Voor u ligt een Schriftoverdenking van dr. K. Schilder, geschreven in augustus 1945.[1] Over een gedeelte uit 1 Koningen 13 wordt nagedacht.
Bezwaard zijn als in de kerk van de Heere dwalingen worden toegelaten: Wat staat Gods kind dan te doen. Onderstaande Schriftoverdenking geeft antwoord.
Voor de goede orde merk ik op dat enkele taalkundige aanpassingen zijn gedaan, i.v.m. inmiddels verouderd taalgebruik, en paragraaf-omschrijvingen zijn toegevoegd.
C.A. Teunis
11. Nu woonde er in Bethel een oude profeet. Zijn zoon kwam en vertelde hem alles wat die man Gods die dag in Bethel had gedaan ……….
14a. Toen ging hij de man Gods achterna ……….
18. Toen zei hij tegen hem: Ik ben ook een profeet, zoals u, en een engel heeft door het woord van de HEERE tot mij gesproken: Laat hem met u terugkeren naar uw huis, en laat hij brood eten en water drinken. Hij loog echter tegen hem.
19a. Toen keerde hij met hem terug.
1 Koningen 13: 11, 14a, 18,19a
Bethel → Beth-Aven
Bethel.
De naam betekent: huis van God.
Maar het was Beth-Aven geworden (Hosea 4:15 enz.), d.w.z. een huis van de afgod.
Eigenwilligheid
Koning Jerobeam had, hoofdzakelijk ter bewaring van zijn machtspositie, er een hiërarchie ingevoerd, een machtsapparaat, dat de zonen van Abraham knechtte, en had, met een algehele verkrachting van de uitdrukkelijke bevelen van de Heere, te Bethel de stier-kalverdienst ingericht. De openbaring van de Heere met betrekking tot de eredienst derhalve in de wind geslagen. De mensen afgetrokken van Jeruzalem, d.w.z. afgetrokken van de goede kerkenordening; en op die manier de eigenwilligheid ten top gevoerd.
Het was heel erg mis.
Hij zondigde en DEED ook Israël zondigen. Iedereen moest zich feitelijk conformeren: de wil was zó.
Dat het mis was begrepen duizenden mensen. Ze waren bezwaard. Geen wonder: ze waren heel anders grootgebracht. Ze hadden het honderdmaal anders geleerd, en ook anders gezegd.
Ruimte voor bezwaarden
Maar tussen bezwaard-zijn en gehoorzaam-zijn ligt vaak een lange afstand.
Jerobeams kerk-formatie duldde wel de bezwaarden: de koning was veel te slim, dan dat hij het bezwaard-zijn niet met veel “begrip” zou tegentreden. Maar al was er in “zijn” kerkformatie plaats voor bezwaarden, er was geen plaats voor gehoorzamen.
Bevel was bevel. Wil was wil. De “orde”- dáár tegen mocht niemand “feitelijk” ingaan. Ook niet, als hij vond, dat de orde van Jahwe anders beval dan de orde van de koning. De hiërarchie bediende de machtsapparatuur. En dat het ménens was met die macht, dat liet de koning terdege voelen. De koning liet zelf een groot feest aanrichten, het feest van de N.E.E., de Nationale Eigen Eredienst. Zelf zou Zijne Majesteit het altaar bestijgen, d.w.z. optreden als N.E.E.-hogepriester, als pontifex maximus.
(Toevoeging van C.A. T.: Pontifex heetten in het oude Rome de leden van het hoge priesterlijk college, waaraan de zorg voor de godsdienstzaken was toevertrouwd. Pontifex maximus, opperpriester, was oorspronkelijk de voorzitter van het college, later was dit de keizer. Deze titel Pontifex maximus is daarna ook aan de paus gegeven).
Overwon Jerobeam snel de bezwaarden?
O neen. Er bleven vele bezwaarden.
