De boetgezant- Gods laatste geschenk

Onderstaande Schriftoverdenking is van de hand van ds. E. Th. van den Born (1900-1982).[1]


 En Ik zal Mijn twee getuigen macht geven, en zij zullen, in rouwkleding gekleed, twaalfhonderdzestig dagen lang profeteren. ~ Openb. 11:3

De werkelijkheid, die de Openbaring aan Johannes ons voorhoudt is, dat de wereld zich niet bekeert op de prediking van Jezus Christus. Zij verwerpt in ongeloof de heilsfeiten, die God haar doet verkondigen. Ja, haar verzet tegen God en Zijn Gezalfde groeit en openbaart zich in haar anti-christelijk cultuurstreven. En om deze verwerping van Jezus Christus en haar verharding in de zonde komen de gerichten van God over de wereld. Maar ook op deze oordelen verootmoedigt de wereld zich niet. Zij verhardt zich telkens, zoals ook Farao deed. In Openb. 9 lezen wij dan ook, dat de overigen van de mensen, die niet gedood waren door de plagen Gods, zich niet bekeerden. En dat zich niet bekeren is het angstwekkende in dit laatste bijbelboek.

Maar de Heere laat deze-zich-niet-bekerende-wereld niet ongewaarschuwd. Hij geeft haar Zijn ‘twee getuigen’. En deze getuigen hebben hun eigen betekenis voor deze wereld. God heeft aan hun woord en hun gebed verbonden de gerichten over de wereld. Zij profeteren van deze gerichten en zij ontbinden deze gerichten.

Wie zijn deze ‘twee-getuigen’? Hun wijze van optreden doet denken aan Mozes en Elia (vs. 6). Mozes heeft voor Farao ‘getuigd’ van de gerichten van God, en hij heeft gebeden of God Zijn Naam aan Farao heiligen wilde. Door het optreden van Mozes bleef Farao tot het einde toe gewaarschuwd. Zijn verschijning aan het hof was ook nog genade. Mozes was als getuige van God tevens bewijs van de ontferming van God. Na elk gericht kwam de oproep tot geloof en bekering. Elia heeft van de oordelen van God ‘getuigd’ voor Achab en door zijn gebed de gerichten over Israël doen komen (Jak. 5:17). Door het optreden van Elia bleef Achab gewaarschuwd, en werd hij opgeroepen tot boete en berouw. Zo was hij nog Gods bijzondere gave aan het afvallig bondsvolk.

Wanneer wij deze grondtrekken van de oudtestamentische getuigen terugvinden in de ‘twee getuigen’, op wie het einde van de eeuwen gekomen is, kunnen wij ons een beeld vormen van hun wijze van optreden. De ‘twee getuigen’ zijn zij, die voor het front van de wereld getuigen van de waarachtigheid van God in Zijn toorn over de zonde en in Zijn liefde over wie zich bekeert. Zij stelle de wereld schuldig om haar verwerpen van de Christus, en profeteren van de gerichten van God. En zij bidden of de Here Zijn Naam heiligen wil, of Hij nu ook doen wil wat Hij gesproken heeft. Zo geven deze ‘twee getuigen’ aan de woorden van de profetie hun doorwerking in deze wereld, dat er genade is voor wie zich bekeert en eeuwig verderf voor wie in zijn zonde blijft. Johannes ziet deze ‘twee getuigen’ met zakken bekleed. In treurgewaden als één permanent protest tegen de zonde, de ongerechtigheid, en als één doorgaand leeddragen over een wereld, die haar verderf tegemoet gaat, die reeds gaat bloeden aan duizend wonden en straks geheel ten onder gaat. Deze ‘twee getuigen’ zijn niet opgetreden in eigen kracht, maar in hen werkt de kracht van de Geest, Die nu alle zonde en ongerechtigheid gaat wegbranden uit de wereld naar het recht van Christus’ kruis. In het woord van deze ‘getuigen’ treedt dan ook de wereld tegemoet de zuiverende, reinigende en heiligende gloed van de Geest van de Heere, zodat hun woorden ook een vuur zijn, dat de mensen, die zich niet bekeren, verteert. En zij profeteren voor het front van de wereld 1260 dagen. Dat is heel de tijd van Christus’ hemelvaart tot aan Christus’ wederkomst. Zij gaan dus uit de wereld niet meer weg. Zij blijven tot het einde. Zij voleindigen hun getuigenis.

Zo komt er spanning in het optreden van deze getuigen, oneindig veel groter dan in het optreden van Mozes en Elia. Want Johannes ziet de gerichten zwaarder worden. De wereld wordt al meer verdorven. Zij schrompelt al meer weg onder de gerichten van God. En na elk oordeel bekeert de wereld zich niet, maar groeit zij in haar verzet om zich aan God te onderwerpen. En na elk gericht treden de getuigen weer op en blijven protesteren en profeteren. Zij mogen en kunnen niet meer weg, hoe groot de haat van de wereld ook wordt vanwege hun getuigenis. Deze ‘twee getuigen’ zijn dus Gods laatste geschenk aan de wereld. Nu blijft zij tot het laatste toe opgeroepen tot geloof en bekering. En dit laatste geschenk vertolkt al Gods lankmoedigheid. Deze is zo groot, dat Hij Zijn getuigen er om laat doodslaan op de brede straat van de grote stad (vs. 8).

Wie heeft nu werkelijk lief? Hij, die uit de Geest leert ‘getuigen’ tot de wereld en leert bidden voor de wereld. Wie heeft nu werkelijk lief? Hij, die uit de Geest zijn plaats vindt aan het front van de wereld en daar door de Geest en uit het Woord profeteert en bidt. Er wordt zoveel over de kerk geklaagd, dat zij haar roeping in deze wereld niet verstaat, die bezig is dood te bloeden aan haar wonden. Maar hebben deze klagers dan wel op de getuigen gelet, op deze boetgezanten, verwekt uit de Geest en profeterend door de Geest? Zij zijn Gods heerlijkste, maar ook Gods laatste geschenk aan deze wereld. Deze getuigen hebben werkelijk lief. Zij protesteren tegen de zonde. Zij blijven ‘getuigen’ van Jezus Christus. Zij roepen op tot geloof en bekering. Zij hebben zó lief, dat zij blijven aan het front, totdat zij er doodgeslagen worden. En zij doen hun getuigenis, geleid door de Geest, zó heerlijk en zó zuiver, dat door de oordelen, die komen op hun woord en hun gebed, de kerk uit de wereld (Mozes) en de wereld uit de kerk (Elia) getrokken wordt. Zij beschadigen het werk van God niet, zoals de discipelen het deden in Lucas 9, maar zij spreken en bidden conform het woord van de profetie.

Zo moeten wij de liefde voor de wereld, die haar verderf tegemoet gaat, niet leren uit onszelf, maar uit de profetie. Dan doorzien wij de lankmoedigheid van God. Wij zijn Zijn laatste geschenk aan deze zich verhardende wereld. Hij heeft nog zó lief, dat Hij ons er om dood laat slaan, en onze stem laat verstikken in bloed en vuur en rookdamp. Dan zullen wij ons ook verre houden van alle sentimentaliteit, maar eerst zelf de woorden van de profetie ‘eten’, die zoet zijn in de mond, en bitter in de buik. En nadat wij zelf de profetie ‘gegeten’ hebben, zullen wij tot het einde toe ‘getuigen’.

Wie dat doet, heeft werkelijk lief.

 

[1] Overgenomen en licht gemoderniseerd uit: E.Th. van den Born, Van Souvereine Liefde (Goes: Oosterbaan & Le Cointre, z.j.).

image_pdfimage_print