Door: M.R. Vermeer
En nu blijven geloof, hoop en liefde, deze drie,
maar de meeste van deze is de liefde. ~ 1 Kor. 13:13
Het is een overbekende tekst uit de Bijbel: ‘En nu blijven geloof, hoop en liefde, deze drie, maar de meeste van deze is de liefde.’ Een tekst die soms op een trouwkaart staat, maar evengoed kan worden gevonden op een rouwkaart. ‘Liefde’ – dát is het meest wezenlijke, dáárop is ons bestaan terug te voeren bij belangrijke en ingrijpende gebeurtenissen zoals een huwelijk of een begrafenis.
Toch kan deze tekst ook vragen oproepen. ‘De meeste van deze is de liefde’ – is het gelóóf dan niet ‘alles’? Dat wáre geloof, waardoor het eeuwig heil ons deel is (HC Zondag 7)? En ‘liefde’ – wat wil dat eigenlijk zeggen? Is dat een emotie, een gevoel?
Laten we eens meer uitgebreid bij het ‘hoofdstuk van de liefde’, bij 1 Korinthe 13, stilstaan.
Een ‘probleemgemeente’
Zo heel ‘persoonlijk’ als de bovengenoemde tekst, terecht of onterecht, kan worden gebruikt – de context is dat allesbehalve! Deze woorden zijn gericht aan een christengemeente. Een gemeente met problemen wel te verstaan. Een gemeente met partijschappen (1:10 – 4:21) en allerlei zonden (5:1 – 6:20). Een gemeente die nogal wat adviezen en vermaan nodig heeft (7:1 – 16:12). We zouden haast zeggen: een ‘probleemgemeente’!
De gemeente te Korinthe krijgt in de hoofdstukken 12 tot en met 14 van deze brief (een samenhangend gedeelte!) onderricht over de geestelijke gaven. In hoofdstuk 12 wordt de gemeente opgeroepen: streef naar de beste gaven (12:31)! Bij alle diversiteit aan gaven van de Geest (12:28) dient door de gemeente geijverd te worden om díe gaven waarmee de gemeente als geheel wordt opgebouwd.[1] Verderop, in hoofdstuk 14, zal Paulus dit uitwerken met betrekking tot ‘bijzondere geestesgaven’ (tongentaal). Maar voordat Paulus deze toepassing maakt, wijst hij in hoofdstuk 13 de gemeente eerst een nóg betere weg dan alle streven naar Geestesgaven: de weg van de liefde. Zo vormt hoofdstuk 13 een onmisbare schakel tussen het voorafgaande en het daaropvolgende hoofdstuk.
Paulus’ apostolische dienst (13:1-3)
Het is opvallend dat in de eerste drie verzen van dit hoofdstuk een wisseling plaatsvindt ten opzichte van het voorgaande gedeelte. In hoofdstuk 13 wordt opeens gesproken in de eerste persoon enkelvoud: ‘Al zou ik de talen van de mensen en van de engelen spreken…’ (13:1). Is dit om de zaak van de liefde levendig en persoonlijk naar voren te brengen, zoals sommige uitleggers menen?
In het overige van deze brief komt de eerste persoon enkelvoud (‘ik’) steeds voor wanneer Paulus over zichzelf spreekt.[2] Zo bijvoorbeeld in hoofdstuk 9, waar Paulus zijn eigen optreden ten voorbeeld stelt.
Er is daarom alles voor te zeggen dat Paulus ook nu weer in hoofdstuk 13, na de vragen over de ‘geestelijke gaven’ (12:1), vanuit zichzelf spreekt. Hoe heeft Paulus niet in zijn leven getoond dat ‘kennis opgeblazen maakt, maar de liefde opbouwt’ (8:1)! Hij is als apostel een ‘vrije persoon’, hij is niemands slaaf, maar hij heeft zich uit liefde voor allen tot slaaf gemaakt, om meer mensen te winnen voor de zaak van Christus (9:19). Hij wijst (12:31) de Korintiërs letterlijk een uitnemender weg aan.
Geestesgaven zonder liefde
Paulus benoemt eerst wat de geestesgaven zouden zijn zónder de liefde. Hij geeft in drie zinnen een aantal voorbeelden van gaven. Telkens klinkt het: ‘als ik de liefde niet had…’. Of eigenlijk: ‘als ik liefde niet had’, zonder lidwoord, wat het beginsel van de liefde aanduidt.
Allereerst (vs. 1) de bijzondere geestesgaven van het spreken van ‘talen van mensen’. De lofprijzing van God in álle talen van mensen (Hand. 2:4; Hand. 10:46), nu de tussenmuur die scheiding maakte tussen Joden en heidenen is afgebroken. Een gave die Paulus zelf heeft ontvangen (1 Kor. 14:18). Maar stel nu eens dat Paulus zelfs de ‘talen van engelen’ zou spreken. Niemand weet, of er zoiets als een ‘taal van engelen’ is. Maar gesteld dat er zoiets zou zijn en Paulus zou dat kunnen spreken… wat een geestesgave zou dát zijn! Maar zonder liefde zou hij een dood instrument zijn, een hol vat wat hard klinkt, maar zonder inhoud is.
Het volgende voorbeeld (vs. 2) noemt meer ‘gangbare’ (blijvende) geestesgaven: profetie, geheimenissen, kennis en geloof. Gaven die Paulus zelf bevat, maar stel nu eens dat hij álle inzicht in geheimenissen (de plannen van God), álle kennis en álle geloof zou bezitten. Zonder liefde zou hij niets zijn.
Ten slotte (vs. 3), stel nu eens dat hij in de praktijk van zijn leven álles zou opofferen. Nu heeft Paulus heel wat moeiten ondergaan in Christus’ dienst en veel geleden (2 Kor. 4:8 e.v.). Maar stel nu eens dat hij al zijn bezittingen zou uitdelen aan de armen, en zijn lichaam zou overgeven om verbrand te worden?[3] Zonder liefde zou het hem niets baten.
Ambtelijke liefdedienst
Zo bindt Paulus de Korintiërs aan zijn ambtelijke liefdedienst. Ze moeten ook hierin zijn navolgers blijven, zoals hij navolger van Christus is (1 Kor. 11:2).
Paulus schuift de geestesgaven, en het onderscheid in geestesgaven binnen de gemeente, niet terzijde. Hij doet ook niet alsof in de gemeente alles kan en mag, zolang de ‘liefde’ er maar is. Het is precies anders: alles moet, omdat het beginsel van de liefde daartoe dringt. Want zonder liefde zijn we niets.
Wordt vervolgd…
[1] De gemeente als geheel wordt opgeroepen te ijveren naar de beste gaven (= gaven die de gemeente als geheel opbouwen). Het gaat hier niet om individuele leden die de beste gaven dienen na te streven: de Geest deelt aan ieder afzonderlijk uit zoals Hij wil (1 Kor. 12:11). Deze oproep houdt wél in dat de gemeente bijvoorbeeld in de erediensten prioriteit zal geven aan de beste gaven (eerst profetie, daarna tongentaal), of de Here zal bidden dat Hij de beste gaven zal blijven geven aan Zijn gemeente.
[2] Uitgezonderd bijv. 1 Kor. 12:13-16; 21, waar ‘voet’, ‘oor’ en ‘oog’ sprekende worden opgevoerd.
[3] Sommige tekstgetuigen hebben hier ‘opdat ik zou roemen’, in plaats van ‘om verbrand te worden’, wat voor de boodschap geen verschil maakt.