De twist om de kerkmuur (4, slot)
In deze aflevering besluiten we de artikelenserie van ds. Trimp over “De twist om de kerkmuur”.
- Wat kiezen wij nu: De gekalkte wand der mensen, óf de vurige muur des Heren?
Jullie, jeugd van de Kerk van Christus, jullie moet in deze en de komende tijd verwerken het daverend gerucht van de vrijwel-almachtige valse profetie der interkerkelijkheid, die te roepen staat ook tegen de muren van jullie Kerk.
Weet dan nu, waarom het gaat, en weest gewaarschuwd voor de interkerkelijkheid, waar die zich ook maar openbaart!
De Here heeft in Nederland de geschiedenis zó geleid, dat in een tijd als de onze, krachtens Zijn genade, toch ook nog geroemd wordt in de muren van Sion, naar de Schriften.
Tegen al het rumoerig roepen der murenbrekers in heeft de Here óns willen verwaardigen om te zijn Zijn Kerk, die verblijd is in het herstel der hoge muur, die destijds geschonden dreigde te worden en scheef ging zakken, vanwege valse leer en ontrouw aan de belijdenis.
De Here God heeft onze kerkmuur in 1944 weer rechtgetrokken, naar Zijn paslood, en ons willen beschermen tegen afdwaling door het geschenk van gereformeerde prediking, naar gereformeerde belijdenis.
Dat mógen wij zo zeggen; de vrijmaking is inderdaad een oorzaak van roem voor ons!
Ik weet wel, dat de ‘omgeving’ deze roemende houding van ons onuitstaanbaar vindt, en een blijk van geestelijke hoogmoed, bekrompenheid, verabsolutering van de belijdenis en van de vrijmaking. Ja, wij maken onszelf gehaat in deze tijd, vanwege onze roem in de door mensen afgekeurde kerkmuren, die wij – eigenwijze mensen! – maar niet slopen willen, omdat we ons daarachter veilig weten als gereformeerde gelovigen!
Maar toch zúllen we roemen, roemen in de muur der Kerk! Want al zeggen de mensen, dat zulks ons niet past, de Schrift leert het ons toch anders verstaan.
Nietwaar, Paulus waarschuwt ons inderdaad talloze malen voor de roem, die niet is de roem in Gód! Wie roemt in de Kerk, en haar vrijmaking, omdat hij of zij trots is op een vrijgemaakte professor, of een vrijgemaakte dominee, of op zichzelf – die man of vrouw is roemende onwijs geworden (2 Kor. 12:11). Want hij kent de genáde Gods blijkbaar niet, de genade Gods, die alle roem buiten sluit (Rom. 2:17, 3:27; Ef. 2:9).
Maar zal er dan geen roemende taal meer gehoord worden op de straten van Sion?
Och, natuurlijk wel: wie roemt, roeme in de Here, zegt ons de Schrift (1 Kor. 1:31; 2 Kor. 10:17).
En als jullie Gód gezien hebt in de vrijmaking der Kerk, en sindsdien de schoonheid van de kerk en haar muren ontdekt hebt – want die was jarenlang onder het stof: denk maar aan de pluriformiteitsleer – dan mogen jullie het roemen zelfs niet láten! Een Sion, waarbinnen niet geroemd wordt, is niet het Sion des Heren, naar Psalm 48.
Want Paulus, die de roem der Joden – zijn eigen oude zonde – ten uiterste heeft bestreden, omdat dáár was het roemen in zichzelf, blijft daartegenover toch ook zijn roem stellen. Hij heeft het inderdaad gezegd: Bij mij is de ware dienst des Heren; ik verkondig de waarheid Gods; hier vergadert God Zijn Kerk:
Lees b.v. maar eens Phil. 3:3: Want wij zijn de besnijdenis, die door den Geest Gods Hem dienen, die in Christus Jezus roemen en niet op vlees vertrouwen.
Dat heeft ons vandaag veel te zeggen. Er is valse roem, in zelfverheffing, mogelijk, en ieder beproeve zichzelf. Maar alle roem is nog geen valse roem: Er is ook het roemen in God en Diens wondere wegen en – werken van genade. En Sion zal zich die roem toch nimmer mogen laten roven, ook niet uit vrees voor dwaze zelfverheffing!
En daarom: Roemen jullie maar in de vrijmaking der Kerk, en het herstel van de gereformeerde Kerkmuur!
