De levende God

Vandaag aflevering 33 in de rubriek ‘Genade geneest’.

 


 

De levende God – zo wordt onze trouwe God, de Vader van onze Heere Jezus Christus en door Hem ook onze Vader, soms in de bijbel genoemd. U weet wel, dat Hij op heel veel manieren en met heel veel namen ons wordt voorgesteld om ons ervan te overtuigen, hoe groot, hoe machtig, hoe goed, hoe heerlijk, maar ook hoe gevaarlijk, hoe rechtvaardig Hij is.

De levende God. Ja, ook die naam draagt Hij. Het zou kunnen zijn, dat u denkt: dat is toch een vanzelfsprekende zaak dat onze God leeft? Wat zouden wij ook hebben aan een dode God. Dat is ook zo. De afgoden van de heidenen zijn door. Daarom kunnen zij geen goed of kwaad doen. Daarom is het dwaas op hen te vertrouwen of voor hen bang te zijn.

Maar onze God is de levende God. Hij is God. Werkelijk God. Hij is geen mens, die er zich over bedroeft of ook vertoornt, als u van Hem afwijkt, maar u verder laat gaan. Die blij is en het aangenaam vindt als u goedt wat Hem behaagt en in Zijn wegen gaat.

Nee, Hij is God, Die niet kan en niet wil dulden, dat Zijn eer door u geschonden wordt, al is het ook alleen maar in uw hart. Die Zijn zegen over u uitgiet, als Hij ziet dat u tegen uw zonden strijdt en met uw hart Hem aanhangt, al struikelt u nog vaak. En als is uw hart nog vaak zwak in de liefde voor Hem. Als het dan maar struikelen is en geen afwijken van Hem.

Hij is de levende God. De God, Die leeft, Die leven is en Die leven geeft. In Wie alleen en in Wie alle leven is. In Wie alleen ook u het leven kunt verwerven, bezitten en behouden.

De levende God; Hij is zo onuitsprekelijk heerlijk voor wie in Hem geloven, voor wie tot Hem vluchten met hun noden, angst en pijn. Die nooit tevergeefs tot zich laat roepen (al schijnt dat soms zo), Wiens oren en hart openstaan voor u. Wiens ogen op u zijn gevestigd, waar u ook bent. In welke omstandigheden u ook verkeert, hoe u er ook voorstaat, met welke moeiten u ook te worstelen hebt.

De levende God. Daarom zingt u zo graag en met heel uw hart: Wie heb ik in de hemel hoog behalve u? Wat zou mijn oog op aarde naast U ooit begeren? U kan ik immers nooit ontberen!

De levende God. Ja, maar omdat Hij de levende God is, is Hij ook zeer te vrezen. Te vrezen, als u van Hem afwijkt, als u doet, of Hij er niet is. Als u het oor en het hart sluit voor Zijn Woord. Als u meent uw weg beter te kunnen bepalen en banen dan Hij doet.

De levende God. Wie Hem de rug toewendt, die gooit het leven weg en werpt elk echt levensgeluk weg en verspeelt zijn levenstoekomst, erger, die haalt zich de boosheid van die God op de hals. En zonder echte bekering is dat – dat weet u wel – de dood.

De levende God. Wie u ook bent, weest er van verzekerd, dat u met deze God nooit teleurgesteld uitkomt. Het kan in uw leven wel eens bang en donker worden, maar vergeet het nooit: Hij is er. Hij, de God van het leven, de levende God, Die u in het oog houdt, Die voor de zijnen nooit hart en oor en ogen sluit.

Geeft u dat altijd moed en blijdschap? Doet u dat niet lachen door uw tranen heen?

image_pdfimage_print