De stem van het bloed (2, slot)

Hieronder het tweede deel van een artikel wat eerder is geschreven door ds. Joh. Francke.

 


 

Jezus Christus heeft de stem van het bloed getoetst
Heeft Jezus Christus naar de stem van het bloed geluisterd? Hij heeft de stem van het bloed getoetst aan ’s Vaders woord! Ook voor Hem gold: Beproeft de geesten of zij uit God zijn (1 Johannes 4:7)! Beproeft ook de geest van moeder en broers en zusters! Dàt was de enig juiste, gelovige houding. Want de Christus sprak onmiddellijk dit kritische woord: “Wie zijn mijn moeder en broeders?” Het is de vraag naar de kenmerken van het kerklid; sterker, naar de karakteristiek van het ambt en de ambtsverrichting. Hij laat immers volgen, dat al wie de wil van God doet de moeder en broeder en zuster van Christus is. En het doen van Gods wil is voor de Zoon eerst: ambtswerk doen, de kerk institueren en vergaderen. Hij is hier de grote Ambtsdrager van de HEERE in de kerk. Mag Hij dan zijn ambtsdienst staken, het kerkfront verlaten en zich als particulier in een huisje terugtrekken? Moet Hij zich bij het gezin van zijn moeder voegen of moeten, omgekeerd, zijn moeder, broers en zusters zich bij Hem, het Kerkhoofd, voegen? Welke stem zullen wij in de kerk volgen, de stem van het bloed of de stem van God?

Getoetst aan de wil van God is het voor Jezus duidelijk: Hij gaat niet met z’n familie mee naar huis! In de kerk beslist de wil van God, niet een of andere bloedband. O zeker, in de kerk heb je geslachten en gezinnen. Christus ontkent het niet. Het verbond beweegt zich van Adam af langs de baan van het bloed in de kerkgeslachten. En dat heeft de HEERE voor Abraham duidelijk bevestigd (Genesis 17:7: “en uw nageslacht”) en door de mond van Petrus voor ons vastgemaakt (Handelingen 2:39: “en uw kinderen”). Maar dat is niet alles. Wie in de lijn van het geslacht en verbond in de kerk is, moet bij het opgroeien en verder altijd Gods wil doen. Dan pas kunnen en zullen in de kerk bloedverwantschap en Geestverwantschap samenvallen.

Jezus neemt hier geen afscheid van Zijn moeder en naaste familie. Niets daarvan. Maar Hij zegt wel: “Moeder Maria, wilt u echt mijn moeder zijn? Dan moet u vandaag in de kerkreformatie van Israël Gods wil doen! Broers en zusters, willen jullie echt mijn broers en zusters zijn? Dan moeten jullie in de kerkreformatie van Israël Gods wil doen!” De Heere Christus laat het duidelijk weten! Wij kunnen als familie samen in de kerk zijn, wanneer we samen Gods wil doen. Dan zijn we als familie vanwege het bloed de Familie van de Geest Gods, familia dei, Gods huisgezin.

 

Wat bindt ons samen in de kerk?
Wat bindt ons samen in de kerk? Wat houdt ons samen in de kerk? Lief zijn voor elkaar? Genegenheid voor elkaar? Eenstemmigheid in denkbeelden? Een teamgeest? Verbondenheid van het bloed? Verbondenheid door een blad? Niets van dat alles! Alleen het doen van Gods wil. En wanneer gaan wij uit elkaar in de kerk, op de kerkelijke vergaderingen en in de gereformeerde organisaties? Wanneer wij Gods wil niet meer doen. Dan is er geen houden aan. Want alleen het doen van Gods wil verenigt. Daarin is de eenheid van Gods kerk gegeven.

Er zijn er helaas te over die als kerkleden overal broeders en zusters vinden, in alle “kerken”, op allerlei conferenties, in veelsoortige organisaties. Ze voelen zich één met synodaal-gereformeerden, hervormden, baptisten enz. Ze lopen overal te “broederen” en te “zusteren”. Hoe kan dat? Ze maken de broederlijkheid van de gehoorzaamheid los. De maatstaf der broederlijkheid is niet meer het doen van Gods wil. En dan vind je inderdaad overal broeders, maar het zijn de “broertjes” van onszelf en niet de “broeders” van Christus Jezus. Laat ons dan maar eenvoudig in handen houden wat Jezus ons als maatstaf van de broederlijkheid aanwees: de gehoorzaamheid aan de wil van de Vader.

 

Rijke troost in gemeenschap
In deze gemeenschap van de gehoorzame kerk ligt een grote schat en een rijke vertroosting. Er zijn in de getrouwe kerk eenzamen, omdat ze hun naastbestaanden om de gehoorzaamheid aan Christus in Zijn kerkvergaderend werk moesten loslaten. Maar wie om Christus’ wil moeder of broers of zusters moest prijsgeven, ontvangt honderdmaal terug: in deze tijd broeders en zusters en moeders en in de toekomende eeuw het eeuwige leven (zie Marcus 10:30).

Zijn er dan werkelijk die Gods wil doen? Gelukkig wel! Jezus wees ze aan: “En rondziende over degenen die in een kring rondom Hem zaten, zei Hij: “Zie, Mijn moeder en Mijn broeders”, vers 34. Het is goed dat de Heere Jezus dit concreet zei. Waarom? Wel, omdat er altijd weer in de kerk zijn, die van de Familia Dei niets zien, in de kerk niet, op de kerkelijke vergaderingen niet, op de verenigingen niet. Ze hebben alleen maar kritiek en nog eens kritiek. Ze gaan liever om met mensen buiten de kerk. Maar de Heere Christus zei: “Ziehier Mijn echte familie, Mijn ware broeders en zusters, hier in de kerk!”

Een echt christelijk gezin is een rijkdom, elke dag een weelde. Maar Gods huisgezin (de kerk) gaat in geur en kleur en kracht daar ver boven uit. Zullen we dan niet de stem van Christus, de stem van de hemelse Vader volgen?

De schapen kennen de stem van de Goede Herder. Die stem herkennen wij in de kerk, in de ware prediking. Daar legt de stem van het bloed het tegen af.

image_pdfimage_print