Wij vervolgen hier de artikelenserie over ‘belijdenis en eenheid’ van de hand van ds. P.K.A. de Boer, emeritus predikant van de Free Reformed Churches of Australia.[1]
Gelet op de voorgaande artikelen zal het niemand verbazen dat mijn advies is dat alle ware kerken wereldwijd aangemoedigd moeten worden om de Drie Formulieren van Eenheid aan te nemen als een getrouwe samenvatting van Gods Woord, onder erkenning dat hetgeen daarin is beleden datgene is wat Gods Woord werkelijk zegt. Indien een ware kerk een probleem heeft met enig onderdeel van deze Drie Formulieren van Eenheid, laat ze dan naar voren komen en vanuit de Schrift de waargenomen dwaling aantonen. Als geen bewijs van deze dwaling kan worden gevonden, wat zou dan het probleem zijn om deze belijdenissen te aanvaarden en over te nemen? Als kerken dát doen, en Gods Woord in praktijk brengen zoals samengevat in deze belijdenissen, zouden wij hen niet met veel dankbaarheid omarmen? Zeker, dan kunnen er bepaalde verschillen zijn met betrekking tot het kerkrecht, maar zou dat werkelijk uitmaken? Hebben we in feite niet hetgeen hier wordt voorgesteld reeds geaccepteerd met artikel 46 van de Kerkorde?
Het is te verwachten dat er verschillende directe reacties zouden komen op dit advies. Het kan bijvoorbeeld worden beargumenteerd dat andere kerken andere getrouwe belijdenissen kunnen hebben; kerken in andere plaatsen van de wereld kunnen te maken hebben gehad met andere zaken dan in Europa (of in het bijzonder in Nederland); en verschillende mensen hebben verschillende tradities en culturen. Goed, laten we deze punten bezien.
Mogelijke andere getrouwe belijdenissen
Het is redelijk om de mogelijkheid onder ogen te zien dat andere kerken andere belijdenissen kunnen hebben, maar als dat getrouwe belijdenissen zijn, laat ze dan deze belijdenissen naar voren brengen. Zouden we niet blij moeten zijn en gewillig om deze belijdenissen te toetsen op de basis van Gods Woord? Als ze getrouw zijn, waarom zouden we een probleem hebben om deze belijdenissen te aanvaarden, tezamen met degenen die we reeds hebben? Zouden we in feite ons niet moeten verheugen wanneer we horen hoe anderen op verscheidene wijzen zijn versterkt, en naarstig zijn geweest om andere dwalingen af te wenden?
Maar laten we realistisch zijn. Het is waar dat toen de apostelen voor het eerst werden uitgezonden om over de gehele wereld het evangelie te verkondigen zij niet ieder gebied bereikten. Ze gingen niet naar Noord- of Zuid-Amerika of de zuidelijke uithoeken van Afrika. Het is ook onwaarschijnlijk dat ze gingen naar dat wat nu bekend staat als China, Korea, Japan en de oostelijke kustgebieden van Rusland. Hoewel er aanwijzingen zijn dat de apostel Thomas in India is geweest en we zeker weten dat de apostel Paulus in Rome is geweest. Er zijn ook duidelijke aanwijzingen dat er zeer vroege kerken waren in Noord-Afrika en sommige van de eerdere edities van de Apostolische Geloofsbelijdenis zijn gevonden in Spanje. Werden niet sommige van de eerste oecumenische concilies in Constantinopel gehouden, wat in het hedendaagse Turkije ligt? Inderdaad vond een kerkscheuring plaats richting het einde van de eerste en het begin van het tweede millennium na Christus. Dit was het gevolg van verschillen tussen de oosterse en westerse kerken. Tot vandaag weigeren de oosterse kerken te aanvaarden dat de Heilige Geest van zowel de Vader als de Zoon uitgaat [zie Joh. 15:26 en de introductie op de Geloofsbelijdenis van Nicea (in het kerkboek zoals in gebruik in de FRCA, vert.)]. Onze voorvaders in het geloof begrepen dat dit een essentieel leerstellig verschil was, een verschil dat tot vandaag blijft. Het is niet een verschil wat simpelweg verdween en niet-essentieel werd met het verstrijken van de tijd. Met het zendingswerk van de oosterse kerken werd deze essentiële leerstellige dwaling verspreid.
Bovendien, met het verstrijken van de tijd, en door allerlei kerkstrijd, hebben verdere kerkscheuringen plaatsgevonden. De reformatie in de 16 en 17 eeuw van de kerken die rooms waren geworden, vond omstreeks dezelfde tijd plaats als de toegenomen handel met oosterse landen, denk aan de specerijen- en zijdehandel, evenals de ontdekking van beide Amerika’s en iets later Australië. Dit viel plaats met zendingswerk door niet alleen hen die vast hadden gehouden aan Gods Woord, maar ook door degenen die bleven vasthouden aan de valse roomse lering, en ook door hen die destijds de valse leer van wederdopers en arminianen omarmden. Met andere woorden, de spreiding van het evangelie door de wereld vond plaats in een historische context die niet eenvoudigweg kan worden genegeerd. Al lange tijd konden getrouwe zendelingen niet simpelweg negeren hoe valse leraars en zendelingen de oosterse ketterij betreffende de leer van de Heilige Geest verspreidden. Ook konden ze de Rooms-Katholieke ketterij niet negeren, waarmee de verzoening door Christus’ bloed alleen werd ontkend. Hetzelfde moet gezegd worden van de ketterij van de wederdopers met betrekking tot verbond en overdoop. En evenzo van de arminiaanse ketterij met betrekking tot de eeuwige verkiezing, evenals de ketterse leringen van quakers, en van Joseph Smit en de mormonen.
