In deze aflevering vervolgen we de artikelenserie van ds. Trimp over “De twist om de kerkmuur”.
- Sions muur “interkerkelijk” ondergraven.
Want wat zegt vrijwel iedereen in onze jaren? Toch immers niet anders dan dat álle kerkmuren slechts noodbouwsels van mensen zijn, in plaats van edelstenen des Heren!
En dat het dus hoog tijd wordt, dat wij, eerst nog in “inter-kerkelijk”, maar daarna in “oecumenisch” verband bijeenkomen, om aldus te zijn: ‘s Heren ene “wereld-kerk”!
En omdat deze machtige drijving niet toekomen kan, en ook principieel niet toekomen wil aan de in de Schrift voorgeschreven roem op de kerkmuur, ja zelfs ons allen leert twisten tegen de Bouwheer en Kunstenaar van de hoge Muur van Openb. 21, daarom zullen we hier moeten spreken van ‘de valse profetie der interkerkelijkheidsprofeten’.
Valse profetie is immers altijd de voortdurende twist met God, een wederstreven van Zijn geopenbaarde Wil, een niet willen eren, van wat Hij zo uitdrukkelijk ons heeft geopendbaard met bevel van prediking en geloof!
Want wat is het geval?
Men zag in de voobijgegane jaren een veelheid van kerken rondom zich, allerlei groepen christenen, die zich -elk voor zich – veilig hadden verschanst in hun respectieve genootschappen, geen onrust meer gevoelden over de afzondering, en hun eigen standje, als ‘t moest, zó heftig verdedigden, dat hun eenmaal opgerichte vesting wel voor altoos onneembaar scheen. Zo hoog en breed waren aller muren geworden!
En van al dit gedoe is toen gezegd – en terecht! – dat zulks de Here Christus niet behagen kán; dat dit niet mócht geschieden met de Kerk van God.
Maar wat doet men nu? Men vraagt niet: Hoe is dat mogelijk, dat er zóveel muren zijn opgericht, zoveel verschansingen zijn gebouwd?
Men zegt evenmin: Op welke fundamenten staan die muren eigenlijk, op wat voor gronden wordt hier en ginds gebouwd, wie is de bouwheer van dit alles?
Die vragen laat men liggen, terwijl dit juist de waarheidsvragen zijn, in welker beantwoording beslist moet worden of de muren, die men ziet, gebouwd zijn naar ‘s Heren Wil en bestek – en dus bewaard moeten blijven – óf naar ménsen-willekeur.
Maar neen, zo zegt men, op zúlke vragen kunnen we niet ingaan! Mede ten gevolge van de enorme invloed van Karl Barth’s denkbeelden verklaart men zichzelf onbevoegd het gehalte en het fundament der muren te onderzoeken op hun apostolisch karakter, d.i. de belijdenisgeschriften der kerken op hun inhoud te beproeven.
Het is niet uit te maken hier op aarde – zo horen wij ons verzekeren – wáár God bouwt en waar ménsen knutselen. Tenslotte zijn we allemaal mislukte muurtjesbouwers bij de Here en nergens op de wereld wordt kaarsrecht gebouwd op het door de apostelen gelegde fundament: Góds Sionsbouw is door ons toch niet te ontdekken.
En dus: het herstel van de gebroken kerkelijke verhoudingen zal geheel anders moeten plaats vinden: Het ‘belijden’ [1]van de een is altijd anders dan van de ander: Maar dat mag nimmer aanleiding zijn tot aparte murenbouw; integendeel, wij beperkte, zondige, mensen moeten leren dat ieder tenslotte maar een deeltje van de ongrijpbare Waarheid Gods gegrepen heeft in zijn eigen belijden. En daarom moeten we met onze verschillen niet uit elkaar, maar juist naar elkaar toe! Alles moet bij elkaar gebracht, en versmolten worden en zó zal kunnen ontstaan de ene belijdende volkskerk, ja sterker nog: de ene grote wereldkerk, die de vermoeide mensheid opvangen en verzorgen kan.
