De profetie van het Messiaanse rijk

Onderstaand het vijfde en laatste artikel van prof. Doekes met als titel “De profetie van het Messiaanse rijk”.

 


 

De profetie van het Oude Testament openbaart een geweldig perspektief van de grote en heerlijke toekomst, die met de komst van de Messias in vervulling zal gaan. Er zal geen oorlog meer zijn, en geen milieu-bederf of misoogst. De bergen zullen druipen van wijn, en de heuvels zullen overvloeien van melk. Er zal geen gevaar meer bestaan van wilde dieren. Heel de natuur wordt veranderd: het licht van de maan zal zijn als dat van de gloeiende zon, en de lichtglans van de zon wordt zevenmaal sterker; zelfs wordt hun licht overbodig, want de Here zal voor zijn volk een eeuwig licht zijn (Jes. 30:26, 60:19-20). Ziekte, rouw en geween bestaan straks niet meer. De Here zal de tranen van alle aangezichten afwissen en voor eeuwig de dood vernietigen.

 

De vervulling van deze profetieën wordt door de chiliasten verwacht in de periode van het duizendjarig rijk, na de eerste opstanding. Dan zal Christus als koning regeren over Israël als natie, in een rijk van ongekende vrede over heel de wereld. Hij zal heersen over zijn vijanden, totdat Hij ze alle aan zich onderworpen heeft. De laatste vijand is de dood. Wanneer ook die onttroond zal zijn, zal Christus het koningschap overdragen aan God de Vader.

Naast bepaalde gegevens uit het N.T., zoals Openb. 20:14, zijn het vooral de oudtestamentisch profetieën over het herstel en de toekomst van Israël. die in het chiliasme een dominerende plaats ontvangen. Hoe hebben wij al deze profetieën als Gods Woord te honoréren?

 

Het is vooral deze kwestie, die voortdurend aan de orde blijft in de oppositie van chiliasten tegen de kerk. Met name gaat het daarin om de vraag, die meestal in deze vorm gesteld wordt: moeten wij die profetieën ‘letterlijk’ of ‘geestelijk’ opvatten?

 

Het is de moeite waard, juist op dit punt kennis te nemen van het betoog dat gegeven is door een overtuigde tegenstander van het chiliasme. Wij bedoelen H. Bavinck, die in zijn Gereformeerde Dogmatiek een belangrijk gedeelte van het hoofdstuk over de wederkomst van Christus aan deze kwestie heeft gewijd.

 

Bavinck wijst op het eigensoortig karakter van de Messiaanse verwachting in het Oude Testament. Daarin wordt niet gesproken over een opneming der gelovigen aan het einde der tijden in de hemel der heerlijkheid. De zaligheid wordt niet in de hemel, maar op aarde verwacht. In verband daarmee kent de oudtestamentische profetie slechts één komst van de Messias en maakt geen onderscheid tussen zijn eerste komst in het vlees en zijn wederkomst ten oordeel: het is één komst, waarbij de Messias aan zijn volk de gerechtigheid en de zaligheid schenkt en het tot heerschappij brengt over alle volken der aarde, De profetie van het O.T. verwacht ook niet dat de Messias, na tijdelijk geregeerd te hebben, zijn koninkrijk aan God overdraagt. Zij houdt de toekomst in het Messiaanse rijk niet voor een tussentoestand, maar beschouwt die als de eindtoestand, en laat het gericht over de vijanden, het afslaan van de laatste aanval, de verandering der natuur en de opstanding uit de doden aan de stichting en bevestiging van dit rijk voorafgaan. Samenvattend zegt Bavinck: “het Oude Testament is beslist niet chiliastisch, het teekent in het Messiasrijk het voltooide Godsrijk, dat zonder einde is en eeuwig duurt, Dan. 2:44, en dat door gericht, opstanding en wereldvernieuwing voorafgegaan wordt”.

 

Het chiliasme, dat zich bij voorkeur beroept op de profetie van het O.T., kan volgens Bavinck reeds voor deze profetie niet bestaan. Het verdubbelt de wederkomst van Christus en de opstanding der doden zonder dat het O.T. daar iets van weet. Het is willekeurig bezig met de verklaring van het O.T., want de profeten verkondigen allen niet alleen de bekering van Israël en de volken, maar ook de herbouw van Jeruzalem, het herstel van de tempel, de priesterschap en de offerdienst enz. “Het is een beeld der toekomst, dat de profetie ons teekent. En dit beeld is of letterlijk te nemen, gelijk het zich geeft, maar dan breekt men met het Christendom, en valt in het Jodendom terug; of er is van dit beeld eene gansch andere verklaring te geven, dan het Chiliasme beproeft. Zulk eene verklaring wordt door de Schrift zelve aan de hand gedaan en moet door ons aan haar worden ontleend”.

