Christenen in de Romeinse tijd

Vandaag deel 2 uit de serie ‘kerkgeschiedenis voor de jeugd’.

 


 

Door: E.T. Smith-Teunis

 

De kerk groeit
De Here zorgt altijd voor Zijn kerk. De wereld waarin de kerk leefde betreft in deze vertelling de tijd van het Romeinse keizerrijk. Het Romeinse rijk was enorm groot, het grootste deel van de wereld die toen bekend was, behoorde daartoe. Rome is het middelpunt.  De wegen waren goed en er was veel handel en er heerste orde. Veel mensen in allerlei landen spreken nu Engels. In die tijd spraken de meeste mensen Grieks. Door dit alles kon het evangelie zich snel verspreiden. Er is een enorme groei in de kerk. Iedere gelovige wist zich geroepen als getuige van Christus.

De Here heeft de wereld rijp gemaakt om het evangelie te ontvangen.

 

Keizerverering
De keizer was niet zomaar iemand. De keizer werd gezien als een soort god. Eerst werden keizers alleen na hun dood vereerd, maar dat veranderde al snel. De keizer werd als god vereerd. Daar moest je voor offeren in de tempel. Deed je dat niet, dan kon je leven gevaar lopen. Men dacht dat als je de keizer niet vereerde, je een gevaar kon zijn voor het land. Godsdienst was bij de Romeinen niet iets van geloof van iedere mens persoonlijk en afzonderlijk, maar van alle mensen samen. Wat je persoonlijk dacht was niet zo belangrijk, als je maar offerde, net als iedereen. Iedereen offerde ook omdat men er wat voor terug verwachtte, bijvoorbeeld geluk of macht. Het was je plicht om te offeren anders was je een slechte burger.

Ook de heidense priesters wilden dat je offerde, daar verdienden ze immers veel geld aan!

Veel mensen werden christen. Ze deden daarom niet meer mee aan het offeren voor de keizer omdat ze alleen de Here wilden dienen! Dat vonden de heidense priesters niet fijn, ze verdienden daardoor veel minder.

Je begrijpt dan ook wel dat er veel mensen waren die niet zo blij waren met al die christenen.

 

Vervolgingen
De groeiende kerk in het grote wereldrijk werd al heel snel vervolgd.

Men begreep niet veel van de kerkdiensten van christenen. Ze hoorden wel eens wat. Zo kwamen er al snel verhalen over de diensten. Ze dachten dat ze kleine kinderen slachtten en dat ze vlees aten en bloed dronken. Jullie weten dan dat hier het avondmaal mee bedoeld werd en dat dit dus helemaal niet waar was. En zeiden ze, ze eren de keizer ook niet zoals het hoort. Ze zijn een gevaar voor het rijk. Weg met die christenen.

De heidense priesters hadden belang bij de dood van christenen. Ze wilden immers weer meer mensen die in de tempels gingen offeren.

Zo begon er een moeilijke tijd. Christenen kregen de schuld van elke ramp of het nu een natuurramp was of een epidemie. Een epidemie is een besmettelijke ziekte die zich heel snel uitbreidt en waarvan heel veel mensen ziek worden en ook wel kunnen overlijden.

Als je christen was, dan kon je gevangen genomen worden. Je kon weer vrij komen door voor de keizer te offeren. Deed je dat niet, dan wachtte je een vreselijke dood. In die tijd waren er een soort stadions, amfitheater noemden ze dat. In het midden hiervan was de arena, dat kan je vergelijken met een voetbalveld nu. In de arena vonden allerlei gevechten plaats. Men ging er voor het plezier naar kijken. De christenen werden naar het amfitheater gebracht. Zodra ze in de arena waren werden er hongerige leeuwen op hen los gelaten. Dan moesten de christenen met hun blote handen vechten met die uitgehongerde leeuwen. Veel gelovige mensen stierven daardoor als martelaar. Een martelaar is iemand die vervolgd wordt om het geloof in Christus en hiervoor gedood wordt. Zij mochten direct van de arena naar de hemel en waren voor eens en altijd verlost van hun zonde.

In Rome hielden de christenen hun kerkdiensten in de catacomben. Catacomben zijn onderaardse gangen en ruimtes. De grond onder Rome bestaat  niet uit zand of klei, maar uit steen. Daarin werden gangen uitgehouwen en daar begroef men hun doden. De onderaardse gangen werden steeds uitgebreid. Zo ontstond er een heel gangenstelsel en hier maakten de christenen gebruik van. Ze kwamen hier in het geheim samen.

 

Keizer Nero
Er zijn veel keizers die geregeerd hebben. Gelukkig lieten niet alle keizers de christenen vervolgen, maar velen deden dat wel. De wreedste keizer was wel keizer Nero. Hij regeerde van 54 na Chr. tot 68 na Chr.

Keizer Nero had zijn broer, vrouw en moeder vermoord. Ook zijn leermeester vermoordde hij. Niemand was zijn leven zeker in die tijd. Het kleinste vergrijp kon je je leven kosten.

In het jaar 64 na Christus breekt er een brand uit in Rome. Veel huizen zijn van hout. Het is erg gevaarlijk en moeilijk om deze brand te stoppen. De brand duurt dan ook meer dan een week. Nero vindt deze brandende stad een prachtig gezicht. Maar veel mensen sterven. Ze konden niet snel genoeg vluchten.

Al snel gaat het praatje rond dat Nero de stad in brand heeft gestoken. Als Nero dat hoort, dan doet hij zijn uiterste best om het weer goed te maken. Hij is bang dat de mensen wraak willen nemen. Na de brand is er niet veel meer over van Rome. Nero laat de stad Rome opnieuw bouwen, nu nog mooier dan eerst. Hij brengt offers aan de goden en laat de slachtoffers helpen. Toch helpt alles wat hij doet niet. De mensen blijven zeggen dat hij de stad in brand heeft gestoken.

Tenslotte verzint Nero iets. Hij geeft de christenen de schuld van de brand. Omdat christenen niet meer offeren aan de goden, zijn de goden boos geworden op de christenen. Dat moet veranderen. Veel mensen geloven wat de keizer zegt. Men doet er alles aan om te proberen alle christenen te doden.

Maar ook aan de regeerperiode van keizer Nero komt een eind. Het volk komt in opstand tegen hem. Nero wil zichzelf doden, maar kan dat niet. Uiteindelijk dood een slaaf hem.

 

De Here bewaart zijn kerk
In de vervolgingen zien we een strijd tussen God en de satan. Het kan heel moeilijk zijn voor de kerk, de bruid van Christus. Maar de kerk blijft groeien tegen de verdrukking in. Wat een kracht toont Christus door de eeuwen heen. Nog steeds werkt de Heilige Geest in de harten van mensen. Totdat wij als bruid van Christus voor eeuwig bij hem mogen zijn.