Blijft in Mij, zoals Ik in u

Vandaag aflevering 52 in de rubriek ‘Genade geneest’.

 


 

Als de Heiland tot de Zijnen zegt: blijft in Mij, dan voegt Hij er meteen aan toe: zoals Ik in u.

Aan de eis om in Hem te blijven, verbindt Hij Zijn beloften. Zoals wij het trouwens gedurig in de Schrift vinden: belofte en eis, eis en belofte, de beide delen van het genadeverbond.

Wanneer u – onverhoopt – niet in Christus blijft, dan zal het nooit aan Hem liggen, aan Zijn trouw, Zijn liefde, Zijn macht, Zijn gaven.

Zoals Ik in u. Hij stoot u van Zijn kant niet weg. Integendeel, zoals de wijnstok altijd door zijn sappen opstuwt naar de ranken en deze daardoor in staat stelt om vruchten te dragen, zo doet de Heere Jezus steeds de levende wateren van Zich uitgaan naar de Zijnen. Zij behoeven nooit gebrek te hebben aan levenskracht.

Want Hij geeft maar. Hij geeft maar. Hij geeft maar uit Zijn volheid ook genade voor genade, de ene genade voor en de andere na. Uit de volheid van Zijn verdiensten schenkt Hij wat wij nodig hebben, niet alleen de vergeving van de zonden, maar ook het nieuwe leven, de levensheiliging; niet alleen de rechtvaardigheid voor God, maar ook de heiligmaking door Zijn Geest.

Die in Hem blijft, wordt vervuld met Zijn rijke, onschatbare zegeningen.

Zoals wij nodig hebben, zo geeft Hij. Hoe meer wij nodig hebben om hier op aarde als Zijn volk te leven en onze christelijke roeping te betrachten, ons werk christelijk te doen, hoe meer Hij geeft, aan Zijn geven komt nooit een eind. De Bron van het Leven, die Hij is, droogt nimmer uit.

En wij hebben in deze wereld, in de wereld van de tegenwoordige tijd, veel, heel veel nodig om als mens van God kenbaar te zijn. De afval is zo groot. Vaak zo geraffineerd, dat ze bijna niet als afval te kennen is. Daarbij probeert men alle soorten goddeloosheid met de Schrift in de hand goed te praten of zelfs te verdedigen. Het wordt alles zo bekoorlijk en verleidelijk ons voorgehouden.

Nee, in en door eigen wijsheid, kracht of goede wil, zijn wij daar niet tegen bestand. Het hoeft ook niet. Hij geeft sterkte. Hij doet ons de gevaren zien en overwinnen.

En als we ziek zijn, pijn lijden, tegenslagen hebben: Hij is er. Hij verlaat ons niet. Hij geeft tot dragen kracht, ook op het ziekbed. Ook in het ziekenhuis. Ook onder de operatie. Hij is er altijd.

Daarom kunnen we altijd met blijdschap belijden: ‘Welzalig hij, die al zijn kracht en hulp alleen van U verwacht, zijn hart kent de gebaande wegen. Een dal, geblakerd door de zon, ontsluit voor hen zelfs bron op bron en op hen daalt een milde regen. Zij worden door uw overvloed gesterkt met nieuwe levensmoed.’

Gelijk Ik in u. Daar hebt u de Bron van de volharding van de heiligen. Die ligt niet in u, maar in Hem.

Als u in Hem blijft, aan Zijn Woord, eis en belofte, blijft vasthouden, dan ontbreekt het u nooit aan kracht. Dan hebt u moed en blijdschap en uitzicht en toekomst en verwachting. Dan wordt aan u vervuld: ‘Van kracht tot kracht gaan zij steeds voort, het oog gericht naar Sions oord. Daar zullen zij voor God verschijnen’.

Als wij niet genoeg hebben, als wij er niet tegenop kunnen, als onze levensmoeite ons te zwaar valt, als wij onze door Hem opgedragen taak niet aankunnen, als wij niet gedurig voor Hem leven zoals het behoort, als wij bang zijn voor de gevolgen van onze gehoorzaamheid aan het Woord van de Heere, als wij met vrees en beven de vraag stellen: als ik volhard, waar kom ik dan uit, wat komt er van, wat zal het einde daarvan zijn? Als dat zo met ons is, dan komt dat van ons ongeloof en ons kleingeloof.

Het ligt nooit aan Hem. Als ons iets ontbreekt, dan drinken wij niet uit de fontein van levend water. De rijke belofte ligt er toch: doe uw mond wijd open, en Ik zal hem vullen.

Nee, het is nooit Zijn schuld, als het met ons niet goed komt. Stromen van heil en leven en levenskracht gaan naar u uit. Buiten Hem is de dood, maar in Hem is het leven en de vrede, de kracht en de overwinning in eeuwigheid. In Zijn gemeenschap, wandelt, arbeidt, lijdt, strijdt u voort totdat u uitkomt bij de paarlen poorten van de gouden stad. Laten wij daarom nooit de moed laten zinken. Wij zijn toch in alles overwinnaars door Hem, Die ons heeft liefgehad. Die voor ons heeft geleden en voor ons gestorven is, Die ook opgewekt is, Die ook voor ons bidt.

image_pdfimage_print