Wég dus met de vragen: WAT belijdt Gij, HOE is precies Uw léér-formulier, is Uw muur wel kaarsrecht, en Uw fundament gelegd door Christus en Diens heilige apostelen?! Wég met al die hoogmoedige vragen: Want ALLE muren zijn verkeerd, belijdenissen zijn er niet om als muren af te schutten en tegenstelingen te bestendigen; belijdenissen zijn slechts goed, als men in de open ‘ruimte’ der Kerk elkaar ontmoeten wil, en eigen belijdenis in het grote oecumenische ‘gesprek’ durft beschikbaar stellen voor en prijs te geven aan het grote proces der oecumenische versmelting. De grenzen moeten juist vervloeien gaan, wie praat er dan nog over ‘muren’?
We komen thans te leven in een ‘dynamische’ tijd, waarin alles zich beweegt: en muren zijn slechts starre bouwsels, waarmee tenslotte niets te beginnen is[2].
En déze valse profetie, die oppermachtig haar stem verheft, leert in onze dagen aan de mensen het klagen, het schelden, het twisten over kerkmuren en het roemen in interkerkelijkheid.
Maar hoe luide dit alles ook wordt toegejuicht, wij blijven volhouden dat deze interkerkelijkheidsprofetie opium is voor het volk[3]. Want men gaat er van uit, dat Góds werk aan Sion in deze wereld niet te vinden is; men vraagt niet naar de Here en Diens muren-bouw; het is alleen maar de domme mens – zo wil men ons doen geloven – en niet en allereerst de wijze God, die de muren der kerk heeft opgericht.
Dus zoekt men temidden van alle zondige verdeeldheden en menselijke bouwsels niet naar de zichtbaarwording van Openb. 21 in ons midden, en men bekommert zich niet eens meer om het apostolisch fundament!
De eigenlijke kwesties en de eerste vragen blijven liggen – hoe veel men overigens ook gezien heeft van de moeite der verdeeldheden; men mág niet meer vragen: welke muren zijn van Boven geconstrueerd, en welke zijn door eigenwillig mensen vernuft ontworpen? want hoe kan men nu ooit zó iets vragen – zo jammert men:
We zijn toch immers allen zondige mensen, en niemand heeft immers de volle waarheid in zijn bezit, en het Woord Gods is toch immers naar zijn gehalte ongrijpbaar ver?!
Stel daarom niet langer dwaze vragen naar het gehalte – zo luidt de oecumenische raad – maar ga verstaan dat alle bouwsels principieel gelijk zijn: álle muren zijn mensen muren; God heeft geen van deze gemaakt. Alle grond is even weinig en evenzeer: kerkgrond van de Here God!
Dit is het gebod voor heden: Open staan voor elkaar (Interkerkelijkheid) opdat daarná alle groepen zullen zijn vervallen (Wereldkerk).
Dat is de valse profetie, het oecumenisch refrein, dat elke dag van alle kant voor ons gezongen wordt. En daarin passeert men Gód, negeert men Hem, Die gezegd heeft, dat Hij is, van dag tot dag, Bouwheer en Kunstenaar, ook van Sions Muur.
Hier wordt de practijk der valse profetie naar de beschrijving van Ezechiël 13 voor ons zichtbaar: Immers, deze interkerkelijkheidsprofeten, wier profetie gevoed wordt uit ongeloofstheorieën als hierboven geschetst, hebben iets gezien van de droeve gevolgen van het kerkverval. Maar de oorzaken willen ze niet zien.
Wél weten zij, dat het niet blijven kan zoals ‘t nu is. Maar in plaats dat zij het afdwalend kerkvolk naar de fundamenten terugdrijven, en de goede belijdenis der Kerke Gods wederom doen verstaan, brengen zij alle verdoolden nog verder van huis, van het Huis des Heren, roepende: Terugkeer is niet nodig; er is niet één leer, die de volle waarheid verkondigt en U altoos binden kan. Geen terugkeer, maar juist voortgang is heden geboden: Stap heen over alle kerkmuren en kom tevoorschijn, achter beschuttende wallen vandaan!
En nu lezen wij dan Ezechiel 13[4]: Als de valse profeten in Israël, wel bemerkende het verval van Sion, weigeren het volk te roepen tot terugkeer naar Gods goede Woord, doch integendeel hun eigen geest nawandelen en in ‘s Heren Naam de idealen van hun afvallig verstand prediken, – dan zegt de Here (vs 3 vv.): Wee de dwaze profeten! Als vossen in de bouwvallen zijn Uw profeten, Israël! – Gij zijt niet op de bressen gaan staan en Gij hebt geen muur opgetrokken om het huis Israels, zodat het op de dag des Heren zou kunnen standhouden in de strijd.