Hopelijk wordt het beeld duidelijk dat verscheidene theologische verklaringen en belijdenissen zijn gemaakt in deze context van voortgaande strijd en moeiten van de kerken om getrouw te blijven. Uit dit zeer korte overzicht is reeds duidelijk dat de geschiedenis van kerkstrijd, in het algemeen gesproken, niet plaatsvond in geïsoleerde uithoeken van de wereld, maar een onmiddellijke, wereldwijde impact en effect had. Het was daarom erg onrealistisch voor degenen die een hereniging van alle kerken wereldwijd voorstelden, in een Wereldraad van Kerken, om deze kerkstrijd en -scheuringen in het verleden te negeren, alsof ze nooit plaatsvonden. Het mag misschien heel goed hebben geklonken om terug te gaan naar slechts de Apostolische Geloofsbelijdenis als basis voor kerkelijke eenheid, maar dat is onmogelijk wanner we inzien hoe dat wat in deze mooie belijdenis is beleden op vele wijzen is genegeerd en veronachtzaamd. Zoals eerder is aangewezen, is de Heidelbergse Catechismus voor een groot gedeelte een verdediging van deze Geloofsbelijdenis.
Goed, laten we teruggaan naar het punt van mogelijke andere getrouwe belijdenissen. De werkelijkheid is dat andere belijdenissen zijn gegroeid en opgekomen in de context van deze wereldwijde, doorgaande kerkelijke strijd. Daarom, nogmaals: andere getrouwe belijdenissen? Ja, we kunnen en moeten bereid zijn en dankbaar wanneer iemand tot ons komt met een dergelijke belijdenis, maar hebben we niet reeds een goed idee van wat een dergelijke belijdenis inhoudt, wanneer ze voortkomt uit een historische achtergrond van de wederdopers, baptisten, pinkstergelovigen, arminianen, of welke andere achtergrond ook? Misschien dat sommigen, door het bestuderen van Gods Woord, hebben herontdekt wat de Here werkelijk zegt. Zodoende horen we sommige mensen spreken over gereformeerde baptisten, of calvinistische baptisten. Maar blijft het niet triest, zoals door deze benamingen tot uiting komt, dat velen, terwijl ze veel van de waarheid van wat de Schrift werkelijk zegt willen omarmen, toch willen vasthouden aan sommige van de ketterse eigenheden van de baptisten? Is het probleem niet veel te vaak dat wij bang zijn om op directe en duidelijke wijze te spreken, omdat we bang zijn om beschuldigd te worden van een gebrek aan menselijke empathie? Dit brengt ons op de vraag van de verschillen in tradities en culturen.
Verschillen in tradities en culturen
Allereerst moet altijd in het oog worden gehouden dat tradities en culturen niet neutraal zijn. Alle aspecten van het leven zijn aan de Here onderworpen en door Zijn Woord geleid. Op een heel duidelijke wijze heeft dr. K. Schilder laten zien dat alle cultuur een kwestie is van toepassing van Gods Woord in onze dagelijkse levenswandel. We kunnen op soortgelijke wijze spreken over tradities. De Schrift waarschuwt ons ervoor om aan de tradities van mensen vast te houden (zie Matth. 15:1v.; Kol. 2:8), terwijl we tegelijkertijd worden opgeroepen vast te houden aan de tradities die ons door de Here zijn geleerd (Gal. 1:14; 2. Thess. 2:15). Toch hadden de kerken in het nieuwtestamentische tijdperk nooit een probleem met hoe sommigen verschillende dingen, en op verschillende wijze, zouden eten. In dat opzicht houden we vast aan wat ons wordt geleerd in, bijvoorbeeld, Kolossenzen 2:16, waar de Here ons leert laat dus niemand u veroordelen inzake eten of drinken…etc. Integendeel, we spreken over hoe de Here ons leert om rentmeesters van de schepping te zijn en hoe Hij ons opdraagt de tradities van de gelovigen te volgen in de bestudering van Gods Woord en de aanroeping van Zijn Naam. Dit omvat: vasthouden aan wat Hij leert over huwelijk, de taak van ouders, de verplichtingen van kinderen, de taak van ambtsdragers, en hoe in deze wereld op een heilige wijze te leven. Er zouden boeken kunnen worden geschreven over deze zaken, inclusief hoe we ons vertrouwen in de Here uitdrukken in kunst, muziek, kleding etc., maar dat valt ver buiten het bestek van dit artikel.
