Belijdenis en eenheid (8): Terughoudendheid onder Gereformeerde Kerken over de Westminster Confessions

Wij vervolgen hier de artikelenserie over ‘belijdenis en eenheid’ van de hand van ds. P.K.A. de Boer, emeritus predikant van de Free Reformed Churches of Australia.[1]

 


 

Al eerder werd enige aandacht gegeven aan het feit dat de Drie Formulieren van Eenheid en de Westminster Confessions voortkomen uit een verschillende achtergrond en context. In het bijzonder wanneer we zien hoe in het verleden er veel politieke strijd en rivaliteit inzake handel en koloniale expansie was tussen de verschillende landen van Groot-Brittannië en Europa, alsmede strijd en rivaliteit in deze landen zelf, kunnen we begrijpen dat dit ook kerkelijke impact heeft gehad. De Drie Formulieren van Eenheid ontstonden vanuit ernstige kerkstrijd, met de wens om vast te houden aan wat de Here werkelijk zegt. De Westminster Standards ontstonden gedeeltelijk vanuit dezelfde kerkstrijd, maar daaruit blijkt ook een poging om kerken op de Britse eilanden samen te voegen. Geen van deze verschillen in achtergrond zou werkelijk uit moeten maken, zolang hetgeen in deze belijdenissen wordt gezegd werkelijk en duidelijk onderhoudt wat de Here leert in Zijn Woord.

 

Vanaf het begin van de Grote Reformatie van de Roomse Kerk in de 16e eeuw hebben de Europese kerken geloofsgetrouwheid waargenomen onder verschillende kerkgroeperingen op de Britse eilanden, waaronder in het bijzonder de Schotse presbyterianen en Britse puriteinen. Op de Westminster Assembly waren er die zeer dankbaar waren geweest voor sommige kerkelijke ontwikkelingen in Europa. Sommigen bepleitten een soortgelijke kerkregering als aangenomen door de Nederlandse Synode van Dordrecht, waarbij iedere gemeente wordt erkend als kerk van de Here en er geen overheidsgezag over de kerk is. Hoewel deze kerkregering van de Synode van Dordrecht niet werd overgenomen, laten de Westminster Confessions zien dat er een oprecht verlangen was om vast te houden aan hetgeen de Synode van Dordrecht verdedigde als de leer van de Here met betrekking tot Zijn voorzienigheid, inclusief de eeuwige verkiezing. Vanwege praktische redenen, merendeels politiek, maar ook vanwege beperkte communicatie door taalverschillen en langzame vervoersmiddelen, was er geen officiële relatie tussen de kerken in Groot-Brittanië en de continentale kerken, hoewel er op persoonlijk niveau en door het lezen en leren van elkaars literatuur sommige onofficiële en terloopse herkenning en aanvaarding was van elkaar.

 

Het moet in gedachten worden gehouden dat het pas vrij kort geleden was dat communicatie, taal en politieke obstakels in veel opzichten wegvielen. Hoewel dit reeds enigszins begon voor de wereldoorlogen, kreeg deze ontwikkeling pas echt vaart na de Tweede Wereldoorlog. Ondertussen werden de kerken overal geconfronteerd met humanistische filosofieën, en kwamen er serieuze vragen op over het werkelijke bestaan van God en de betrouwbaarheid van Zijn Woord. Deze verandering in denken leidde tot allerlei kerkstrijd en scheuringen. Achteraf kunnen we beargumenteren dat de Vrijmaking van de Gereformeerde Kerken in Nederland in 1944[2], evenals de scheuring in de jaren ’60, laat zien welke invloed dit nieuw soort denken had en nog heeft onder de kerken. Pas vrij kort geleden, gedeeltelijk door emigratie, kregen de continentale gereformeerde en presbyteriaanse kerken een werkelijk nauwer contact. Het lijkt erop dat in deze context de presbyterianen over zichzelf spreken als gereformeerde kerken, omdat zij, evenals de continentale kerken, hun wortels hebben in de Grote Reformatie. Toen dit contact toenam en in praktische zin begon toe te nemen, begonnen de continentale gereformeerde kerken een nadere blik te werpen op de Westminster Standards, om vast te stellen of ze werkelijk Schriftuurlijk zijn en of ze kunnen worden omarmd als werkelijk gereformeerde belijdenissen zoals de Drie Formulieren van Eenheid. Er kan ten minste worden gezegd dat er een serieuze aarzeling is geweest om dit te doen. In het verleden hebben synoden van zowel de Canadian Reformed Churches als de Free Reformed Churches of Australia serieuze terughoudendheid laten zien bij bepaalde aspecten van deze belijdenissen.