Hij moest zelfs aanvankelijk voor de N.E.E. zich behelpen met priesters „die hij gemaakt had”; natuurlijk had hij liever levieten gehad, evenals Micha de Efraïmiet (Richteren 17). Maar de beter gezinden onder hen wilden toch van Jerobeams kalverendienst niets weten.
Speciaal te Bethel moest Jerobeam zich met niet-Levietische priesters behelpen.
De bezwaarden waren zelfs georganiseerd geweest. En hadden zelfs publiek geprotesteerd. Flink?
Ja. De stukken waren er afgevlogen. Ze hadden de hiërarchie goed de waarheid gezegd; soms zelfs iets gedaan.
Uit alle delen van Israël trokken de priesters en Levieten naar Judea; blijkbaar wilden zij aan Jerobeams heiligdommen niet dienen (uitzonderingen daargelaten).
Maar niet alle bezwaarden worden gehoorzaam.
Het blijven-protesteren loopt vanzelf ten einde. Het bij-protesteren-blijven ook.
Zo was het ook met die man, die, hoewel “godsman”, in Bethel woonde.
Degeneratie
Waarschijnlijk was hij voortgekomen uit de profetische kringen, die zich sedert Samuëls dagen zeer hadden uitgebreid ……. .. en waartoe ook Ahia de Siloniet behoorde. Maar niet alle profeten uit deze kringen stonden zo pal voor de zuivere dienst van de Heere als Ahia ……
Er was een degeneratie ingetreden, waardoor de opkomst werd voorbereid van een beweging, die wij kortweg „valse profetie” kunnen noemen.
Een degeneratie, die zich openbaarde in slapheid tegenover Jerobeams beeldendienst.
De oude Betheliet is nu echt zo’n gedegenereerd profeet. Zijn enige protest tegen de stiercultus is, dat hij zelf er niet heengaat. Verder zou hij vermoedelijk alles op zijn beloop hebben gelaten, wanneer de man uit Juda niet was opgetreden.
„De man uit ]uda”?
Ja.
Prediking
Op het juiste moment d.w.z. juist op de dag, dat Zijne Majesteit publiek zal paraderen als Opperpriester van de N.E.E., als eerste lid van het Rijks-moderamen van de H.C., de Hiërarchische Cultus, komt daar ineens in Bethel, dat voor de gelegenheid feestelijk is uitgedost, een profeet uit Juda binnenstormen.
Uit Juda.
Niet uit het tienstammenrijk dus van Jerobeam, maar uit het twee-stammen-rijk, waarvan Jeruzalem met zijn wettige Eredienst het centrum was.
Deze profeet slingert zijn banvloek tegen het altaar van de N.E.E. van Jerobeams politieke grootheid. En dadelijk nadat hij zijn opdracht heeft uitgevoerd, trekt hij zich terug, gaat, zonder ergens te logeren, zonder een restaurant zelfs binnen te lopen, die goddeloze omgeving verlaten.
Ook dat immers behoorde tot zijn prediking.
Hij moét van de Heere zo haastig vertrekken. Die zinnebeeldige handeling behoort tot z’n opdracht; met woorden, maar ook met de illustratieve dáád moet hij preken.
Dit vertrek-in-ijltempo wil zo kras mogelijk zeggen: een goed bezwaarde houdt het hier niet langer uit; van bezwaard-zijn moet het komen tot gehoorzaamheids-betoon.
Met deze hiërarchie kan een trouwe knecht van God zich niet associëren; hij moet het tafellaken doorsnijden.
Wie het tafellaken doorsnijdt tegenover degenen, die – als Jerobeam – het tafellaken doorsneden tegenover de getrouwen, die herstelt de tafelgemeenschap met en van de getrouwen.
Jerobeam, u bent schismatiek: u hebt de scheur gebracht; u hebt de geboden van de Heere verworpen; u hebt de afspraken geschonden.
