Kerk en krant (14, slot)

Door: J. Bos

 

In de vorige aflevering kwam naar voren dat volgens de Stichting Woord en Wereld de evangelische kringen en de gereformeerde gezindte groepen waren waartegen front moest worden gemaakt, terwijl het ND deze als bondgenoot wilde beschouwen tegen de secularisatie.

De keus van het ND was ook van invloed op de houding die de krant aannam ten aanzien van de Evangelische Omroep (EO), die sinds 1970 radio- en t.v.-uitzendingen verzorgde. De ontwikkelingen worden in het boek Eigentijds en eigenzinnig[1] breeduit beschreven. Waar prof. Kamphuis had gewaarschuwd voor evangelische kringen: ‘De felste haters komen voort uit de secularisatie van de kerk’ (p. 176), beschouwde het ND de EO als medestander. We geven enkele citaten met betrekking tot de gevolgen.

‘Met de opkomst van de EO veranderde het christelijke medialandschap. Deze omroep streed tegen de secularisatie. Daarom gingen vrijgemaakten haar meer als bondgenoot beschouwen in de loop van de jaren tachtig. Die secularisatie zorgde er ook voor dat andere organisaties als partners voor het ND in beeld kwamen. De samenleving leek steeds minder op te hebben met christelijke uitgangspunten. Hierdoor kwamen de onderlinge verschillen tussen christenen in perspectief te staan. De verdeeldheid onder protestanten was te betreuren, maar de veranderingen in de samenleving waren veel zorgwekkender. Dáár lag voor het ND voortaan het belangrijkste front. De doorgaande reformatie, die maatschappelijke samenwerking met andere protestanten uitsloot, was intussen gedateerd. Deze opstelling leidde tot een paradoxale situatie: het ND en het RD gingen elkaar zien als concurrenten, maar tegelijkertijd sloegen ze de handen ineen. (…) De onderlinge verschillen werden opnieuw getaxeerd in een veranderende context. Een andere tijd vroeg om andere prioriteiten, waardoor samenwerking mogelijk werd.’ (p. 207)

‘Het ND bleef kritisch, maar tegelijk ging de krant de EO meer als medestander zien. Het interkerkelijke karakter van de omroep en de niet-gereformeerde denkbeelden die hier een plaats hadden, bleven het ND een doorn in het oog. Maar op fundamentele punten bestond herkenning. Beide mediaorganisaties bonden de strijd aan tegen abortus en euthanasie, zaken die volgens beide gevolgen hadden voor het christelijke karakter van Nederland. Deze overeenkomsten relativeerden de onderlinge kerkelijke en theologische verschillen. Het succes van de EO, die kerkgrenzen oversteeg, droeg ertoe bij dat het ND het belang van de vrijgemaakte kerk in perspectief ging zien.’ (p. 212)

Ook hieruit blijkt dat de doorgaande reformatie was verzand en dat in plaats daarvan het kerkelijk relativisme zich ontwikkelde, dat steeds verder om zich heen greep. De geschiedenis van het ND na de jaren tachtig zoals die door Van den Belt wordt beschreven, toont uitgebreid de gevolgen. We gaan daar verder niet op in en ronden deze serie af. Geïnteresseerden raden we aan het boek te lezen.

Het kerkelijke karakter van de krant verwaterde meer en meer. Belangrijk om te bedenken is dat het ND fungeerde als ‘spiegel’, ‘seismograaf’ en ‘kathalysator’ van wat er in de vrijgemaakte kerken zélf gebeurde. Wie wilde weten welke kant het opging met de kerken, kon dat zien aan het ND. De krant had een bepalende invloed op allerlei ‘moderne’ ontwikkelingen in de Gereformeerde Kerken vrijgemaakt (GKv). In 2006 duidde ds. R. van der Wolf (destijds GKv-predikant op Urk) het ND in een lezing aan ‘als vaandrager, koploper en ijsbreker’ ervan.[2]

Toen als gevolg van deze koers verkeerde synodebesluiten werden genomen, heeft dit geleid tot de Vrijmaking van 2003. Het merkwaardige is echter dat velen hun toevlucht hebben gezocht in ‘reformatorische’ richting. Als krant werd dan doorgaans het Reformatorisch Dagblad omarmd. Er is wel beweerd dat het daarbij om ‘verlegenheidskeuzes’ zou gaan.[3] Maar het is naïef om te denken dat men niet ‘druppelsgewijs’ beïnvloed wordt als men zich via een krant dag aan dag in de sfeer van dwaalleer begeeft. Nog afgezien daarvan dat een afwijkende leer überhaupt niet voor lief mag worden genomen. Er is geen principieel verschil tussen ND en RD. Beide kranten zitten op dezelfde interkerkelijke lijn, de een aan de linker-, de ander aan de rechterkant.