 

De punten van verschil:

In de context van relaties met de Orthodox Presbyterian Church, met als vooruitzicht een mogelijke zusterkerkrelatie, hebben deputaten van de Canadian Reformed Churches hun Synode 1986 gediend met een evaluatie van divergenties (‘afwijkingen’, vert.) tussen de Drie Formulieren van Eenheid en de Westminster Belijdenissen. De leerstellige divergenties die aandacht ontvingen in dit rapport betroffen: 1. Zichtbare en onzichtbare kerk, 2. Het verbond, 3. Zekerheid van het geloof, en 4. De onderhouding van de wet.[3] De deputaten die dit rapport schreven waren ervan overtuigd dat gezien hoe deze zaken werden uitgelegd en onderhouden in de Orthodox Presbyterian Church, deze divergenties geen verhindering zouden zijn voor een zusterkerkrelatie. Echter, in het licht van appèls vanuit de Canadian Reformed Churches met betrekking tot deze zaak betreurde deze synode, in haar overwegingen, dat we na zoveel jaren van discussie niet zijn gekomen tot een gelijk standpunt met betrekking tot deze divergenties.[4] Dezelfde synode, toen zij deze appèls uit de kerken moest behandelen, zegt in één van haar overwegingen dat …de zaak van het open avondmaal, inderdaad, een serieuze confessionele divergentie is, wat een belangrijke zaak van wederzijdse zorg is.[5] Hoewel er nog verdere discussie is geweest over deze zaken, kan niemand een definitieve conclusie en consensus vinden.

 

De Synode 1998 van de Free Reformed Churches of Australia, gehouden te Launceston, gaf aandacht aan dezelfde punten, vanwege het mogelijke aangaan van contacten met de Presbyterian Churches of Australia. Aandacht werd gegeven aan de kwesties van kinderen in het verbond, het open avondmaal en het toezicht op de kansels (vanwege bijv. kanselruil, vert.).[6] Deze synode, in antwoord op de reactie van één van de kerken op het deputatenrapport, stelde een nadere verklaring op met betrekking tot de kinderen in het verbond. Gezien het feit dat later een andere zaak opkwam, namelijk met betrekking tot de tolerantie van de ‘kadertheorie van de schepping’ onder deze kerken, werden deze punten van verschil niet verder besproken. Achteraf kan worden gesteld dat er een inconsistentie is met de voorafgaande aanvaarding van de Kosin Presbyterian Churches in Korea als een zusterkerk door de Free Reformed Churches of Australia zonder de zorgen over deze verschillen tot een einde en conclusie te brengen.

 

Begrijp alstublieft dat mijn intentie hier niet is om een uitspraak te doen, of insinuatie te uiten, over de relatie met deze Koreaanse kerken. De onderhavige kwestie is, dat er herkenning is geweest van sommige veelbetekenende leerstellige verschillen tussen de continentale en de Britse confessionele standaarden. Het voornemen is om in volgende artikelen meer aandacht te geven aan de verschillen die telkens op de voorgrond komen, alsmede sommige verschillen die meer op de achtergrond blijven, zoals hoe de Westminster Confession verwijst naar drie genademiddelen terwijl de Drie Formulieren van Eenheid over twee middelen spreken, en hoe Westminster Belijdenis spreekt over twee kerkelijke ambten terwijl we in de Nederlandse Geloofsbelijdenis onderhouden dat er drie ambten zijn. Er zijn ook sommige verschillen met betrekking tot de betekenis en onderhouding van Gods wet in het nieuwtestamentische tijdperk. Dit laatste punt raakt in het bijzonder aan de voortgaande betekenis van het vierde gebod. Wanneer aan deze verschillen aandacht wordt gegeven zullen we ook laten zien dat ze praktische implicaties hebben.

 

Houd in gedachten dat deze punten hier worden vermeld gelet op hoe in het verleden er aandacht aan werd gegeven hoe het beste kon worden verdergegaan met internationale kerkelijke eenheid. Een gedeelte van het probleem onder ons is dat we in ons midden nooit tot een overeengekomen klaarheid zijn gekomen hoe wezenlijk deze verschillen nu eigenlijk zijn. Het lijkt me daarom belangrijk om ons rechtuit op deze zaken te richten en hopelijk tot consensus te komen met betrekking tot deze punten.

 

Een andere punt dat hier enige aandacht behoeft is dat het erop lijkt dat de Britse presbyteriaanse kerken veel sneller geneigd zijn om onze gereformeerde kerken als ware kerken te erkennen dan dat wij hen als zodanig erkennen. Er lijkt een tweevoudige reden te zijn voor dit verschil: Het eerste is een verschil in ecclesiologie; dat is, een verschil in de leer over de kerk. Hierover zal meer gezegd worden wanneer we aandacht geven aan hoe de Westminster Confession spreekt over de zichtbare en onzichtbare kerk.

