De wereld is mij gekruisigd (2, slot)

Onderstaande Schriftoverdenking is van de hand van ds. E. Th. van den Born (1900-1982).[1]


Maar het zij verre van mij, dat ik zou roemen, anders dan in het kruis van onze Here Jezus Christus, door welke de wereld mij gekruisigd is… Gal. 6:14

Van mij echter zij het verre te roemen anders dan in het kruis van onze Here Jezus Christus, door hetwelk mij de wereld gekruisigd is… Gal. 6:14 (Vert. Prof. Greijdanus, Korte Verklaring)

 

De apostel Paulus heeft eerst gezegd: ‘Mij is de wereld gekruisigd’. De wereld naar haar zondige begeerten, naar haar innerlijke strevingen zelf het leven te bouwen en de toekomst zich te veroveren is hem geëxcommuniceerd op Golgotha. Daar heeft God gezegd: “Uit haar worde geen vrucht meer in de eeuwigheid”. Daarom zoekt de apostel ook niet meer de roem van de wereld. Dat heeft hij een keer gedaan als Farizeeër. Maar dat is nu voorbij. Hij zoekt nu de wereld als wereld van God om in die wereld in Christus’ krachten te leven uit een waar geloof, naar de wet van God, Hem ter eer. Want dat is de wereld, die God op Golgotha voor eeuwig heeft aangenomen toen Hij Christus kroonde met eer en heerlijkheid, en Hem deed zitten aan Zijn rechterhand. En hij roemt nu in het kruis van Christus, want door Christus’ kruis is die nieuwe wereld van Gods herschepping er gekomen.

De wereld is hem gekruisigd. Maar er is ook een andere kant. Hij is de wereld gekruisigd. God heeft op Golgotha de wereld geoordeeld, haar verstoten, haar geëxcommuniceerd. Maar de wereld heeft op Golgotha Christus verworpen, uitgestoten, prijsgegeven. En toen zij Christus uitwierp, en uit haar midden voor eeuwig excommuniceerde, heeft zij ook de Zijnen verworpen en verstoten.

De apostel zegt dus: ‘Op Golgotha is mij gebleken, wat ik van de wereld te verwachten heb. Zij heeft mij reeds gekruisigd. Op die dag ben ik al geëxcommuniceerde geworden. Op Goede Vrijdag heeft zij haar oordeel over mij al geveld. Ik behoef niet meer te raden, wat ik van de wereld te verwachten heb. Ik moet ook niet denken, dat het met haar vijandschap nog wel wat mee valt. Ik mag mij daaromtrent geen illusies maken. Ik heb haar doemvonnis reeds ontvangen. Op Golgotha heeft God gezegd tot deze wereld: er uit! Maar op diezelfde dag heeft zij ook tot mij gezegd: er uit! De wereld is mij gekruisigd. Zij is mij reeds een verdoemde wereld. Maar ook: ik ben de wereld gekruisigd. Ik ben reeds haar geëxcommuniceerde. De littekenen van de Heere Jezus, die Paulus in zijn lichaam draagt, worden verklaard uit wat op Golgotha gebeurd is. Zij bewijzen nu de excommunicatie door deze wereld.

Ik, zegt de apostel, die uit een waar geloof, naar de wet Gods, Hem ter eer wil leven. Ik, die in deze wereld door de kracht van Christus’ opstanding weer de wet zoek om naar de stijl van de wet het leven te bouwen. Ik, die weer geheel vanuit het hart begeer God te dienen. Ik ben de wereld gekruisigd. Dat begeren, dat streven van mij als nieuwe mens, herschapen naar het evenbeeld van Christus, dat streven en zoeken heeft deze wereld al geoordeeld. Zij heeft er mij al om geëxcommuniceerd. Zo begeert zij mij niet. Zo mag zij mij niet zien.

De Joden zijn er mee begonnen met deze excommunicatie. Immers het kruis van Christus ontnam hun alle zelfroem. Want het predikte dat ook de Jood niets is voor God, maar dat ook hij alleen leven kan van Gods genade, die hem weer bekwaamt om voor God te leven. Wat, zal de Jood niets zijn in deze wereld – weg met die Paulus! En deze excommunicatie gaat verder, omdat deze wereld haar roem wil behouden zelf het leven te kunnen bouwen en te kunnen veroveren. En deze excommunicatie wordt consequenter naarmate haar begeerte consequenter wordt om het leven te veroveren. En wie denkt: het val nog wel mee, die heeft Golgotha niet verstaan.

Zullen wij dan de roem in het kruis van Christus maar staken? Dan zal de wereld ons niet excommuniceren! Maar het zij verre van mij, dat ik roemen zou anders dan in het kruis van Christus. En de littekens dan, die zo’n pijn doen, en de slagen en de gevangenissen? Wel, die zijn nu onze roem bij God! Als de wereld mij excommuniceert om Christus’ wil, dan ben ik op de goede weg. De excommunicatie door deze wereld bewijst nu mijn communicatie met God en Zijnen Christus. De litteken van de Heere Jezus profeteren nu van mijn kroon met Christus. Want God heeft deze Christus aangenomen. God heeft Hem getuigenis gegeven, dat Hij aan God behaagde. God heeft Hem met eer en heerlijkheid gekroond! En als het eigendom van mijn Heere Jezus heeft God ook mij aangenomen, en ook mij beloofd de heerlijke communicatie aan de bruiloft van het Lam. En aallen door het geloof in Christus mijn Heer kan ik de excommunicatie van deze wereld verdragen. En al zou nu de ganse wereld tegen mij opstaan, ik zou nog roemen in het kruis van Christus! Al zou men mij binden en door het vuur doen gaan, ik zou nog roemen in het kruis van Christus!

De wereld zegt tot Christus: ‘er uit!’
God dondert deze wereld tegen: ‘er uit!’
Wie zal mij nu excommuniceren?
De wereld? God zegt dat zulks betekent de kroon met Christus.
God? Hij zegt, dat dat betekent de buitenste duisternis.

In het kruis zal ‘k eeuwig roemen,
En geen wet zal mij verdoemen;
Christus droeg de vloek voor mij!
Christus is voor mij gestorven,
Heeft genâ voor mij verworven!
‘k Ben van dood en zonde vrij!

 

[1] Overgenomen en licht gemoderniseerd uit: E.Th. van den Born, Van Souvereine Liefde (Goes: Oosterbaan & Le Cointre, z.j.).

image_pdfimage_print