 

Van groot belang is het betoog van Bavinck, waarin hij tegenover het chiliasme wijst op de bedoeling en de juiste interpretatie van de oudtestamentische profetie, en de vervulling daarvan in het N.T. Reeds onder het O.T. openbaart de Here door zijn profeten, hoe Hij door de offerdienst en andere ceremoniën van het Oude Verbond aanschouwelijk onderwijs aan zijn volk heeft willen geven. De ware besnijdenis bestaat in het besnijden van het hart, Deut. 10:16, 30:6, Jer. 4:4. Gods offeranden zijn een verbroken hart en een verslagen geest, Ps. 51:19 enz. Het ware vasten bestaat in het losmaken van de boeien der goddeloosheid, Jes. 58:6. De profeten spreken van een toekomst waarin de Here een nieuw verbond met zijn volk zal oprichten, zijn wet in hun hart zal schrijven en over hen allen zijn Geest zal uitstorten, Jer. 31:32 enz. Deze toekomst wordt getekend in beelden, waarin Sion en Jeruzalem, tempel en altaar, offers en priesterschap een grote plaats blijven innemen. Maar (zegt Bavinck terecht) de eredienst van het O.T. is door God ingesteld, opdat wij “in door Hemzelf ons gegeven, juiste beelden van de hemelsche dingen naar waarheid zouden kunnen spreken”. Het Nieuwe Testament neemt daarom ook dit spraakgebruik over: in het toekomstige Godsrijk wordt gesproken over Sion en Jeruzalem, tempel en altaar, profeten en priesters. Men vergete niet (volgens Bavinck) “dat alle profetie poëzie is, die naar haar eigen natuur verklaard moet worden”. Daarmee wil Bavinck volstrekt niet de vroeger heersende exegese goedkeuren, waarin allerlei bijzonderheden uit de profetie ‘vergeestelijkt’ werden. Maar het Nieuwe Testament is ons gegeven als de geestelijke en dus als de volkomen en waarachtige vervulling van het Oude Testament. “De eigenaardigheid van de oude bedoeling was juist, dat het verbond der genade onder aanschouwelijke beelden voorgesteld en in nationale, zinnelijke vormen ingekleed werd. Zonde werd gesymboliseerd in de levietische onreinheid. Verzoening kwam tot stand door de offerande van een geslacht dier. Reiniging werd afgeschaduwd in lichamelijke wasschingen. Gemeenschap met God was gebonden aan het opgaan naar Jeruzalem …. enz. Al het geestelijke, hemelsche en eeuwige werd overeenkomstig de vatbaarheid van Israël, dat als kind onder de tucht der wet was gesteld, in aardsche schaduwen gehuld”.

 

Het O.T. was slechts een schaduw van hetgeen komen moest, terwijl de werkelijkheid van Christus is, Col. 2:17. De eredienst der priesters vond plaats bij een schaduw en afbeelding van het hemelse, Hebr. 8:5. ‚ “De schaduw is het lichaam niet, maar wijst toch heen naar het lichaam, het wezen, de kern, de eigenlijke inhoud” van het O.T. Het Oude Testament is niet afgeschaft, maar is in de nieuwe bedeling tot zijn vervulling gekomen en komt daarin nog altijd door tot vervulling, tot op de parousie van Christus toe. Hij is de ware besnijdenis, het ware Pascha, het ware offer; en zijn kerk is het ware zaad van Abraham, Rom. 9:24-26, Gal. 3:29, de ware tempel van de levende God, 2 Kor. 6:16, 1 Kor. 3:16, Ef. 2:22, enz., het ware Sion en Jeruzalem, Gal. 4:26, Hebr. 12:22, Openb. 3:12. Openb. 21:2v., en haar geestelijk offer is de ware godsdienst, Joh. 4:24, Rom. 12:1, Fil. 3 :3 (wij zijn de besnijdenis).

 

Op grond van dit alles concludeert Bavinck: “Geheel verkeerd is dus de beschouwing van het Chiliasme, volgens welke het N. Test. met de gemeente uit de Heidenen een intermezzo is, een zijweg, die door God is ingeslagen, omdat Israël zijn Messias verwierp, zoodat de eigenlijke voortzetting en vervulling des Ouden Testaments eerst bij de tweede komst van Christus een aanvang zou nemen. Veeleer is het omgekeerde maar (wij cursiveren, L.D.). Niet het Nieuwe, maar het Oude Testament is een tusschenbedrijf”. Wie van Christus zijn, zijn naar de belofte erfgenamen, Gal. 3:29. De belofte aan Adam en Noach had vanaf haar eerste begin een universalistische strekking, en zij heeft deze in Christus ten volle voor alle natiën geopenbaard. Nu zijn de gelovigen uit de heidenen mede-erfgenamen met die uit de Joden, medeburgers der heiligen en huisgenoten Gods, gebouwd op hetzelfde fundament van apostelen en profeten, Ef. 2:11v. “Het Nieuwe Testament is daarom geen intermezzo of tusschenbedrijf, geen zijweg en afbuiging van de lijn des O. Verbonds, maar het lang te voren beoogde doel, de directe voortzetting, de waarachtige vervulling van het Oude Testament”.

