaard en allerlei godslastering en ketterijen worden bedwongen…” etc. (vertaling Tanis-Baars).
[8] Het is opmerkelijk dat in de 19e eeuw de Free Church (ontstaan uit de Disruption van 1834) in haar door de General Assembly (een soort synode) van 1846 vastgestelde ondertekeningsformulier voor ouderlingen en diakenen instemming ermee vereiste dat “de leer (van de Westminster Standards) de ware leer is”. Daarnaast verklaarde zij dat de Westminster Standards geen ‘intolerantie of vervolging’ voorstaan “wanneer zij eerlijk worden uitgelegd”. Een meer zuivere omgang met de belijdenis dus dan de United Presbyterian Church. Zie de Acts General Assembly 1846, art. 12, url: https://books.google.nl/books?id=2wZKAQAAMAAJ&printsec=frontcover&hl=nl&source=gbs_ge_summary_r&cad=0#v=onepage&q&f=false.
[9] H. de Cock, op. cit., pp. 15-16.
[10] M. Lynch (ed.), The Oxford Companion to Scottish History (Oxford: Oxford University Press, 2001), p. 84.
[11] Gn. Werner, De Schotse Kerkgeschiedenis (Barneveld: De Vuurbaak, 1991), p. 85.
[12] Handelingen 1891, art. 124, geciteerd via H. van Veen, op. cit., p. 141.