De ware profetie drijft het kerkvolk des Heren altoos terug in de afzondering en de bescherming van Sion; die durft aanwijzen, waar de gebreken zijn van de kerk en haar leer, stelt zich juist daar op, waar de bressen zijn in de muur van Sion, opdat de Kerk verduren kan de scherpe keuring des Heren, op de grote Dag van ’s Heren beproeving. Zo is de ware profeet een muur voor het volk.
Maar de valse profetie doet het geheel anders; als de ware profetie het begin is van de herbouw, is de valse het begin en het einde, de oorzaak én de bezegeling van de afbraak van Sions muur: Zoals vossen in de bouwvallen ondergraven wat er nog over is van een geschonden muur, en dus totaal ontbloten het van bescherming verstoken volk des Heren [5] zó zijn deze profeten voor Israël geweest: Toen het verkeerd ging in Sion, en dientengevolge de vijand de muur kon schenden en de stad kon binnendringen, hebben zij die ineenstorting nog gróter gemaakt, met al hun gewroet.
En zó is het nu vandaag, meisjes! De válse profetie wroet overal, en zit overal tussen: Veel muren zijn reeds ingestort, veel kerkvolk is reeds ten prooi aan vreemde machten; ter plaatse, waar vroeger Gods Woord en de gereformeerde belijdenis beschermde en beschutte!
Want toen de moeiten kwamen in de kerk, en de muren barsten gingen vertonen, waren de profeten, die thans het hoogste oecumenische woord hebben, absent: zij beschermden niet, en hielpen niet de muur te helen. Maar nu hier en ginds de afbraak zich doorzet, nu wordt deze instorting bezegeld door de ondergravingsarbeid van déze interkerkelijkheidsprofetie aangaande de muur van Sion.
Onbeschaamd wordt de interkerkelijkheid gepredikt; je wordt als een zonderling beschouwd, als je niet meedoet! Dat is een veeg teken, een teken van de tijd: Om de muren van Sion bekommert men zich niet meer! De eerste vragen stelt men niet meer! Ziende het verval maakt men het nog groter, daar men middelen gebruikt, die erger zijn dan de kwaal. Aan het eerst-nodige komt men niet meer toe, want men is te druk bezet met oecumenische besogne.
Maar God zegt: Wee U, valse profeten! Gij zijt als vossen in de bouwvallen: Gij, die de doorbraak predikt in plaats van de bekering, de afbraak in plaats van het herstel!
[1] “belijden” is een lievelingswoord in deze kringen. Denk maar eens aan de Kerkorden van de Nederlands Hervormde Kerk. “Belijdenis” let te veel op de inhoud en is te star: “belijden” ziet meer op de actie, het beweeglijke en maakt de vraag naar de inhoud van het belijden secundair!
[2] Zie het prachtige hoofdstuk, dat Drs. C.v.d.Waal schreef: De geloofsbelijdenis van de derde Weg, in zijn rijke boek: Antithese of Synthese?, pag. 293-305.
[3] Lees eens na wat Prof. Schilder schreef hierover, b.v. in De Reformatie van 3 November 1951. Hij toont daar aan, dat men niet van ‘interkerkelijk’ spreken mag, als men niet bedoelt verschillende kerken binnen één verband; omdat men aldus in dit woord reeds de principiële gelijkwaardigheid der ‘kerken’ heeft geleerd, en dus de maatstaf der Confessie (art. 29 N.G.B.) bij voorbaat ongebruikt laat. Hij schrijft daar o.m. dit: ‘Zodat we maar zeggen willen, dat overal, waar onder ‘kerk’ binnen de kring van ‘kerken’, waartussen men laveren of werken wil, de éne keer iets heel anders verstaan worden moet, dan de andere keer, het woord ‘inter-kerkelijk’ opium is voor het volk, kwade profetie, afstomping der consciëntie, een spelen in de kaart van wie het woord misbruiken.”
[4] Zie over de tijd van Ezechiël ook na het boek van Drs.v.d.Waal, dat ik reeds noemde. Pag. 249-252.
[5] Vgl. Spreuken 29:18. Als er geen profietie is, wordt het volk ontbloot.