Belijdenis en eenheid (3): Confessionele eenheid en interkerkelijke relaties

Wij vervolgen hier de artikelenserie over ‘belijdenis en eenheid’ van de hand van ds. P.K.A. de Boer, emeritus predikant van de Free Reformed Churches of Australia.[1]

 


 

In het voorgaande artikel werd aandacht gegeven aan de moeilijkheden die in de jaren ’60 ontstonden in Nederland, in de Gereformeerde Kerken. Ze ontstonden toen sommige predikanten openlijk betwijfelden wat wordt geleerd in Zondag 22 van de Heidelbergse Catechismus en daar tegenover de onschriftuurlijke gedachte verdedigden dat de mens na de dood in een staat van tijdloosheid blijft tot de wederkomst van Christus. Deze predikanten werden hierop aangesproken vanwege de instemming en belofte, door het ondertekeningsformulier, een bepaalde afgesproken procedure te volgen als wij twijfels hebben bij hetgeen wij in de belijdenissen vanuit Gods Woord onderhouden. Deze belofte hield in dat in de tussentijd we niets, privaat of publiek, zullen leren wat afwijkt van deze belijdenissen. Toen deze predikanten werden aangesproken waren er sommigen die dachten dat dit soort ondertekening van de belijdenissen aan de ambtsdragers teveel terughoudendheid oplegt. In 1967 leidde deze zaak in Nederland tot een splitsing in de Gereformeerde Kerken. Degenen die deze confessionele terughoudendheid verwierpen waren aanvankelijk bekend als de buiten verband kerken. Vandaag worden ze de Nederlands Gereformeerde Kerken genoemd.

 

Als we terugkijken kunnen we vaststellen dat de kwestie in geding de confessionele binding was. Dit werd duidelijk omdat niet allen die meegingen met de buiten verband kerken instemden met de gedachten die afweken van Zondag 22 (van de Heidelbergse Catechismus, vert.). Voor hen was de vraag meer of we zo strikt gebonden moesten zijn aan onze belijdenissen. Daarom waren er ook die met deze kerken om andere redenen meegingen. Dit omvatte vragen over de voortgaande toepassing van het vierde gebod in het nieuwtestamentische tijdperk, evenals de noodzaak en roeping om alle Tien Geboden te onderhouden.[2]

 

Een aanvullende vraag kwam op of alle kerkleden op dezelfde manier gebonden zijn aan de belijdenissen. Deze vraag was er niet alleen in Nederland, maar kwam ook op onder de immigrantenkerken in Canada en Australië. Beide kerkverbanden besloten om de relaties met de Gereformeerde Kerken in Nederland voort te zetten. Zij herkenden dat de buiten verband kerken de confessionele basis voor kerkelijke eenheid hadden verlaten. Deze geschiedenis bleef invloed uitoefenen op hoe deze kerken de belijdenissen onderhouden en hoe zij met interkerkelijke relaties omgaan.

 

Confessioneel lidmaatschap

Terwijl deze kerkelijke ontwikkelingen in Nederland plaatsvonden, waren de Canadian Reformed Churches druk bezig hun Book of Praise (Gereformeerd Kerkboek, vert.) samen te stellen. Zij waren niet alleen druk bezig met de psalmen en gezangen, maar ook met de belijdenissen, formulieren en het overige gedeelte. De achtergrond hiervan is dat toen deze kerken werden geïnstitueerd zij besloten om officieel de Nederlandse versie zou aanhouden totdat zij consensus hadden bereikt over de Engelse vertaling. Terwijl de kerken druk bezig waren om van de ene taal naar de andere over te gaan, werd de Engelse versie die werd gebruikt in de Christian Reformed Chuches (de Noord-Amerikaanse ‘synodaal’ gereformeerde kerken, vert.) geraadpleegd en gebruikt. Het was tegen deze achtergrond dat de deputaten die waren benoemd om met een uiteindelijke vertaling van de formulieren te komen, de vraag in het formulier voor de doop en openbare geloofsbelijdenis als volgt formuleerden: …belijdt u dat de leer van het Oude en Nieuwe Testament, die in de belijdenissen is samengevat en hier in de christelijke kerk geleerd wordt, de ware en volkomen leer van de verlossing is?[3] Dit kan vergeleken worden met de formulering in de Engelse editie die reeds werd gebruikt en in het Nederlands letterlijk zegt: of u de leer, die in het Oude en Nieuwe Testament, en in de artikelen van het Christelijke geloof begrepen is, en in de Christelijke Kerk alhier…? (mijn onderstreping ter verduidelijking, om het verschil aan te duiden).