In feite komt deze ontwikkeling overeen met wat er in de GKv gebeurde, maar dan ‘de andere kant op’. De invloed ervan komt steeds duidelijker naar voren onder hen die de GKv sinds 2003 hebben verlaten. We hebben er op deze website vaker voor gewaarschuwd dat men al meer de ‘reformatorische’ kant op gaat, waardoor het pluriformiteitsdenken toeneemt. Helaas blijkt de ‘doorgaande reformatie’ ook daar tot stilstand te zijn gekomen.

 

[1] Christoph van den Belt, Eigentijds en eigenzinnig, Een geschiedenis van het Nederlands Dagblad en het Reformatorisch Dagblad (1960-2000), Amsterdam, Prometheus, 2021
[2] Brochure Kerk in de crisis, lezing door ds. R. van der Wolf uit Urk, Zuidhorn, april 2006, p. 12
[3] Zoals bv. door H. Oosterhuis in het artikel ‘Kerkbesef verdampt’, Gereformeerd Kerkblad De Bazuin, 8e jaargang nummer 12, 26 maart 2014, p. 149




Kerk en krant (13)

Door: J. Bos

 

We gaan weer verder met het bespreken van de geschiedenis van het Nederlands Dagblad, zoals die is opgetekend in het boek Eigentijds en eigenzinnig[1].

‘De toerusting van de lezer, die altijd belangrijk geweest was voor de krant, veranderde in de jaren tachtig. (…) Het aloude ideaal van leiding geven, dat een centrale plaats had gespeeld in journalistieke opvattingen onder gereformeerden, maakte plaats voor het discussieplatform als model.
Dat discussie zo belangrijk was, hing samen met de secularisatie. Voor iemand als Kamphuis waren argumenten ook fundamenteel: die moesten Schriftuurlijk zijn. Maar discussie? Profeten discussiëren niet. De Vries verhield zich meer tot de secularisatie: in confrontatie hiermee waren de beste argumenten nodig om als vrijgemaakt gereformeerde weerbaar te zijn.’ (p. 171)

De schrijver formuleert het als een verschil van ‘opvatting’ of ‘interpretatie’ met betrekking tot gereformeerde journalistiek. We willen er echter op wijzen dat het verschil duidelijk dieper lag, en dat er sprake was van een verschil van ‘overtuiging’. Veelzeggend is in dat verband de zin: ‘Profeten discussiëren niet.’

Een en ander leidde ertoe dat mannen als prof. Kamphuis en ds. Van Gurp niet langer bij het ND terecht konden om leiding te geven. Iemand die wél bij de nieuwe koers van het ND paste was prof. J. Douma, die vanaf eind 1985 de column ‘Moreel Beraad’ ging schrijven. Hij was in 1982 bij het blad De Reformatie gestopt met de rubriek ‘Kerkelijk Leven’, ‘mede omdat hij er weinig voor voelde om, zoals Kamphuis, zijn wil op te leggen aan lezers.’ (p. 173)

Ondertussen was in juli 1985 de Stichting Woord en Wereld opgericht, om door middel van het uitgeven van brochures goede gereformeerde leiding te geven. Volgens de initiatiefnemers schoot het ND daarin te kort, doordat het ruimte gaf aan afwijkende ideeën uit buitenkerkelijke kringen. Het bestuur werd gevormd door onder meer prof. Kamphuis, ds. Van Gurp, ds. W.G. de Vries en ds. J. Kok.

‘In het begeleidend persbericht namen zij stelling tegen ‘het confessioneel indifferentisme van de evangelische beweging, met de idee van de gereformeerde gezindte, die de kerk verdringt’. Dit was de lijn-Kamphuis: een onveranderlijk sterk accent op de kerk en de doorgaande reformatie.’ (p. 173-174)

Om na te gaan of het mogelijk was nader tot elkaar te komen zijn er tussen een delegatie van commissarissen en redactie van het ND en een delegatie van Woord en Wereld twee gesprekken geweest, in april en november 1986, waarin de standpunten werden besproken. Deze besprekingen leidden echter niet tot overeenstemming. Wel bleek dat de commissarissen van het ND niet geheel op één lijn zaten met de hoofdredactie. Zij wilden concessies doen aan Woord en Wereld, iets waartoe de hoofdredactie niet bereid was.

