De bijzondere ernst van de gewone dingen

Onderstaande Schriftoverdenking is van de hand van prof. B. Holwerda.[1]


Lucas 13: 6-9

De gewone dingen zijn het waarvan onze tekst spreekt. Want de eigenaar komt al voor het derde jaar. En als iets drie jaar heeft geduurd, kan men moeilijk nog van buitengewone dingen spreken.

Maar deze woorden krijgen wel een bijzonder reliëf, wanneer we even letten op het moment, waarop Jezus deze gelijkenis sprak.

Er was een schokkend ding gebeurd. Jezus had tot de scharen gesproken van de tekenen der tijden, en hen vermaand, daarop acht te geven. Op dat ogenblik waren er ook enkelen onder Zijn gehoor, die Hem het bericht kwamen brengen van een ontzettende ramp in Jeruzalem. Pilatus had enkele Galileeërs, die in de tempel hun offer kwamen brengen, tijdens deze heilige handeling laten doden. Met ontzetting had men geconstateerd, dat hun bloed zich met dat van hun offers had vermengd.

En dit was de tweede ramp in vrij korte tijd. Want nog maar even daarvoor vielen er achttien doden te betreuren bij een ongeluk in Siloam.

Deze beide bijzondere gebeurtenissen hadden de mensen toch even erg doen schrikken. Evenwel, al te lang had de schrik ook weer niet geduurd. Men had zijn theologie, waarmee men deze tragische gebeurtenissen wist te “verklaren”: de Heere had een duidelijke blijk gegeven van Zijn grote toorn; daaruit mocht men toch afleiden, dat de slachtoffers in heel erge mate tegen Hem hadden gezondigd. Daarmee had men zijn God gerechtvaardigd: die mensen hadden het verdiend; daarmee had men ook zichzelf gerechtvaardigd: ik dank U, dat ik niet ben zoals die achttien bij Siloam en die ongelukkige Galileeërs.

De roepstem van God in deze feiten heeft de schare niet meer verstaan.

Daarom moet Jezus met alle klem tot hen spreken van de ernst van deze bijzondere dingen, opdat ze zich bekeren: indien u zich niet bekeert, wacht u hetzelfde lot.

 

Tegen deze achtergrond krijgt de gelijkenis van de onvruchtbare vijgenboom een heel scherp reliëf. De Heere heeft nu drie jaar lang bijzondere zorg besteed aan Zijn wijngaard, aan de vijgenboom Israël.

Johannes de Doper heeft gepredikt en gedoopt. Na hem is Jezus gekomen om de armen het Evangelie te prediken, en Hij heeft die prediking bekrachtigd door vele wonderen. De Heere mag nu vrucht verwachten.

In de hele periode tussen Maleachi en Johannes had God Zijn wijngaard haast onbewerkt laten liggen. Maar als Johannes komt, dan spaart Hij moeite noch kosten, om de wijngaard vrucht te doen dragen. En als Johannes wegvalt, is Jezus al bezig met een nog intensiever bewerking. God zoekt tevergeefs vrucht! En daarom wil Hij de vijgenboom uitroeien.

Want dit is de ontzaglijke ernst van de gewone dingen. Het optreden van Johannes en Jezus heeft even grote belangstelling getrokken, maar al spoedig is het enthousiasme weer geluwd. Na een poos vinden ze het al weer gewoon, dat Johannes doopt. En bij Jezus duurt het iets langer.

Toch valt het op de duur ook bij Hem niet mee; en straks wandelen velen van Zijn discipelen niet meer met Hem.

Dat heeft nu drie jaren geduurd. Er werd gepreekt; heel gewoon. Maar daarom des te ernstiger. Want gewone dingen zijn veel ernstiger dan bijzondere.

Dat bloedbad in de tempel had paniek veroorzaakt; en het ongeval bij Siloam had hen diep geschokt: achttien doden! Maar dat Jezus predikt? Och, gisteren deed Hij in een andere plaats precies hetzelfde; en morgen is Hij weer ergens elders. Ze raken er al aan gewoon. Heeft Hij pas een duivel uitgeworpen? Maar de hoeveelste zou het al zijn?

De bijzondere dingen doen hen tenminste nog even schrikken; maar de gewone accepteren ze zonder meer.

Maar wat is nu het feit van de grootste ernst?

De Joden zeggen: 18 doden bij Siloam en zoveel in de tempel. Maar God zegt: Drie jaar lang is u het evangelie gepredikt. Ik heb niet drie jaar lang u dagelijks laten schrikken door bijzondere rampen. Maar drie jaar lang heb Ik u dagelijks zoeken te bewegen tot geloof en tot de gehoorzaamheid van het verbond.

Waarom gaat Israël tenslotte verloren? Omdat het de bijzondere dingen niet juist taxeerde? Nee; maar omdat het die bijzondere dingen nodig had; omdat men aan de gewone prediking geen geloof gaf. Israël gaat verloren niet omdat het de “schrik des Heeren” maar flauw bemerkte in dat tempeldrama, maar omdat het de “schrik des Heeren” helemaal niet hoorde in de driejarige prediking.

Dat bloedbad en dat ongeluk met die toren, ze zouden in andere omstandigheden zijn geweest ongevallen-zonder-meer. Als die feiten tien jaar eerder waren gekomen, ze zouden even tragisch zijn geweest voor de familieleden van de slachtoffers; maar Jezus had ze nooit kunnen maken tot stof voor de preek. Maar nu komen ze, als Johannes en Jezus drie jaar lang tevergeefs hebben gewerkt. Nu worden die ongevallen opeens alarmsignalen van God, vol van helse dreiging. De bijzondere dingen ontlenen hun ernst aan de gewone.

 

We zijn allen ontroerd over het oorlogsleed; we zijn allen geschrokken van deze voor ons bijzondere gebeurtenissen. Maar hoevelen van ons weten het nog, dat deze dingen hun eigenlijke, diepste ernst ontlenen aan de evangelie-prediking van vele jaren?

We beleven ernstige tijden, zeggen de mensen. Inderdaad, maar de laatste zondag was ernstiger door de gewone preek dan de data, die in de laatste tijd voor ons een geheel donkere kleur hebben gekregen.

O ja, het is hier niet enkel gericht. Ik lees hier ook van het gebed van Christus: Heere, laat hem ook nog dit jaar. Dat betekent evenwel niet, dat de ernst geringer wordt. Integendeel. Onze kerkdiensten gaan gewoon door. Nu wordt het dus gevaarlijk. God heeft ons doen schrikken van het oorlogsgeweld, opdat we zouden luisteren naar het Evangelie.

De bijzondere dingen komen dagelijks verder van ons af te staan. De gewone dingen gaan door.

Het leven wordt dus dagelijks ernstiger. Het is ernstig omdat de zaligmakende genade Gods in Jezus Christus verschenen is, en omdat de prediking daarvan gewoon voortgaat onder ons.

 

[1] Overgenomen en licht gemoderniseerd uit: prof. B. Holwerda, De wijshoud die behoudt (Goes: Oosterbaan & Le Cointre N.V., 1957).