De verberging een rijk geschenk

Onderstaande Schriftoverdenking is van de hand van ds. E. Th. van den Born (1900-1982).[1]


En toen de zeven donderslagen hun stemmen hadden laten horen, stond ik op het punt ze op te schrijven. Maar ik hoorde een stem uit de hemel tegen mij zeggen: Verzegel wat de zeven donderslagen gesproken hebben en schrijf dat niet op.~ Openb. 10:4

Johannes op Patmos, de zoon van de donder, heeft de zeven donderslagen gehoord, die gesproken hebben van Gods gerichtshandelingen op de aarde in de loop van de wereldgeschiedenis. Als Johannes dit gehoord heeft dan weet hij alle dingen, dan heeft hij gezien op welke wijze God tot zijn triomf komt over zonde en dood en Satan, dan kent hij het majestueuze systeem van de werken van God, waarnaar de Heere bezig is Zichzelf het danklied van alle verlosten voor te bereiden, een danklied op Zijn wegen, op Zijn gangen, zo vol eer. Het gordijn is nu voor hem weggeschoven en Johannes kent, evenals zijn Meester in de hemel, de wegen van de goddelijke gerechtigheid in al het wereldgebeuren. Want deze zeven donderslagen leren ons in visionaire taal, dat er bij God een systeem van werken is, waarnaar Hij de wereld van Zijn eeuwig welbehagen opbouwt in al het wereldgebeuren en Zijn Naam heerlijk maakt in heel de wereldgeschiedenis. En tegelijk leren zij ons, dat de mens dit systeem niet kent, dat hij er achteraf iets van ziet en misschien iets van verstaat, maar dat hem de schoonheid en de volmaaktheid ervan volkomen ontgaat. Het systeem is op de aarde niet. De afgrond zegt: ‘Het is bij mij niet’. De zee zegt: ‘Het is in mij niet’. Het is verborgen voor de ogen van alle levenden.

Waarom worden ons de stemmen van de zeven donderslagen verborgen? Waarom mag Johannes ons hun geheim niet meedelen? Wel, deze verberging van het goddelijk systeem is een rijk geschenk van de Vader van alle barmhartigheid. Immers, stel U voor, dat wij het kenden, evenals Johannes op Patmos het heeft moeten kennen, het zou ons verbijsteren. Het zou ons verpletteren. Het zou ons oud maken en ten grave doen dalen. Het zou ons niet verblijden alles te weten, de détails te kennen. Dat kunnen wij nog niet aan. Dat is voor ons nog te groot, te geweldig, het systeem van Gods gerichtshandelingen. Wij leven nog bij de dag. En de Heiland zei: ‘Elke dag heeft genoeg aan zijn eigen kwaad’. Het moet ons genoeg zijn te weten, dat de Heere het systeem kent, en naar dit systeem werkt. Wij moeten ons verblijden in dit systeem te zijn opgenomen. Zo moeten wij door het geloof leven, dat de Heere in al het wereldgebeuren, in alles wat er geschiedt, werkt aan de glorie van Zijn volk, en aan het danklied, waarmee wij Hem straks zullen prijzen voor al Zijn wegen, zullen roemen voor dat grote, machtige werk, dat Hij heeft getriomfeerd in Zijn oordelen, en ons door alle verschrikkingen heen toebereid heeft voor eeuwige zaligheid.

Daarom zullen wij ook geen berekeningen maken. Ook niet zeggen: ‘Dit is het einde’. Nu wij het systeem niet kennen zullen wij ook de grenzen eerbiedigen, die de Heere voor ons weten gesteld heeft. Nu zullen wij ook niet vragen: ‘Wordt dit jaar misschien mijn sterfjaar?’ Ook niet: ‘Breekt dit jaar een wereldoorlog uit?’ Ook niet: ‘Komt nu misschien de Antichrist?’ Wij weten niet wat komen kan. De geschiedenis is niet onze rekensom, maar het wonderwerk van de Heere. Nee, wij zullen bij de dag leven. Elke dag opnieuw vragen naar Zijn goede en welbehagelijke wil. Wij zullen de dag plukken door te werken uit een waar geloof, naar de wet van God, tot eer van Hem. Wij zullen niet wandelen in de dingen, die ons te hoog en te wonderlijk zijn. Zijn Woord is ons genoeg, en Zijn Raad zal bestaan. En straks zullen wij er achter staan, achter het goddelijk systeem van de zeven donderslagen. Dàn zullen wij het ook aan kunnen, en het kunnen prijzen in zijn alpha en omega. Dan zien wij de grote lijnen en de fijne détails. Dan ontdekken wij de veelkleurige wijsheid van God en zingen wij in God verblijd, aan Hem gewijd, van ’s Heeren wegen: ‘Groot en wonderbaarlijk zijn Uw werken, Heere, almachtige God; rechtvaardig en waarachtig zijn Uw wegen, Koning van de heiligen!’

Iemand schreef nog niet zo lang geleden met het oog op deze verwarde en ondoorzichtige tijd: ‘Wij weten niet, wat God wil. God verbergt Zich voor ons.Dat is niet evangelisch gedacht. God heeft Zich niet voor ons verborgen. Hij heeft ons Zijn aangezicht getoond in Jezus Christus, Zijn aangezicht in gunst tot ons gewend. Maar Hij heeft ons Zijn systeem verborgen. Dat mocht Hij doen als de soevereine God. En dat deed Hij, omdat Hij zeer barmhartig is. En terwijl Hij Zijn Raad voor ons verborgen heeft, maakt Hij Zijn goedertierenheid elke dag nieuw. Zo geeft Hij ons de kracht om bij de dag te leven. En Hij schenkt ons de belofte straks alle dagen te zullen zien in het licht van Zijn gunst in Jezus Christus.

Zo is de verberging van de zeven donderslagen een rijk geschenk.

 

[1] Overgenomen en licht gemoderniseerd uit: E.Th. van den Born, Van Souvereine Liefde (Goes: Oosterbaan & Le Cointre, z.j.).

image_pdfimage_print