Dit interne verschil van inzicht hield in, dat de commissarissen eveneens van mening waren dat het ND samen met mensen uit andere kringen strijd tegen de ontkerstening moest voeren, maar dat er door de krant óók genormeerd gewaarschuwd moest worden tegen dwaalleer. Dat gebeurde huns inziens te weinig. In de aanloop naar het tweede gesprek hadden ze een nota geschreven, waarin onder meer stond ‘dat de ongelovigen, de evangelische kringen én de gereformeerde gezindte tot het front behoorden.’ (p. 175) Prof. Kamphuis, een van de afgevaardigden van Woord en Wereld, had daar op zich waardering voor. Bij de bespreking ervan bleek men echter verschillende kanten op te gaan.
Van de hoofdredactie was er eveneens een nota. ‘Hierin stond dat het ND binnen de bandbreedte van de confessie de eigen norm niet wilde opleggen.’ (p. 175) Tijdens het gesprek noemde hoofdredacteur De Vries als argument ‘dat evangelische christenen zich ook op de Bijbel baseerden. Dat maakte hen tot bondgenoten. Van der Kolk (een van de commissarissen, jb) viel hem bij, maar had ook kritiek op zijn hoofdredacteur: de norm bleef te vaak achterwege in de krant.’ (p. 176)
Het verschil van inzicht tussen hoofdredactie en commissarissen was dus in feite niet principieel en de nieuwe koers bleef gehandhaafd.

‘Het contact met Woord en Wereld hield aan, maar van een derde ontmoeting kwam het niet: de stichting en het ND gingen elk een eigen weg. De krant wilde relevant blijven in een seculariserende samenleving en was bereid daartoe aanpassingen te doen: de eigen identiteit werd gerelativeerd om aansluiting te zoeken met anderen. (…) Kamphuis en consorten wilden vasthouden aan een onveranderlijke en onwankelbare waarheid, of ze nu in een kerkelijke of seculiere context opereerden. De omvang van hun aanhang interesseerde hen minder dan het ND. Het ging om de zuiverheid van het spreken.’ (p. 176)

 

[1] Christoph van den Belt, Eigentijds en eigenzinnig, Een geschiedenis van het Nederlands Dagblad en het Reformatorisch Dagblad (1960-2000), Amsterdam, Prometheus, 2021




Kerk en krant (12)

Door: J. Bos

 

In dit artikel staan we kort stil naar aanleiding van de constatering die we in het vorige artikel citeerden uit Eigentijds en eigenzinnig[1]: ‘Nieuw was dat De Vries anno 1983 een uitgangspunt koos in de ethiek in plaats van in de kerk.’ Het heeft niet direct met het onderwerp ‘Kerk en krant’ te maken, maar het is ons inziens interessant genoeg om zijdelings even in te gaan op een overeenkomstigheid die hier valt waar te nemen in recentere kwesties.[2] We noemen daar enkele van, waarbij het telkens de keuze betreft voor een uitgangspunt dat ruimte biedt voor ‘bredere oriëntatie’ op kerkelijk gebied.

– De behandeling van het rapport van deputaten BBK door de GS Groningen 2014 van DGK. Ter tafel kwam een commissierapport met een voorstel voor een besluit, dat door de synode werd overgenomen. Het gaat ons nu niet om de inhoud van dat besluit als zodanig, maar om iets wat in grond 4 onder dat besluit staat:
‘In contacten met buitenlandse kerken die de Westminster Standards als belijdenisgeschriften hebben zal eerst en vooral duidelijk moeten worden of de kerkelijke praktijk overeenkomstig Gods Woord is. Bij positieve constatering hiervan is verder gesprek mogelijk over inhoudelijke verschillen tussen de onderscheiden belijdenissen. (…)’ (Acta, pag. 45)