Als ik – profeet uit ]uda – dus met u en uw stad en uw N.E.E.-apparaat geen gemeenschap onderhoud, ben ik: niet schismatiek, maar dan is mijn weigering-van-samenwoning met u een positieve daad van kerkelijke eenheid met hen, die de wet van de Heere getrouw bewaren.
Wel/geen compromis
Natuurlijk voélde de oude man uit Bethel die zweepslag.
Deze collega-godsman snijdt alle compromis openlijk af; maar hij zelf heeft praktisch van het compromis geleefd …. ..
Hij voelt de zweepslag.
Maar hij bekeert zich niet.
Hij wordt het typisch voorbeeld van alle bezwaarden, die, eenmaal geplaatst voor de keus van radicale gehoorzaamheid-met-de-daad, ja of neen, de moed missen voor de keuze van het ja, en daarna – ze willen zich een houding geven – de felste opponenten worden: ze zijn wel bezwaard, máár: „men moet niet breken”.
Ze bedoelen: niet breken met de omgeving.
En om dit onschriftuurlijk advies te kunnen volhouden, zeggen ze straks óók: niet breken met de zonde.
Wel bezwaard zijn, maar – als ’t er op aankomt – niet met-de-daad-gehoorzaam worden.
En om dát onschriftuurlíjk advies te kunnen volhouden, redeneren ze straks zó: het radicaal-breken-met-de-zonde is zelf ongehoorzaam; het ís: breken-met-het-gebod, het gebod van de eenheid. Ze vergeten, dat de eenheid zaak van gehoorzaamheid is. En ze stellen zich aan, alsof God het momentele gegeven getal van hen, die ergens samen-wonen stelt boven de acute gehoorzaamheid.
Zo ontsteekt Satan in het hart van den ouden Betheliet het vuur van de valse profetie. Hij laat inspannen, rijdt de Judese collega achterna en zegt tot hem: ga maar gerust mee met mij, om toch in Bethel te logeren, want de Heere heeft zijn aan u gegeven verbod-van-logíes-aldaar in een gesprek met mij gewijzigd: het anti-verbroederingsverbod is opgeheven, ga mee.
De boodschap
Het eind van de historie is, dat de Judese godsman zich laat bepraten. Hij gaat mee. Ze gaan samen de maaltijd gebruiken. En dan werpt de Geest Gods z’n vlammen tegen hem: omdat u dit gedaan hebt, en uw mooie preek hebt krachteloos gemaakt, en door uw ongehoorzaamheid uw bezwaren-inbrengen hebt ontkracht, daarom wordt u niet bij uw vaderen begraven.
Spoedig is dat oordeel ook voltrokken.
Op de terugweg verslaat een leeuw hem, die hem evenwel niet verslindt. Zijn lijk wordt door de Heere publiek tentoongesteld, opdat ieder zal weten, dat God uit dode profeten nog de preekstof weet te halen, die de levenden hebben veronachtzaamd en dat Hij het heel erg geméénd heeft met zijn anti-verbroederings-gebod.
Het gebeente van de Judese profeet komt dan ook daarná nogmaals ter sprake ten dage van de reformatie van Josía (2 Kon. 23 : 18). Het treedt dan aan het licht, dat de Heere zijn anti-verbroederings-gebod gered heeft uit de nivelleringspogíngen van zijn zwakke knechten. En dat Hij het na vele jaren nog herhaalt en accentueert.
En dit is dan één van de vele bijbelse gegevens met betrekking tot bezwaarden, die niet voortvaren tot de gehoorzaamheid;
-protesterenden, die niet komen tot de vrijmaking van zonden, die hen meeslepen;
-die om het getál in de hand te houden ook maar de zonde aan de hand houden.
Laat zulk een dwang voor u niet nodig wezen.
Vrijmaking schept de ware eenheid, en redt het verband.
[1] K. Schilder, Schriftoverdenkingen deel 3 (Goes: Oosterbaan & Le Cointre N.V., 1958), pp. 20-23.