De eredienst (1): Samenkomen met Gods gemeente

In een aantal artikelen is door ds. M.J.C. Blok ingegaan op de zondagse erediensten: wat gebeurt er eigenlijk in een eredienst? Vandaag deel 1 uit deze serie.[1]

 


 

Kerkgang is iets, waarbij wij groot geworden zijn. En we doen het graag. In enkele gevallen zijn er ook leden van de kerk, die het niet graag doen. Die het daarom ongeregeld doen. Maar allen zullen wij toch goed moeten weten, dat kerkgang nooit iets “gewoons” is, ook al mag het goede gewoonte zijn (vgl. Lukas 4:16). Het blijft toch altijd iets bijzonders, omdat het altijd “bijzondere genade” is. Zij die graag gaan, zullen dit moeten weten, opdat zij de heerlijkheid van het kerkgaan des te hartelijker beleven.

En zij die het niet graag doen zullen het ook weten, opdat zijn hun verantwoordelijkheid gaan verstaan en zich des te meer geroepen weten zich van hun lauwheid en laksheid te bekeren.

In Zondag 21 van de Heidelbergse Catechismus belijden we, dat wij dit van de kerk geloven: “dat de Zoon van God zich een gemeente vergadert”.

Nu zit in dat vergaderen van de kerk door de Zoon van God nog heel wat meer, zoals vanzelf spreekt, maar in de samenkomsten der gemeente op zondag, daar waar God roept, komt dat vergaderen door de Zoon van God toch wel heel duidelijk uit.

In die samenkomsten komt de kerk samen. De kerk, die door Christus vergaderd wordt. Die kerk ziet u daar bij elkaar rondom Gods Woord en de sacramenten als een kerk, die door de Christus vergaderd wordt.

Wanneer we naar de kerk komen, gebeurt dit dus niet los van Christus, maar in Zijn opdracht en door Zijn kracht.

Hij vergadert ons ook ’s zondags in onze samenkomsten als Zijn gemeente en tot Zijn gemeente, tòt een levende gemeenschap der heiligen.

Zo gáán we dus naar de Kerk, vergadert door Jezus Christus.

Wij komen  samen àls gemeente Gods, en we komen samen tòt de gemeente Gods zoals Zondag 38 het zegt: het is een samenkomen met de gemeente, de levende en goed-zichtbare kerk van Christus, die in de Schrift genoemd wordt “Gods gebouw”, de woonstede van God in de Geest, en waarvan wij in de NGB art. 27 belijden, dat zij is een heilige vergadering van de ware Christgelovigen, gewassen in Zijn bloed en geheiligd door Zijn Geest. Naar die kerk gaan we, en met die kerk verklaren wij ons één. Daarvan zijn wij levende lidmaten en door Gods genade zullen we het eeuwig blijven.

Welnu, dat zullen we in geloof nu ook elke zondag moeten beseffen en als waarachtig voor ons zelf moeten erkennen. Daar is du ook een zekere geloofsrust en geloofsconcentratie voor nodig. Wie ’s zondagmorgens uit zijn bed vliegt op het laatste moment en naar de kerk jakkert, is al heel slecht begonnen en heeft waarschijnlijk alle zegen al verspeeld. Al zal deze jakkeraar de schuld vermoedelijk wel ergens anders zoeken.

Zondag: Christus roept dan, door de ambtsdragers (die zelf ook maar hebben te komen), Zijn Kerk bijeen en wel met het doel, dat er een samenkomst, een levende ontmoeting zal zijn van de Heere, in Christus, met Zijn volk.

Dat is het karakter van onze samenkomsten van de gemeente op de dag van de Heere. En dit karakter bepaalt nu alles, wat er in die samenkomsten der gemeente gebeurt. Alles staat hier in het teken van die levende ontmoeting van de HEERE met Zijn volk.

Alles staat in het teken van dit samenvergaderen door Jezus Christus, die ook door deze ontmoeting Zijn kerk regeert, beschermt en onderhoudt. Dat is het bijzondere van die “gewone” samenkomsten van de gemeente, en dat is nu de bijzondere genade, die wij hierin mogen opmerken. Maar daarom is het gaan naar de kerk nu ook niet een onverschillige of “neutrale” zaak. Het gaat bij ons nu om de activiteit van het geloof, waardoor wij ons laten vergaderen in alle gevallen, waarin Christus Zijn kerk vergadert, dus ook in de samenkomsten van de gemeente op zondag. Daarom moeten zij, die hierin traag zijn, zich bekeren van hun lauwheid en ongeïnteresseerdheid: Christus wil, dat zij getrouw zullen zijn in het deelnemen aan de ontmoeting van de HEERE met Zijn volk.

En daarom is het gaan naar de kerk ook heerlijk voor hen, die het graag doen. Omdat alle gehoorzaamheid aan de grote Herder van de schapen heerlijk is om te doen. Mijn ziel, die U verbeidt, heeft uw bevel met lust en liefde ontvangen.

Waar dan ook in één adem aan wordt toegevoegd: ik haak, o Heer, naar ’t heil, door U mij toegezegd.

Met dit karakter van onze samenkomsten van de gemeente voor ogen, zullen we nu ook kunnen nagaan, wat hier nu eigenlijk gebeurt. Maar daarover later.

 

[1] Deze artikelen zijn eerder verschenen in ‘Stichtse Klanken, mededelingenblad van de Gereformeerde Kerken van Utrecht en Utrecht-Noord-West’ (2 juli 1965 en later).