 

Scherp is het oordeel van Bavinck: het chiliasme komt met het christendom zelf in conflict. Principieel beschouwd is het met het Judaïsme één: het “stijft de Joden in hun vleeschelijke gezindheid, verontschuldigt hunne verwerping van den Messias, verzwaart het deksel, dat op hun aangezicht ligt bij het lezen des Ouden Testaments, en bevordert de inbeelding, dat de vleeschelijke afstammeling van Abraham nog als zodanig een prerogatief zal hebben in het koninkrijk der hemelen”. Daartegenover zegt de Schrift, dat in Christus geen onderscheid is tussen Griek en Jood, besnedene of onbesnedene, maar alles en in allen is Christus, Col. 3:11, 1 Kor. 12:13, Gal. 3:28.

 

Het Nieuwe Testament is antichiliastisch, evenals het O.T. Aktueel is het betoog van Bavinck, wanneer hij schrijft over de toekomstverwachting der chiliasten. Er zijn reeds duizenden Joden in Palestina; de Oosterse quaestie gaat hare oplossing tegemoet”. Het Zionisme, de terugkeer der Joden naar Palestina. en ook de grote verbetering der verkeersmiddelen, die men reeds in Nah. 2:3,4, Jes. 11:16‚ 66:20 voorspeld acht, spelen hierbij een tol.

 

Over deze “politieke combinatiën” laat Bavinck ieder zelf oordelen. Maar hij wijst op het getuigenis der Schrift over het optreden van Johannes de Doper en Jezus Christus, die door de doop de ware Israëlieten afzonderden van de massa. De discipelen van Jezus Christus zijn het echte volk Gods, “gelijk Israël dat had behoren te zijn maar nu in zijne verwerping van den Messias betoonde niet te wezen”. Christus predikt dat de zaligheid, door Israël verworpen, het deel der heidenen zal worden. Het koninkrijk Gods zal Israël ontnomen en aan een ander volk gegeven worden, dat zijn vruchten voortbrengt, Matth. 21:43; de wijngaard wordt aan andere pachters verhuurd, en velen zullen komen van oosten en westen en met Abraham, Izak en Jakob aanliggen in het koninkrijk der hemelen, maar de kinderen van het koninkrijk zullen uitgeworpen worden in de buitenste duisternis, Matth. 8:11-12. Wie van de Joden Christus verwerpen, zijn geen echte Joden. Rom. 2:28-29; zij zijn niet de besnijdenis, maar de versnijdenis, Filipp. 3:2. Zij zeggen wel dat ze Joden zijn, maar zij zijn het niet, doch een synagoge van de satan, Openb. 2:9.

 

Tot zover ons overzicht van een aantal gegevens, die in het betoog van Bavinck dienst doen om tegenover het chiliasme de ware toekomstverwachting van de Messiasheerschappij uit de Schrift te leren kennen. Niet elke door hem gebruikte uitdrukking nemen wij voor onze rekening. Maar de hoofdzaak, waarom het Bavinck te doen is, komt hier duidelijk genoeg tot uiting. Heel de samenhang tussen het Oude en Nieuwe Testament als op elkaar aangewezen delen van Gods heilsopenbaring is hier in geding.

 

Het is onjuist, de tegenstelling tussen het geloof der kerk en de leer van de chiliasten te brengen op de noemer van een ‘vergeestelijken’ tegenover een letterlijke opvatting van de Schrift. Juist de ware kerk van Christus aanvaardt het geschreven Woord Gods naar zijn volle inhoud, zoals die in de geschreven lettertekens betrouwbaar is weergegeven. Maar het gaar om deze zaak: of wij het onderwijs van onze hoogste Profeet en Leraar Jezus Christus, de Zoon van God, leren verstaan en aanvaarden, waar Hij door de Geest ons het Oude Testament verklaart.

 

Om een voorbeeld te noemen: in Maleachi 4:5 kondigt de Here aan, dat Hij de profeet Elia tot zijn volk zal zenden “voordat de grote en geduchte dag des Heren komt”. Wanneer iemand op een bepaalde manier zich vastklampt aan een “letterlijke opvatting” van deze tekst, moet hij daaraan de gedachte verbinden: Elia komt in eigen persoon terug uit de hemel, en wordt zo als profeet aan Israël opnieuw bekend gemaakt. Die verwachting leefde ook onder Israël (Matth. 17:10). Op de vraag van de discipelen daarover gaf Christus ten antwoord: Elia zal wel komen en alles herstellen, maar Ik zeg u, dat Elia reeds gekomen is! ….. Toen begrepen de discipelen, dat Hij over Johannes de Doper tot hen gesproken had (Matth. 17:13).

 

Voor het verstaan van de vervulling der profetie is deze tekst van grote betekenis. Wij hopen daarop later terug te komen,  en eindigen hier voorlopig deze artikelen-reeks.

 

 

 

 

 

 

 

 

image_pdfimage_print