Want als daar iemand zegt:”Wij zijn de ware Kerk, bij óns moet je wezen, want hier is bewaard het apostolisch fundament” en hij zegt dat, omdat hij Gód gezien heeft in de vrijmaking, en God daarvoor heeft gedankt, en nog elke dag worstelt, in gebed, om bewaring daarvan: dan is die roem goed, en Gode tot heerlijkheid.
Wie eerst gebogen heeft om te danken kan zonder zelfverheffing opstaan om te roemen en de grote daden Gods uit te roepen in de wereld.
In die roem op Sions muur, rondom óns opgericht, prediken wij niet onszelf als de voortreffelijkste aller mensen, maar eren wij, kleine, lastige en zondige mensen de grote kracht van onze God, die zélfs ons met zo grote gunst wou begenadigen!
En als dat door jullie verstaan wordt, en jullie zo leert roemen in de muur van Sion, haar roem en sterkte, zullen jullie vervolgens weten te ontkomen aan de zuiging van de afbraakprofetie der interkerkelijkheidprofeten.
Want jullie zult dan ook graag en blijmoedig aanvaarden de afzondering, waarin de muur jullie brengt in déze tijd!
’k Weet, dat de lokkende roep tot ‘interkerkelijkheid’ op allerlei wijze ook naar jullie uitgaat; en het lijkt alles zo heerlijk-breed, zo feestelijk-ruim, zo onbekrompen-liefdevol. Maar vergeet het nu nimmer: In die roep tot interkerkelijkheid tracht válse profetie jullie te grijpen, probeert de duivel jullie af te trekken en te ontnemen het rechte gezicht op het Nieuw-Jeruzalem, met zijn grote, hoge muur. In deze tijd is er een groot twistgeding gaande, waarin ook jullie partij moeten kiezen en de duivel jullie tracht te winnen voor de verkeerde kant: het twistgeding, neen, niet tussen de vrijgemaakten en de ‘anderen’ allereerst, maar het twistgeding tussen God en mensen over de muur van Sion. Men wil God bestek wijzigen, en de Kerk anders bouwen dan Hij voorschreef en ook Zelf bouwt, door de Heilige Geest.
En omdat dit twistgeding gaande is in onze tijd, daarom is een interkerkelijke dienst niet zo onschuldig als ’t wel lijkt in de aankondiging; door middel van zangdiensten, jeugddiensten en jeugdsamenkomsten, gemeenschappelijk zendingswerk en evangelisatiearbeid en nog zo heel veel meer poogt men systematisch de ogen te sluiten voor de daden des Heren, in onze jaren, en het hart te sluiten voor Gods eisen inzake kerkvergadering en kerkopbouw.
Doet daarom nimmer mee aan zulke schoonschijnende acties! Want jullie komen in de greep van een betoverend systeem, dat doelbewust jullie zal aftrekken van de belijdenis der Kerk, en de Bouwheer van Sion.
Men spreekt immers onbeschaamd en onomwonden van een nieuwe, gemeenschappelijke, strategie die er zal moeten komen b.v. in het Zendingswerk, waarin de oecumenische en interkerkelijke actie reeds tot een gewoonte is geworden ( lees maar na bij Drs. v.d.Waal), en van waaruit ook allerlei anderen interkerkelijkheid wordt gevoed en gestimuleerd.
Er moet daartoe – zo zegt men – herverkaveling komen; dus: alle oude grenspalen moeten verzet, de ganse kerkgrond, die overal is, moet opnieuw verdeeld worden onder belanghebbenden, opdat op die manier een radicale verandering in het kerkelijk samenleven worde aangebracht, en wij niet langer meer onze eigen zaakjes bevorderen, doch de ‘wereldkerk’ met elkaar gaan dienen.[1]
Werkelijk: het is een systematische actie, die ook ons zal trachten te verleiden, door allerlei ‘interkerkelijke’ wiegeliedjes ons te doen horen.
Ziet daarom het vergif van dit woord en deze zaak: het passeren en negeren van de van Godswege gebouwde en tot nog toe zo genadig bewaarde muren van Sion.
Want de Here wil, dat door ons de kerkmuren zullen worden geëerd, als muren van edelsteen, hoog en groot.
Wonderlijk is dat toch, dat Hij juist in déze tijd ons daarover zo veel stof tot roemen heeft gegeven!
Laat ons dan achter die muren zoeken onze veiligheid en blijdschap en ons verheugen in getrouwe profetie, die de bressen dichten wil.