Uit het verslag van de bespreking willen we het volgende naar voren halen:
‘Ook wijst het rapport van de commissie aan dat vanuit de praktijk zal blijken hoe het met de leer gesteld is. Hierbij wordt de zaak omgedraaid. Er is altijd gezegd: we moeten hetzelfde fundament hebben. En vanuit het fundament elkaar benaderen en kijken hoe de praktijk functioneert.’ (Acta, pag. 43)

Verder was er een tegenvoorstel, waarin onder meer de volgende gronden werden genoemd:
1. De kerkelijke grondslag van kerken die met elkaar een relatie aangaan, dient in alle onderdelen geheel in overeenstemming met de Heilige Schrift te zijn.
2. De belijdenis van kerken die met elkaar een relatie aangaan dient in alle onderdelen geheel in overeenstemming met de Heilige Schrift te zijn (ondertekeningsformulier voor predikanten). (Acta, pag. 44)

Het tegenvoorstel kwam echter te vervallen doordat het commissievoorstel eerst in stemming was gebracht en was aangenomen.

Het kan duidelijk zijn dat er op dit punt sprake was van een verschuiving van het uitgangspunt van ‘de leer’ naar ‘de kerkelijke praktijk’.

– In de artikelenserie ‘Groeiende verandering’ op deze website hebben we laten zien dat het uitgangspunt van beleid van DGK is verschoven van ‘het adres van de kerk’ naar ‘de katholiciteit van de kerk’. Deze ‘katholieke afslag’ kreeg een theologische onderbouwing in het ‘Gespreksdocument’ over de katholiciteit van de kerk. Ook daarover hebben we het nodige geschreven.[3]

– Uit de besprekingen tussen DGK en de GKN bleek dat de samensprekende deputaten hun uitgangspunt namen in een geestelijke eenheid die ze onderling ervaarden. Dit werd bekrachtigd door het formuleren van een ‘Vertrekpunt’ betreffende de geestelijke gezindheid. Gevolg hiervan was een verschuiving van ‘vrede door recht’ naar ‘vrede door gezindheid’. Meer daarover is op deze website te vinden in de artikelenserie ‘Deputatenbericht’.

De overeenkomstigheid van deze onderwerpen met de gang van zaken bij het ND ligt daarin dat er gekozen werd voor een uitgangspunt dat onvermijdelijk tot denominationalisme leidt. Een krant is ‘maar’ een krant en geen kerk, dus als voor het ND de keus al zo ingrijpend was, hoe veel te meer voor DGK.

 

[1] Christoph van den Belt, Eigentijds en eigenzinnig, Een geschiedenis van het Nederlands Dagblad en het Reformatorisch Dagblad (1960-2000), Amsterdam, Prometheus, 2021
[2] We gebruiken het woord ‘overeenkomstigheid’ om aan te geven dat het niet een directe ‘overeenkomst’ betreft.
[3] https://semper-reformanda.nl/wp-content/uploads/2020/05/Echt-katholiek.pdf




Kerk en krant (11)

Door: J. Bos

 

In de vorige aflevering van deze serie noemden we het plan van het ND voor het uitgeven van een A- en een B-editie. Dit is uiteindelijk niet doorgegaan, met name vanwege de bezwaren ertegen vanuit de vrijgemaakte lezerskring. De ontwikkelingen daaromtrent en de invloed van de discussies op het denken van de redactie over de identiteit van de krant worden in het boek Eigentijds en eigenzinnig[1] duidelijk beschreven.

De voornaamste reden voor het niet doorgaan van een B-editie was dat er binnen het ND een denkomslag gaande was, waar de meerderheid van de abonnees niet aan toe was. De redactie liep zogezegd te ver voor de troepen uit. Hoofdredacteur J.P. de Vries schreef enkele opiniestukken om de lezers ervan te overtuigen dat de krant de juiste koers volgde. Het belangrijkste artikel verscheen op 18 juni 1983, en was getiteld ‘Waar ligt het front?’ Volgens De Vries was toenadering nodig tot de gereformeerde gezindte en evangelische kringen, waarin hij medestanders van de vrijgemaakten zag. In plaats van ‘reformatorischen’ en ‘evangelischen’ te bestrijden, zou er samen met hen opgetrokken moeten worden tegen de alsmaar verder oprukkende ontkerstening van de samenleving.

