De Messias-Koning en zijn duizendjarige heerschappij (3)

We vervolgen de overdenking van ds. Doekes over ‘De Messias-Koning en zijn duizendjarige heerschappij’.[1]


De vervulling der profetie door Christus verklaard

Meer dan iemand anders in zijn tijd heeft Johannes de Doper de majesteit gezien en beseft van Jezus Christus en zijn Messiaans koningschap. Daarvan was hij overtuigd geworden niet door zijn intuïtie of door de diepe indruk, die de persoon van Jezus op hem gemaakt had, maar door Gods openbaring.

Johannes stond met Jezus in familie-relatie: zijn moeder Elisabeth was met Maria verwant. Of zij een nicht van Maria was (zoals b.v. de Statenvertaling het Griekse woord weergeeft) is ons onbekend. Maar deze twee waren toch blijkbaar geen vreemden voor elkaar. En als gevolg van de aankondiging van Jezus’ geboorte werd het contact tussen hen tot een sterke verbondenheid in de geloofsverwachting van de geboorte van de Messias. In het moment van de ontmoeting kwam Elisabeth met een schok tot het inzicht dat Maria de moeder zou zijn van haar Heer en Koning. Het was de Heilige Geest, die op het horen van Maria’s groet haar ongeboren kind van vreugde deed opspringen, en haar ogen opende voor de nabijheid van de Christus. Diezelfde Geest der profetie deed Maria daarop jubelen van het grote heil, dat nu in haar Kind tot vervulling kwam.

Er was dus een bijzonder contact tussen de beide families gelegd. De geboorte van Johannes de Doper werd gevolgd door het wonder waardoor zijn vader Zacharias het spraakvermogen terugkreeg, en door de Heilige Geest een profetisch loflied op de God van Israël mocht uitspreken: Hij heeft ons een hoorn des heils opgericht in het huis van David, ons een machtige Verlosser gegeven, om ons te redden uit de hand van onze vijanden en ons de vrijheid te geven tot zijn heilige dienst!

In deze lofzang sprak Zacharias profetisch over de komst van de Christus-Koning uit het geslacht van David. Zijn eigen zoon Johannes mocht als heraut voor deze Koning uitgaan, om voor Hem de weg te banen. Het licht van de profetie doet deze twee, de Koning en zijn dienaar, voor onze ogen tevoorschijn komen in hun ambt en dienst van het koninkrijk Gods.

Zacharias en Elisabeth, Maria en Jozef hebben zo door Gods openbaring de komst van dat koninkrijk leren kennen. Maar naderhand wordt het duidelijk, dat het licht van Gods Geest telkens opnieuw nodig is om de komst en de voortgang van het koninkrijk Gods te kunnen onderscheiden.

Opvallend vindt dit zijn bevestiging in het optreden en de prediking van Johannes de Doper. Zijn eigen vader en moeder hadden een profetisch getuigenis gegeven van zijn levensbestemming met het oog op de Zoon van Maria. Maar toen Johannes optrad om de verschijning van de Verlosser aan te kondigen en het volk op zijn komst voor te bereiden, was Jezus als de Messias voor hem nog onbekend. In de woestijn kwam Gods Woord tot hem, en ontving hij de opdracht om Gods volk te roepen tot bekéring. Toen werd hem ook geopenbaard dat hij de heraut zou zijn van de Ander, die na hem zou komen, maar die al vóór hem bestond. Johannes kende hem nog niet. God, die hem gezonden had om Israël te dopen, gaf hem echter ook te zien dat het Jezus was, voor wie hij zich met diep ontzag had te buigen. Maar toen Jezus tot hem kwam om zich door hem te laten dopen, moest Johannes de weg en het ambt van deze Messias-Koning verder leren verstaan. Zijn diep ontzag voor de hoogheid van Jezus Christus bracht hem er zelfs toe, bezwaar te maken tegen de door hem gevraagde doop: Ik heb nodig door U gedoopt te worden, en komt Gij tot mij? Op dat moment stond hij Christus in de weg, en daarmee ook het koninkrijk Gods, dat hij zelf had aangekondigd – zoals later de apostel Petrus zijn Heer wilde tegenhouden op de weg naar het kruis… Christus moest het hem openbaren, dat deze doop onmisbaar was om Gods gerechtigheid geheel te vervullen. Alleen in die weg komt de Messias tot zijn gezegende heerschappij.

Johannes heeft dit woord van Christus geloofd, en Hem de doop toegediend. Toen ging de hemel open en daalde de Heilige Geest voor zijn ogen neer als een duif op de biddende Jezus. Op datzelfde moment was daar een stem uit de hemel, de stem van God zelf: ‘Deze is mijn Zoon, de geliefde, in wie Ik mijn welbehagen heb!’

Johannes wist nu meer dan genoeg. God had hem van tevoren gezegd, dat hij in dit teken de komende Messias-Koning zou herkennen als de Zoon des Vaders. Met grote kracht kon hij dan ook van Hem getuigen: Die uit de hemel komt, is boven allen; de Vader heeft de Zoon lief en heeft Hem alles in handen gegeven! Wie in de Zoon gelooft, heeft eeuwig leven; maar wie de Zoon ongehoorzaam is zal het leven niet zien, maar Gods toorn blijft op hem… (Joh. 3:31-36, 1:26-34).

Wie heeft méér gezien van de komende Christus en zijn koninkrijk dan Johannes de Doper? Hij heeft van Hem getuigd, en het met grote kracht uitgeroepen: Déze was het, die na mij komt! Toen hij Jezus zag aankomen, wees hij met de vinger naar Hem: ‘Zie, het lam Gods, dat de zonden der wereld wegneemt!’ En ook daarna, toen velen tot Jezus gingen en de kring bij Johannes steeds kleiner werd, gaf Johannes een trouw getuigenis van Zijn ambt en Zijn majesteit, een getuigenis dat geen misverstand of onzekerheid kon laten bestaan.


[1] Dit artikel isovergenomen uit: Komende in heerlijkheid (onder redactie van ds. G. Zomer) Oosterbaan & Le Cointre B.V. – Goes – 1979, pag. 187-205.

image_pdfimage_print