Vandaag aflevering 3 in de rubriek ‘Genade geneest’.
Deze woorden legt de apostel Paulus aan het hart van zijn geestelijke zoon Timotheüs. Wat, zo kunnen wij vragen, wordt met dat pand, dat goed dat aan Timotheüs is toevertrouwd, bedoeld? Dat is ongetwijfeld het aan hem toevertrouwde evangelie en de bediening daarvan. Dat immers kan de mensen wijsmaken, en de weg wijzen tot de zaligheid. Dat kan ons hier doen wandelen, in al ons doen en laten, op de weg van Gods Verbond. Waar en als dat evangelie ontkracht wordt, daar dreigt de dood.
Dat evangelie en de bediening daarvan wordt een pand genoemd, een kostbaar goed. Het is een zaak van grote waarde.
Dat wijst ook op de grote betekenis van de ambtsbediening in het evangelie. De Heere heeft in dat evangelie en de bediening daarvan iets zeer kostbaars aan Zijn volk gegeven. Het is immers het evangelie van de verzoening van onze zonden door het vergoten bloed van Jezus Christus. In dat evangelie komt tot ons de volle heerlijke rijkdom van Jezus Christus, de enige volkomen en waarachtige Zaligmaker, met al zijn schatten en gaven, die Hij door Zijn Heilige Geest aan ons wil schenken.
Wat is de Heere rijk en genadig. Zulk een schat, zulk een kostbaar goed gaf de Heere eertijds aan Timotheüs, en heeft Hij aan diens opvolgers, de dienaren van het Woord toevertrouwd.
Wat een grote verantwoordelijkheid legt dat op. Wat een grote rijkdom gaf de Heere daarin. Wat een heerlijke vertrouwenspositie‚ dat Hij zulk een kostbaar goed aan mensen heeft toevertrouwd, aan zondige en kortzichtige mensen.
Ja, wat een verantwoordelijkheid vooral voor hen, die het Woord hebben te prediken. Zij moeten immers – in gemeenschap met de gemeente – dat pand bewaren. En dat bewaren vereist uiteraard nauwgezette zorg, gedurige activiteit, en onverdroten verdediging tegen allen, die dit pand zouden willen nemen, en de heerlijkheid daarvan zouden willen ontluisteren. Dat evangelie moet zo, precies zo worden bewaard als de Heere het heeft overgegeven. Daar mag niets aan worden toegevoegd en daar mag niets van worden afgedaan, het mag niet vermengd worden met menselijke wijsheid, die dwaasheid bij God is.
De beeldspraak van ‘het pand’ wijst de dienaar van het evangelie op zijn hoge verantwoordelijkheid, op de heerlijke inhoud van het evangelie, op de rekenschap die zijn Zender eens van hem zal vragen. Dat moet u niet gering schatten. U bent zeer gezegend als er van week tot week op uw kansel een man mag staan, en als een man uw ziekenkamer binnenkomt, die van het bewaren van het pand ernstig werk maakt en zo u voedt en laaft met het echte brood en water van het leven. Dat mag en moet u trouwens ook van hem verwachten.
Maar beseft u wel, welk een zware taak dat is voor uw ambtsdragers, vooral in de tegenwoordige tijd, nu het Woord van zoveel kanten wordt aangevallen en nu van zoveel zijden het er op wordt toegelegd, om dat Woord van Zijn kracht te beroven, nu dat Woord van binnen uit wordt uitgehold, althans nu men probeert, dat te doen.
Beseft u wel, hoe hard ze uw voorbede nodig hebben? Om aan hun eigen wijsheid, en de wijsheid, die van buitenaf tot hen komt, het zwijgen op te leggen.
Bewaar het pand!
Dat houdt – zoals voor u toch ook wel vanzelfsprekend is – ook in, dat naar dat evangelie ons leven moet worden ingericht.
Een vasthouden aan het Woord, een strijden daarvoor, is ten zeerste noodzakelijk, maar het is niet voldoende, het is zelfs vruchteloos, als ons leven daarmee strijdt. Dan zal dat evangelie ons niet ten leven kunnen zijn, maar ten oordeel. In alle verhoudingen zal dat evangelie ons de weg wijzen en we zullen er ons de weg door laten wijzen, of we nu staan in ons dagelijks werk, politiek bedrijven, in sociaal of maatschappelijk opzicht werkzaam zijn, wat we ook doen en waar we ook zijn, al zijn we ook zwak en oud en ziek en hebben wij geen deel meer aan het normale arbeidsproces, overal klinkt en horen wij de vermaning: bewaar het pand.
Want dat Woord, dat Woord, dat Woord alleen is u een lamp voor uw voet en een licht op uw pad. Bij deze lamp en bij dit licht gaat u altijd en overal veilig.
Daarom: bewaar het pand.