‘Nieuw was dat De Vries anno 1983 een uitgangspunt koos in de ethiek in plaats van in de kerk. Hij waardeerde de Bijbelvastheid en de kritische houding tegenover maatschappelijke vraagstukken als abortus en euthanasie van gereformeerde en evangelische christenen. Hierom zag hij ze eerder als vrienden dan als vijanden. (…) De focus op theologische en kerkelijke verschillen binnen een orthodox kader was een luxe geweest die christenen zich hadden kunnen permitteren in een overwegend kerkelijk land. Nu (…) werd de erkenning van onderlinge overeenkomsten bittere noodzaak. Samen hadden protestantse groepen meer relevantie dan ieder voor zich.’ (p. 169)

Ds. P. van Gurp was in de Gereformeerde Kerkbode ook nu kritisch. Hij bleef wijzen op het absolute belang van de ware kerk. In Eigentijds en eigenzinnig wordt zijn reactie als volgt samengevat:

‘(…) dat het ND de kerk relativeerde, was slechts één vorm van secularisatie. Hiermee week de krant af van de ware kerk en was het geen haar beter dan mensen die op een andere manier Gods norm terzijde schoven. Het belang van de ware kerk was absoluut, alles wat ervan afweek fout. In de kerkstrijd had het ND eveneens absoluut gewicht toegekend aan de kerkkeus, maar intussen was De Vries anders gaan denken over de relatie tussen kerk en krant. Hij maakte onderscheid tussen verschillende gradaties van afwijkend denken: zo stonden evangelische christenen dichter bij de vrijgemaakt gereformeerden dan mensen die Gods bestaan ontkenden.’ (p. 168)

De leiding van het ND slaagde er niet in voldoende steun van de abonnees te verwerven voor de gewenste veranderingen. Daarom besloot men om pas op de plaats te maken wat betreft een B-editie. ‘De beleidsbepalers wilden ermee wachten totdat de vrijgemaakte lezers hier klaar voor waren’ (p. 169).

Ondertussen waren de discussies over de identiteit ook van invloed geweest op de verdere ontwikkeling van de opvattingen binnen de ND-redactie. Hoe langer hoe meer werd de vrijgemaakt gereformeerde identiteit prijsgegeven.

‘Mede door bovenstaand proces was het denken over de identiteit van het ND bij de redactie ingrijpend veranderd. De vrijgemaakt gereformeerde identiteit was niet langer vanzelfsprekend. De meesten bij de krant spanden zich in om de scherpe kantjes van de ND-identiteit af te slijpen, zodat een acceptabel minimum zou overblijven. Eerder, vooral in de jaren zestig, was het de vrijgemaakt gereformeerden van het ND juist te doen geweest om die scherpe randjes: anderen moesten koste wat kost overtuigd worden van hun kerkelijke gelijk. Die tijden waren voorbij. In de jaren tachtig ontstond een mentaliteit van zo min mogelijk aanstoot geven: een houding gekarakteriseerd door gestes en handreikingen.’ (p. 170)

Opvallend is de hierboven geciteerde zin: ‘Nieuw was dat De Vries anno 1983 een uitgangspunt koos in de ethiek in plaats van in de kerk.’ In het volgende artikel hopen we kort op een overeenkomstigheid met deze constatering in te gaan, zoals die valt waar te nemen in enkele kwesties van recentere datum.

 

[1] Christoph van den Belt, Eigentijds en eigenzinnig, Een geschiedenis van het Nederlands Dagblad en het Reformatorisch Dagblad (1960-2000), Amsterdam, Prometheus, 2021




Kerk en krant (10)

Door: J. Bos

 

In zijn conclusie aangaande de ontwikkelingen bij het Nederlands Dagblad in de jaren zeventig schrijft Christoph van den Belt onder meer[1]:

‘Het vrijgemaakte karakter was het ideaal, maar bleek eveneens een obstakel te kunnen zijn. Daarom werd een einde gemaakt aan het aloude onderscheid tussen echt kerknieuws en nieuws over zogenaamde kerken. (…) om daadwerkelijk aan te kunnen slaan, moest de krant aantrekkelijker worden voor niet-vrijgemaakten. Daarom werd de ware kerk in de krant gerelativeerd, al werd achter de schermen het eigen gelijk onverminderd gekoesterd.’ (p. 149)

In de jaren tachtig werd in deze lijn doorgewerkt. Ondanks de bewering van hoofdredacteur De Vries dat er geen sprake was van koersverbreding, was dit wel degelijk het geval. De krant dankte haar bestaan aan de doorgaande reformatie, waarin de kerkkeuze gevolgen had voor alle terreinen van het maatschappelijk leven. Daarvan nam De Vries langzamerhand afstand.

