Door: E.M. Vink-Wielaart
Jean de Labadie
Jean de Labadie, die leefde van 1610-1674, was een Franse jezuïeten priester, maar hij had met Rome gebroken. Hij streed fel tegen de verwereldlijking in de kerk. Hij riep op tot bekering en ijverde voor scherpe tucht. Via Zwitserland en Duitsland is hij naar Middelburg gekomen. Hij stelde conventikels of gezelschappen in die, zondags en doordeweeks aan huis werden gehouden. Men kwam daar bij elkaar tot onderlinge stichting en opwekking van geestelijk leven. De Labadie, een begaafde theoloog, kwam na de breuk met Rome na intensieve Schriftstudie tot de conclusie dat er twee bronnen zijn van religieuze kennis, nl. het uitwendige Woord van de Heilige Schrift en het inwendige Woord: de onmiddellijke verlichting van de ziel door de Heilige Geest, de rechtstreekse instorting van de genade van God. Voor de mystieke eenwording met Christus is nodig: gebed, meditatie en vooral voortdurende en radicale doding van alle natuurlijke en ook geestelijke begeerten, waardoor het hele leven van tijd tot tijd gaat worden beheerst door de zalige dronkenschap van de liefde, in de vorm van extase.
Vroom en zuiver leven in de kerk, en een zuivere leer, heeft De Labadie radicaal toegepast. We noemden al dat hij kleine gezelschappen instelde, ook wel conventikels genoemd, waar als het ware de kerngemeente van de allerheiligsten binnen de kerk bij elkaar kwamen om van daaruit de kerk geestelijk te bouwen en te zuiveren. Na zijn afscheiding van de kerk, waartoe zijn gedachtegang uiteindelijk moest leiden, heeft hij deze filosofie consequent toegepast. Hij wilde terug naar de oergemeente, de eerste kerk van Pinksteren. Geestelijke gaven leidden tot profetieën, de conventikels waren voor dieper ingeleide gelovigen die een eigen uitleg of toepassing konden geven zonder enige voorbereiding. Dit leidde uiteindelijk tot gezelschappen van uitsluitend wedergeborenen. Dit heeft vooral in Amsterdam geleid tot radicale scheiding tussen wedergeborenen en onwedergeborenen. Hierdoor kwam het ook in Amsterdam tot een isolatie van de kerken, ook van de reformatorische piëtisten.
De Labadie werd fel bestreden door o.a. Voetius en Koelman. Er werd gesteld dat ook al heerste er in de volkskerk geen tucht, er moet van binnenuit worden gereformeerd. De Labadie kende zelf drie soorten kerkleden, nl. 1) de bevestigde begenadigden, 2) degenen die een proeftijd moesten doormaken, en 3) zij die in de ‘voorhof’ aanwezig waren als toehoorders van de prediking en voor de bepaalde geestelijke oefeningen. Men kwam er voor de cultivering van de wedergeborenen en de éénwording met God te genieten, dat niet betekende Christus te volgen, maar Hem na te doen. De beweging ontpopte zich dus in openbare mystiek-enthousiaste dweperijen. Ook ten aanzien van de sacramenten had men eigenaardige filosofieën. Ten aanzien van de doop werden doperse gedachten gehanteerd, ook al weerden zij die verwijten af. Doperse gedachten zijn dat er verschuiving plaatsvindt van de belovende God naar de gelovende christen. Er is dan geen sprake van een zegel op de belofte van God, maar een zegel op een in het hart ontvangen, inwendige genadewerking van God (een kroontje op het geloof). Omdat de Labadisten het verbond van God vernauwden tot de uitverkorenen en wedergeborenen, had dit ook consequenties voor de kinderdoop en werd dezelfde keurmethode voor de kinderen toegepast. Het was mogelijk dat bij het kind het geestelijk zaad van de wedergeboorte was ingestort. Als men niet tot deze conclusie kwam werd er een soort wijding of zegening van de kinderen in de gemeente toegepast.
Om aan te gaan aan het avondmaal moest men bijzondere kentekenen van genade hebben, in een staat van heiligmaking leven. Ook dit werd aan de hand van bepaalde punten nauwkeurig getoetst. Gevolg daarvan was dat het avondmaal maar hoogst zelden werd gevierd en ook slechts enkelen aangingen.
Uiteindelijk werd De Labadie ook uit Amsterdam verdreven. Hij kreeg met zijn mensen onderdak in Duitsland (Herford), maar ook daar werden ze weer verdreven, juist ook omdat daar buitengewone uitspattingen van mystieke opwinding zich voordeden, hetgeen de Labadisten uiteindelijk veel kwaad heeft gedaan. In het noorden van Duitsland werd De Labadie ziek. Hij heeft daar nog een laatste boek geschreven waarin hij de grondgedachten van zijn leer heeft beschreven. Kort samengevat: de ware kerk is een zichtbare gemeente van uitverkorenen, die werkelijk wedergeboren en geheiligd zijn. Tot de wereld staat deze kerk in dezelfde verhouding als Christus tot de antichrist. Vandaar dat het wezen van de kerk enerzijds ligt in Gods eeuwige verkiezing en anderzijds in haar radicale afzondering van de wereld. De heiligmaking van de kerk bestaat in een ascetische doding van zichzelf en een algehele opoffering aan God.
Op 64-jarige leeftijd overlijdt De Labadie. De groepering is nog in Friesland (Wiewerd) terechtgekomen onder leiding van Yvon, een trouwe medewerker van De Labadie. Door allerlei omstandigheden, o.a. door de pogingen om zending te bedrijven, tekorten aan inkomen door het overlijden van rijke leden etc. verviel na de dood van Yvon in 1707 de beweging en werd uiteindelijk opgeheven. Alleen, het gedachtegoed van De Labadie bleef doorwerken en bestaan in bevindelijke kringen tot op vandaag, hoewel de term labadisme een ongunstige klank heeft gekregen. Eén van de hoofdzaken van het labadisme is dat het zich, historisch gezien, voordeed als een crisisverschijnsel, ontstaan uit de gedachtewereld van het piëtisme, maar bevrucht door het zaad van het mysticisme, dat het als reformatorische beweging deed ontsporen en naar de ondergang voerde. Maar het mysticisme is niet uitsluitend een kenmerk van het labadisme, maar een leer- en geestesrichting die haar wortels heeft tot in de oudste kerkgeschiedenis. Een vorm van religiositeit die met name door de Roomse kerk is gecultiveerd en die ook na de Reformatie nog krachtig bleef nawerken in de kerken en sekten die uit haar voortgekomen zijn.
In het kerkelijk leven kennen we de typisch-mystieke dopers-labadistische opvattingen ten aanzien van de toeëigening van het heil, die vooral tot uiting komt in een grote schuchterheid ten opzichte van het afleggen van de openbare geloofsbelijdenis en het vieren van het Heilig Avondmaal. Daaraan ligt ten grondslag het onschriftuurlijke begrip van het verbond van de Here, zeker onder invloed van de verengde begrippen van het labadisme op dit punt, waarbij het zwaartepunt van de geloofszekerheid wordt verlegd van de zekere beloften en toezegging van God in zijn verbond, naar de subjectieve, geestelijke ervaringen van de mens.
In het slotartikel wordt ingegaan op Schortinghuis en zijn gedachtegoed.