 

De tweede reden, die niet geheel los staat van de eerste, is een andere wijze van onderschrijving van onze belijdenissen. Historisch gezien, en zoals wij ook nog doen, is het onder gereformeerde kerken zo dat de ambtsdragers zich verbinden aan een strikte onderschrijving van de belijdenissen. De bewoording van ons ondertekeningsformulier is: Wij beloven daarom dat wij ieder naar eigen ambt deze leer met toewijding zullen onderwijzen en trouw verdedigen en elke dwaling, die daarmee in strijd is, zullen afwijzen.[7] Vergelijk dit, bijvoorbeeld, met de OPC manier van onderschrijving. Hun formulering is: Aanvaardt u oprecht, en neemt u oprecht aan, de Belijdenis van het Geloof en Catechismi van deze kerk, als bevattende het systeem van leer zoals in de Heilige Schrift geleerd?[8] Het praktische verschil is dat onder gereformeerde kerken we erop staan dat ambtsdragers de aangenomen belijdenis strikt aannemen, in de zin van: ja, dit is wat ik geloof dat wat de bijbel werkelijk leert; terwijl presbyterianen historisch gezien ruimte ervoor laten dat hun belijdenissen iets op een onduidelijke of onhandige manier zeggen, zodat ze uitsluitend het systeem van leer onderschrijven zoals bevat in deze belijdenissen. Zodoende kunnen presbyterianen over de genoemde punten van verschil gemakkelijk zeggen dat ze het ermee eens zijn dat de bewoording in de belijdenissen wat ongelukkig of onhandig is, maar er geen probleem mee hebben dat zo te laten, omdat ze het eens zijn met het systeem van leer. Wij antwoorden daarop door te zeggen dat deze hele uitdrukking, systeem van leer, de belijdenissen ondermijnt. Dat is omdat het een zaak is van: Geloof je dat Gods Woord dit zegt, ja of nee… De onbepaalde uitdrukking systeem van leer opent de deur voor allerlei individuele interpretaties van wat dit systeem zou inhouden.

 

Deze kwestie van methode van onderschrijving heeft ook onder presbyterianen aandacht gekregen. Zij uiten zorgen over onze manier van onderschrijving, waarbij ze beweren dat wij onze belijdenissen gelijkstellen aan de Schrift…. of hetzelfde gezag geven.[9] Uiteraard geven wij de belijdenissen niet hetzelfde gezag als de Schrift. Dit kan worden aangetoond door hoe we in artikel 7 van de Nederlandse Geloofsbelijdenis erop staan: Men mag ook geen geschriften van mensen, hoe heilig de schrijvers ook geweest zijn, op één lijn stellen met de goddelijke Schriften… We maken daarom een onderscheid: de Schrift heeft direct gezag omdat het direct door de Here is gegeven, en de belijdenissen hebben indirect gezag omdat ze rusten op hetgeen is geopenbaard in de Schrift. We zouden ook kunnen zeggen dat de belijdenissen kerkelijk gezag hebben omdat we als kerken overeenkomen dat dit alles, zoals geformuleerd in de belijdenissen, datgene is wat de Here werkelijk leert in Zijn Woord.

 

Het is niet verkeerd om de gevolgtrekking die we reeds in de voorgaande artikelen trokken te herhalen, nl. dat wanneer de Here in de Schrift spreekt over belijden, Hij erover spreekt dat we worden gehouden aan dat wat Hij werkelijk zegt in Zijn Woord. Hier denken we aan hetgeen de Here zegt door de apostel Paulus in Romeinen 10:8-9: Maar wat zegt zij? Dicht bij u is het Woord, in uw mond en in uw hart. Dit is het Woord van het geloof, dat wij prediken: Als u met uw mond de Heere Jezus belijdt en met uw hart gelooft dat God Hem uit de doden heeft opgewekt, zult u zalig worden. Belijden is vasthouden aan Gods Woord. Wanneer de kerk belijdt, houdt zij vast aan Gods Woord als de gemeenschap van Zijn volk. Guido de Bres heeft er goed aan gedaan deze Schriftuurlijke leer over belijden te laten terugkomen in het eerste artikel van de Nederlandse Geloofsbelijdenis, waar we nog steeds als kerkleden mee overeenstemmen te zeggen: Wij geloven allen met het hart en belijden met de mond… Het is deze wijze van belijden-in-overeenstemming die funderend is voor kerkelijke eenheid. Deze fundering wordt onvast indien het rust op een onduidelijk bepaald systeem van leer in plaats van de duidelijke belijdenis van Gods Woord, waar we met vertrouwen tezamen zeggen: dit is hetgeen Gods Woord zegt.

 

[1] P.K.A. de Boer, ‘Reservations among Reformed Churches about the Westminster Confessions’, Una Sancta, September 19, 2015: pp. 402-404.

[2] Zie J. Kamphuis, Een eeuwig verbond (ILPB) 1980.

[3] Canadian Reformed Synod Acts 1986; Appendices pp. 142-151.

[4] Acts 1986 Artikel 128.

[5] Acts 1986 Artikel 132.

[6] Free Reformed Synod Acts 1998, Acta artikel 93.

[7] Een weergave van dit ondertekeningsformulier kan gevonden worden op de FRCA website.

[8] OPC Form of Government, XXV, 5, hetwelk gevonden kan worden op hun website.

[9] Zie Graham Harbman; The Confessonial Subscription Debate at Westminster Theological Seminary in California (http://www.opc.org/OS/html/V9/2d.html).

image_pdfimage_print