Na wat we reeds opmerkten over wat is geschreven in de brief aan de Kolossenzen, kan ook aandacht worden gegeven aan andere brieven van het Nieuwe Testament, om te laten zien hoe de Here aan Joden en heidenen heeft opgedragen om in het ware geloof verenigd te zijn. Als we spreken over andere culturen en tradities, wel, daar heb je het! Om het op een heel korte manier samen te vatten: in de context van deze brieven in het Nieuwe Testament worden de Joden opgedragen om de voortgang van de Here in Zijn verlossingswerk, dat recent had plaatsgevonden, te erkennen en te belijden, zodat de ceremonieën van de wet overbodig zijn geworden, en dat Israël naar het vlees en als natie niet langer de kerk is. De heidenen moeten de zegen omarmen dat ze nu kinderen van Abraham zijn geworden, niet naar het vlees, maar naar het geloof, en God vertrouwen dat Hij hen nu heeft ingelijfd in Zijn eigen volk (zie Romeinen 11). De mensen en de vergadering van het koninkrijk zijn nu de kerk. De kerk omarmt de afgelopen geschiedenis van Israël als deel van de geschiedenis dat het nu heeft geërfd. Hierbij kan meer uitvoerig worden stilgestaan, maar voor nu is het punt dat dit is waar we traditioneel en cultureel zijn.
Er kunnen gelovigen zijn in deze wereld die zijn opgegroeid in een ander land en met een andere taal, etc., maar als gelovigen zijn ze ingeënt in de kerkelijke cultuur en traditie van de Here, Die zijn volk verzamelt uit de kinderen van Abraham en dan, nadat Christus Zijn werk heeft volbracht, uit Jeruzalem, Samaria en vanuit de wereld (Handelingen 1:8). Zoals in het verleden de prostituee uit Jericho, Rachab, een onderdeel werd van het Israël dat was uitgeleid uit Egypte en tot welke de Here had gesproken op de berg Sinaï, zo zijn wij vandaag deel van Christus’ kerk. En zoals de eunuch waarover we lezen in Handelingen 8 de Here tot hem hoorde spreken door Jesaja, zo gaat de Here door met te spreken tot ons, Zijn volk, door dezelfde profeet vandaag. In zijn dagen was Jesaja een profeet die tot Gods eigen mensen werd gezonden, tot Israël. Vandaag, door ingeënt te zijn onder Gods volk, is deze profeet deel van onze erfenis. Het zijn niet cultuur of tradities die kerken apart mogen houden. In feite worden we allen door Christus in de context van dezelfde cultuur en tradities geplaatst. Wanneer de heiden zich bekeert naar de Here verlaat hij zijn eigen traditie om te leven als een van Gods kinderen, zodat de heidense geschiedenis van zijn voorvaders naar het vlees wordt verloochend en ingeruild voor de geschiedenis waar hij nu onderdeel van is geworden, de geschiedenis van Gods werk betoond aan Abraham, Izak en Jakob. Kan dit niet op dezelfde wijze worden toegepast op iemand die terecht de geschiedenis van Rooms-Katholieke ketterij achterlaat… of de geschiedenis van de ketterij van wederdopers en arminianen? Het kan niet op een andere wijze, toch?
Als we dichter bij ons bed komen: het is wel beargumenteerd dat de Westminster Standards van een verschillende achtergrond komen, cultureel, historisch en politiek, en daarom evenzeer goed kunnen zijn als de Drie Formulieren van Eenheid. Dit is waar genoeg, dat kunnen ze zijn, maar de vraag is: zijn ze dat ook? In het verleden hebben onze zusterkerken in Nederland en Canada, zoals wij in Australië, deze belijdenissen bestudeerd, maar ze zijn nooit, zoals reeds vermeld in het voorgaande artikel, tot een duidelijke conclusie gekomen. Er zijn immers sommige onderdelen van de belijdenissen waarbij we sommige serieuze terughoudendheid hebben laten zien. Als we eerlijk zijn, is dat in feite niet precies waarom er onder deze kerken veel spanning is geweest over, en veel tijd is gespendeerd aan, interkerkelijke relaties?
Het is goed om deze zaak in een volgend artikel verder te onderzoeken. Maar voor nu is het punt dat het probleem niet cultureel of traditioneel kan en mag zijn. Hopelijk is in de tussentijd duidelijk geworden dat er slechts één solide basis is voor internationale kerkelijke eenheid; dat is een eenheid met als basis dat kerken samen besluiten de getrouwe belijdenissen van Gods Woord aan te nemen. Dat is werkelijk de enige manier waarop we verder kunnen gaan met internationale interkerkelijke relaties. Dit mag nooit worden afgedaan met de bewering dat het te aanmatigend klinkt. Belijden is altijd de nederige aanvaarding van alles wat de Here zegt in Zijn Woord.
[1] P.K.A. de Boer, ‘How to move forward with International Inter-Church Relations’, Una Sancta, September 5, 2015: pp. 378-380.