De heerlijkheid van de Kerk

Vandaag aflevering 45 in de rubriek ‘Genade geneest’.

 


 

Het is een groot voorrecht als u door Gods genade een levend lid der kerk bent. Dan immers is haar heerlijkheid ook de uwe. Want de kerk is niet een of andere, onzichtbare of mystieke grootheid, maar ze bestaat uit mensen. En daar bent u, die gelooft, en als u gelooft, ook één van. Daarom is het zo dwaas, om, zelf kerklid zijnde, over de kerk te spreken, op haar af te geven, haar te laken alsof wij er zelf buiten stonden. Wie de kerk laakt, laakt zichzelf. Maar daarover wil ik het nu niet hebben, doch iets zeggen over de heerlijkheid der kerk. Zij wordt in het Woord Gods met fijne namen genoemd: Bruid van Christus, Vrouw des Lams, Heilige Tempel Gods, Het Lichaam waarvan Christus het Hoofd is, De Stad Gods. En nog zoveel meer.

Uit die onderscheiden benamingen blijkt wel hoe hoog God de Kerk, Zijn eigen werk, in ere houdt, hoe Hij haar liefheeft en voor haar zorgen wil. Zeker, zij is hier nog onvolmaakt, dat merkt een ieder van ons maar al te duidelijk aan zichzelf. Maar toch ziet de Heere haar met blijdschap aan, omdat Zijn heerlijkheid in haar is.

Daarom roemen wij niet op de kerk, alsof zij in zichzelf, of door de deugdzaamheid van haar lidmaten, het roemen waard zou zijn. Maar zoals de profeten en dichters uit de dagen van het Oude Testament zongen van de schoonheid van Jeruzalem, de stad van God, omdat de Heere daar woonde, zo mogen wij het doen van de Kerk.

Jeruzalem als stad was zeker niet mooier en bekoorlijker dan vele steden uit de oudheid. Ze kon zeker niet wedijveren met steden als Nineve en Babel. Maar toch was Jeruzalems heerlijkheid groter dan die van andere steden. Want de Heere was daar. Daar rookten de altaren voor Hem. Daar vloeide het offerbloed. Daar was de dienst van de verzoening. Daar zag het volk de voorbeelding, de afbeelding van Hem Die komen zou en Die nu gekomen is om ons met God te verzoenen.

Ja, de Kerk is heerlijk.

En haar heerlijkheid is de uwe. Het is onuitsprekelijk heerlijk van haar een levend lid te zijn. In haar is immer door het Woord de dienst van de verzoening. Aan haar zijn de woorden van God toevertrouwd.

Dat is ook uw rijkdom, uw troost, u, die zich buigt voor het Woord van God. Of u oud of jong bent, man of vrouw, gezond of ziek, rijk of arm, het geldt u allen.

Zo gaat de Kerk voort, de eeuwen door, als ze maar aan de Schriften trouw blijft.

Zo heeft ze in de loop van de tijden, door Hem, Die in haar woont, krachten tentoongesteld, krachten, die alles hebben kunnen doen dragen om Christus’ wil. De Schrift laat ons wel zien wat de Kerk door de Heilige Geest vermag.

Maar deze heerlijkheid heeft de Kerk niet ontvangen ter wille van zichzelf maar ter wille van haar Heere, Wiens Bruid zij is. Maar wat als wij vaak zondigen, omdat onze wandel niet in overeenstemming is  met de heerlijkheid van de Kerk, waarvan wij door Gods genade leden zijn? Maken wij het ons dikwijls niet al te gemakkelijk? Kiezen wij uit gemakzucht niet menigmaal de weg van de minste weerstand? Passen wij ons niet vaak aan het leven aan, zoals het zich aan ons voordoet? Is de onenigheid, die nog maar al te heftig soms oplaait in de kerk van de Heere, niet tot droefheid van de Geest, Die in haar woont? Besmet zij niet de heerlijkheid van de Kerk?

Zeker, u bent rijk en heerlijk, omdat de Heere door Zijn Geest in uw midden woont. Maar u kunt doodarm en afzichtelijk worden. Het hangt er maar van af of u de Kerk op haar weg wilt volgen, haar weg, die de weg van het Woord, de weg van de Heilige Geest is.

Ja, de Kerk is heerlijk.

 

image_pdfimage_print