Door: E.M. Vink-Wielaart
Het ‘innige christendom’ van Schortinghuis
De ontwikkelingen in de 17e eeuw brengen ons bij Wilhelmus Schortinghuis, die in de 18e eeuw leefde. In deze eeuw was er weer het remonstrantse denken en nog steeds een rijk leven. Slechts een overblijfsel in de kerk was gereformeerd gebleven. En daarvan was Schortinghuis een vertegenwoordiger. Er was een cultus van het ‘inwendige licht’ ontstaan. In deze eeuw komt de menselijke ziel centraal te staan. In de preken gaat alles om de ziel en haar bevindingen. Tolerantie in de kerk, waarbij de strijdbijl wordt begraven en allerlei wind van leer binnen de kerk wordt verdragen, heeft tot gevolg dat men gaat vluchten in de mystiek. Ook Schortinghuis heeft zich neergelegd bij de verwording van de volkskerk, waar ook de tucht niet meer wordt toegepast. Zelfs het bemachtigen van goede banen was afhankelijk van het lidmaatschap van de kerk.
Schortinghuis ging ‘onderscheidenlijk preken’ en ook onderscheidenlijk mensen aanspreken in zijn boeken. Er zijn goddelozen in de kerk, slapenden, zoekenden, worstelenden en bekeerden en bij die laatsten openbaren zich nog weer allerlei verschillen. Hij paste dit mystieke denken ook toe in zijn geestelijke gezangen, die met name waren bestemd voor de gezelschappen. Deze gezangen waren niet van hoog niveau, maar hadden tot doel de bekering van verschillende soorten gelovigen. En bovendien hebben ze grote invloed uitgeoefend op een groot deel van ons volk. Nog lang na zijn dood werden zijn gedichten gelezen en gezongen. Nog in 1958 schrijft de (vrijgemaakte) auteur Rudolf van Reest dat tot dan toe deze gedichten nog steeds worden gelezen!
Vooral Schortinghuis’ boek ‘Het Innige Christendom’ werd met groot enthousiasme ontvangen en had al snel volgende drukken. In dit boek werden de zgn. ‘vijf nieten’ genoemd: ik wil niet, ik kan niet, ik weet niet, ik heb niet en ik deug niet. Toch ontstond er ook veel kritiek van de kant van predikanten. Na veel heen en weer geschrijf hebben uiteindelijk de Staten de uitgave van dit boek goedgekeurd, waardoor wijde verbreiding plaatsvond en deze vijf nieten worden tot nu toe onderwezen. Nog niet zo lang geleden stond in het Reformatorisch Dagblad nog een interview met een oorspronkelijk uit reformatorische kring afkomstige schrijfster (Annemarie van Heijningen-Steenbergen, RD 19-2-2015). Deze schrijfster haalt aan het einde van haar boek ‘Refomeisje’, volgens het interview, de ‘vijf nieten van Schortinghuis’ aan -ook de schrijfster zelf verklaart dat deze vijf nieten op haar leven van toepassing zijn!
In de 18e eeuw werd er veel getreurd als een soort modeartikel en ook Schortinghuis deed daar aan mee. Het was de tijd van de valse romantiek, het gevoel voerde de boventoon, maar er was ook geen kennis van de Schriften en van de gereformeerde belijdenis, ook bij de predikanten niet. Schortinghuis heeft echter ook oprecht veel tranen geschreid over de geestelijk toestand van de mensen en zichzelf. Toch heeft dit schrale kerkelijk leven als gevolg dat mystiek leven de boventoon voert, want nu wordt bekering gezien als een werking van de Geest los van het Woord. De wedergeboorte is onmiddellijk en moet met tranen worden gezocht. Zo ontstaat een kringloop waaruit men niet loskomt, tenzij er weer een zuiver verstaan van de Bijbel is, vastgelegd in de gereformeerde belijdenis.
Ook Schortinghuis heeft geen belangstelling meer voor land en volk, voor maatschappij en overheid, voor geschiedenis en toekomst. Het draait alles alleen om de menselijke ziel. Vandaar ook dat hij in zijn boek ‘Het innige Christendom’ tegenover de oppervlakkigheid van deze tijd stelt de genoemde ‘vijf nieten’. Prediking van de menselijke onmacht om goed te doen, en van de neiging tot alle kwaad. Dat was Schriftuurlijk, maar de kant van de verlossing door het geloof in Jezus Christus en zijn kruisdood voor onze zonden werd wel aanvaard, maar niet Schriftuurlijk tot verlossing verkondigd. In deze tijd worden ook veel bevindelijke boeken herdrukt van collega’s van Schortinghuis. Treurig is dat bij oprecht gemeende vroomheid ook Schortinghuis aan deze vreselijke dwaling niet is ontkomen. Hij interpreteerde en exegetiseerde de Bijbel naar eigen goeddunken en om in de Bijbel stof te vinden voor hetgeen hij ter bevestiging van wat hij beweerde nodig had. De Bijbel bevatte naar zijn inzicht allegorieën waar men de waarheid áchter de waarheid moest zoeken.
Dit is de scholastiek van de 18e-eeuwse mystiek. Een doolhof van begrippen, menselijke vindingen, waar de Bijbel niet van weet. Met dit ‘innige christendom’ is Nederland de afgrond ingesneld. Het had geen enkel verweer tegen de opkomende geest van ongeloof en revolutie. Het kon deze grote vijand van het christendom ook niet onderkennen, omdat men leefde bij het dwaallicht van het eigen innerlijke leven en niet bij het stralend licht van het Woord van God.