Vandaag aflevering 16 in de rubriek ‘Genade geneest’.
Door Gods genade gebeurt het veelal, dat we tientallen jaren leven mogen, gespaard mogen worden voor onze kinderen en kleinkinderen, zelfs ook voor onze achterkleinkinderen. Maar hoe oud we ook worden, er komt eens een eind aan. Het jaar, dat onlangs weer is aangevangen, herinnert er ons aan, dat de tijd voortsnelt en dat als de Heere ons althans zolang spaart, dat wij oud worden en het eind beginnen te naderen.
Het lichaam verzwakt, het oog verdoft, het oor hoort moeilijk, de gang wordt traag. Het gaat onherroepelijk de dood tegemoet.
Maar het is voor wie de Heere heeft leren vrezen, geen oorzaak van angst. Althans dat behoeft niet zo te zijn.
Als het besef tot ons doordringt, misschien door een ernstige ziekte, die ons heeft aangetast, misschien door de gebreken van de ouderdom alleen, dat het, naar de mens gesproken, niet lang meer zal kunnen duren, dan zien we niet in angstige vrees vooruit: hoe wordt het met mij, waar zal ik eeuwig zijn? maar met de zekerheid: het komt goed, want daar zorgt de Heiland voor.
Natuurlijk, het kan wel pijn doen, als alle banden aan hen, die wij hebben liefgehad, moeten en zullen worden, doorgesneden, maar wat we ontvangen is duizendmaal meer dan wat we moeten achterlaten. Wij kunnen en durven er rustig aan denken en er over spreken, we schrikken ook niet voor deze werkelijkheid terug.
U verstaat wel, ik heb het over hen, die in Jezus Christus werkelijk geloven, op Hem hopen, door Hem gerechtvaardigd zijn bij God. Die in oprechtheid met en voor de Heere wandelen. Van hen geldt immers dat hun leven Christus is en daarom is hun sterven gewin.
O, ja‚ als we vreemd zijn aan, of onverschillig zijn ten opzichte van die Heiland, dan is het niet best als we sterven moeten, dan is er terecht vrees in het hart, en als die vrees er dan niet is dan komt dat hiervan dat de Satan een verdovingsmiddel toedient zodat wij de vreselijke werkelijkheid niet zien.
Zeker, de dood is en blijft een vijand. Hij is niet, zoals wel wordt gezegd, het noodzakelijk einde van ons leven. Hij hoort niet bij het leven. En dat de dood nu op elk leven volgt, dat heeft zijn oorzaak in de zonde. En als de dag daar is, waarop aan alle zonde een einde komt, heeft ook de dood zijn eind gevonden, dan is er geen sterfbed meer.
Ik denk hier even aan het sterfbed van Jacob en van Jozef. Jacob left zijn voeten tezamen op zijn bed- hij gaat welbewust en onbevreesd de dood tegemoet. Jozef zegt doodkalm, ik zou bijna zeggen, alsof er niets aan de hand is: zie ik ga sterven.
Het wil nog wel eens gebeuren, dat men de naderende dood voor een ernstig zieke verzwijgt. Het mocht hem een kwaad doen.
Maar waarom zou een christen bang zijn voor de dood? Wat kwaad heeft hij van de dood te vrezen? Is in ons sterven Gods belofte dan niet geldig? Is dan het evangelie van kracht beroofd? Integendeel, juist omdat u op Gods belofte steunt, omdat het evangelie u sterk maakt, verricht u ook in uw sterven een daad van het geloof.
Sterven is toch voor Gods kinderen niet echt sterven. Dat is het geweest voor Jezus Christus. Door Hem opent de dood nu voor ons een heerlijke toekomst: het eeuwig, zalig leven. De dood geeft aanstonds de ingang in Zijn hemels Koninkrijk. Waarom zullen wij dan bij ziekbedden, die sterfbedden dreigen te worden, angstvallig doen, alsof er niets aan de hand is.
Wat een voorrecht om zo de dood tegemoet te gaan en Hem zonder schrik in de ogen te zien.
Ja, Gods beloften falen niet, ook niet als wij eens moeten sterven. Mogelijk dit jaar. Kunnen wij dan niet rustig zijn?