‘De eigen kerk bleef de ware kerk, maar de samenwerking met een partij als de RPF was geen breekpunt meer. Alle gereformeerden moesten, zo vervolgde De Vries, zich uiteindelijk bij deze kerk voegen, maar in afwachting daarvan konden mensen uit verschillende kerkverbanden op maatschappelijk terrein gerust de handen ineenslaan.’ (p. 156)

Om de krant aantrekkelijker te maken voor niet-vrijgemaakten kwam er op een gegeven moment een plan om de krant in twee edities uit te geven: een A-editie en een B-editie. De eerste zou dan kerknieuws en opinie voor vrijgemaakt gereformeerden bevatten, de tweede kerknieuws en opinie voor lezers uit andere kerkverbanden. De verdere inhoud van de edities zou identiek zijn. Dit plan werd intern uitgebreid bediscussieerd, hetgeen op zich een interessante geschiedenis is om te lezen.

Evenals prof. J. Kamphuis 2) was ds. P. van Gurp er fel op tegen dat de koers van het ND gewijzigd werd. Hij schreef er vanaf mei 1982 kritisch over in de Gereformeerde Kerkbode, waarvan hij sinds december 1981 redacteur was.

‘Het dagblad weigerde in zijn ogen profetisch te spreken. De krant wilde volgens hem opereren binnen de gereformeerde oecumene: ze zocht de verbinding met andere gereformeerden, terwijl het onderscheid juist van belang was. Dat onderscheid  kwam volgens Van Gurp tot uiting bij de kerk. De kerk moest in de hele krant centraal staan. ‘Dat was de koers. Die koers is nog steeds broodnodig.’ Het ND verlegde volgens hem die koers, door niet-vrijgemaakte auteurs aan het woord te laten. Het dagblad moest oproepen tot reformatie en dat kon niet met mensen die de verkeerde kerkkeus hadden gemaakt. Door wel met hen samen te werken, werd de kerkkeus juist gerelativeerd. Voor Van Gurp was het helder: de krant was ontstaan dankzij de ware kerk en de krant mocht niet ophouden te wijzen op het belang van de kerk. Hij zette stevig in op de doorgaande reformatie.’ (p. 165)

Naar aanleiding van de plannen voor een A- en een B-editie werd er begin september 1982 een gesprek gevoerd tussen de leiding van het ND en ds. Van Gurp met zijn medestander prof. D. Deddens. Prof. Kamphuis, die ook zou deelnemen, was verhinderd. De opvattingen van de gesprekspartners, die dus allen vrijgemaakt gereformeerd waren, bleken sterk uiteen te lopen.

Het ND wilde aan de hand van de gereformeerde boodschap in gesprek met een brede(re) groep christenen, terwijl Van Gurp en Deddens van het dagblad een compromisloos gereformeerd geluid verwachtten, zoals dat in het verleden had geklonken.’ (p. 166)

Ook na het gesprek bleven ds. Van Gurp en De Vries strijden via artikelen in de Gereformeerde Kerkbode respectievelijk het ND. De standpunten lagen echter zo ver uit elkaar dat het onmogelijk was overeenstemming te bereiken. Vanaf december 1982 werden de stukken van ds. Van Gurp door het ND genegeerd. Er werd dus niet meer naar hem geluisterd, zoals eerder ook niet meer naar prof. Kamphuis.[2] In Eigentijds en eigenzinnig wordt dit gezien als illustratie daarvan ‘dat de krant zich een eigen positie verschafte ten opzichte van kerkleiders in eigen kring’. Ons inziens komt een diepere oorzaak naar voren in de volgende constatering aangaande de ‘kerkleiders’:

‘De kern van hun pleidooi bestond uit de doorgaande reformatie, een begrip dat bij het ND langzaam maar zeker naar de achtergrond verdween.’ (p. 166)

 

[1] Christoph van den Belt, Eigentijds en eigenzinnig, Een geschiedenis van het Nederlands Dagblad en het Reformatorisch Dagblad (1960-2000), Amsterdam, Prometheus, 2021
[2] https://semper-reformanda.nl/kerk-en-krant-9/