Worden we dan niet erg éénzijdig en bekrompen en wordt ‘t onder ons, klein groepje, dan niet erg benauwd? – zo hoor ik iemand vragen.
Neen! Als wij Sions heerlijkheid maar zien, dan wordt het niet benauwd. Hetzelfde Openbaring 21 zegt ons, (vers 12) dat de muur der Kerk twaalf welbewaakte poorten heeft, en Prof. Greijdanus zegt daarvan in de Korte Verklaring:”Van alle kanten is er ruime, overvloedige gelegenheid tot in- en uit-gaan. Men is in deze stad niet als opgesloten in ene vesting.
Er is volle vrijheid, waren, heilige vrijheid. Zonder benauwing of druk kan men zich bewegen, waarheen men wil. Het is hier echter vooral te doen om de gedachte van binnenkomen in deze stad”. En dan wijst Prof. Greijdanus op het Zendingswerk, de internationale verlossing des Heren. Zó worden wij dus als Kerk bewaard voor de bekrompenheid: Zorgen dat de poort blijft openstaan, en velen toegebracht worden door ons woord en onze wandel!
Denk niet, dat wij onze Kerkvreugde ergens anders zullen vinden dan binnen de muren van de Kerkstad zélf; lonk dus niet naar de overkant, en wees daarop ook maar niet jaloers, ook al kunnen jullie misschien niet zo goed meedoen in het ‘gesprek’ en zijn jullie altijd weer de spelbreeksters temidden van de triomfantelijke interkerkelijkheidsvrolijkheid onzer dagen.
Gaan jullie op de vereniging ‘Sion’ maar rond aan alle zijden, en verheug je in de belijdenisgeschriften. Telt al die vestingwerken maar, die de Heilige Geest, door middel van onze Vaderen, ons heeft geschonken, telt ze concreet, met het oog op de tegenwoordige vijanden van de Kerk, en eert ze, omdat ook jullie daardoor beschermd worden tegen verwoestende valse profetie. Juist ‘de dochters van Juda’ moeten die roem van Sions muren leren, zegt Psalm 48:12-14 uitdrukkelijk. Dat is de rooster, die God aan alle jeugdverenigingen geeft, opdat Hij ook in de toekomst in Nederland de roem over Zijn Sion nog horen zou.
Dan werken jullie wellicht in een klein groepje, en in ‘t midden van een onaanzienlijk kerkje, en met een toekomst van isolement voor ogen. Want de muurbrekers hebben langzamerhand vrij spel en de interkerkelijkheidsprofeten zullen al triomfantelijker worden, en dan worden wij met elkaar in het hoekje van de bekrompenen gezet.
Maar laat ons dat toch niet ontmoedigen: De bouwwerken van Sion – ónze roem – zullen toch sterker blijken dan die der ménsen.
Hoe groot en hoog de vals -oecumenische tempel ook worden zal, hoe hel hij blinken zal in de ogen der mensen: het is en blijft vermetel ménsen-werk, een lemen wand, met loze kalk bepleisterd, zoals hetzelfde Ezechiël 13 ons zegt, als het ons ná de afbraak ook de bouw van de valse profeten toont (vers 10 v.v.)[2].
Straks is de dag des Heren daar; dan komen de harde windstoten en de grote plasregens des Heren – want het is dán: oordeelsdag. Alsdan zal de ‘oecumenische’ ‘kalk’ blijken slechts ‘loze kalk’ geweest te zijn, en de ‘oecumenische’ ‘wand’ zal de storm van ‘s Heren toorn niet kunnen verduren.
Alleen de vestingwerken van Sion, die eeuwige Stad Gods, blijven staan, stuk voor stuk, hóóg op haar eeuwige muur!
[1] Er bestaat in Nederland een interkerkelijk zendingstijdschrift ‘De Heerbaan’, waarin Dr.J.C. Hoekendijk in Augustus 1949 een breed en ontdekkend artikel schreef onder de titel: Deelgenoten in Verantwoordelijkheid. Daaraan ontleenden wij in het bovenstaande enkele termen. Zie over deze Dr. Hoekendijk (thans professor te Utrecht) Drs.v.d.Waal, in zijn reeds meermalen aangehaalde boek, en voorts in de Reformatie van 29 Augustus 1953 en Ds. G.Janssen in de Reformatie van 3 October 1953.
[2] Vgl. De titel en inhoud (m.n. Hoofdstuk 1) van Prof. Schilders strijdschrift: ‘Loose Kalk”. Een kostelijk document van staan-in-de-bres ter bescherming van Gods volk.