 

Toen de Canadese kerken deze editie aannamen, die nu ook wordt gebruikt hier in Australië, waren er sommige Canadezen die deze formulering aanvochten. Zij stelden dat het niet slechts een vertaling is van de originele Nederlandse tekst, maar ook een wijziging in de formulering zelf. Hun grootste bezwaar was dat het originele Nederlands de formulering artikelen van het Christelijke geloof gebruikte, waarmee de Apostolische Geloofsbelijdenis werd bedoeld, en niet de andere belijdenissen. Zij stelden dat hiermee teveel werd gevraagd van de kerkleden. Bovendien zijn niet leden, zeiden zij, maar alleen de ambtsdragers gebonden aan alle belijdenissen. De Canadese synoden verwierpen deze revisieverzoeken met als grond dat de nieuwe formulering geen werkelijke verandering betekende, omdat zelfs indien de originele formulieren verwezen naar de Apostolische Geloofsbelijdenis, de toevoeging die in de Christelijke Kerk alhier geleerd wordt duidt op de Apostolische Geloofsbelijdenis zoals verdedigd in de overige belijdenissen.[4] Zodoende hebben deze formulieren altijd alle belijdenissen omsloten. In het bijzonder omdat de Canadese kerken waarnamen hetgeen in Nederland in de jaren ’60 gebeurde, wat leidde tot breuk van 1967, en omdat sommigen in Canada, betwijfelden of leden, in tegenstelling tot ambtsdragers, gebonden moesten zijn aan de aangenomen belijdenissen, werd besloten dat door deze formulering de zaak duidelijk werd gemaakt. Allen die openbare geloofsbelijdenis aflegden, gaven uitdrukking aan hun aanvaarding van de aangenomen belijdenissen. Op deze manier onderhouden al de kerken in de belijdenis, door hun leden, wat de Kerk werkelijk leert.[5]

 

In het bijzonder in de context van relaties met andere kerken werd de term confessioneel lidmaatschap gebruikt, om uitdrukking te geven aan deze voortdurende praktijk. Het punt is en blijft dat de kerken, door hun leden, overeenstemden om erop aan te dringen dat dit is hetgeen wij geloven wat de Schrift leert. In gehoorzaamheid aan hetgeen de Here zegt, inclusief de waarschuwing met betrekking tot het probleem wat een weinig zuurdesem kan geven (zie 1 Korinthe 6) stonden de kerken geen lering toe die hiervan afwijkt, door overeen te stemmen dat dit is hetgeen de Here werkelijk leert in Zijn Woord.

 

De betekenis van de confessie voor interkerkelijke relaties

In het bijzonder in de context van contacten en mogelijke erkenning van anderen als ware kerken werd specifiek aandacht gegeven aan de aangenomen belijdenissen. In deze context was de vraag, of men kan zeggen de maatstaf: houden deze kerken confessioneel vast aan Gods Woord zoals Hij dat heeft geopenbaard? Het zal duidelijk zijn dat kerken die vasthouden aan valse leringen niet erkend kunnen worden als ware kerken. Indien een ander kerkverband dezelfde belijdenissen heeft als wij, dan is het enige overblijvende punt de vaststelling dat deze belijdenissen worden onderhouden, zodat degenen die daarvan afwijken worden vermaand en onder censuur gesteld.

 

Dit ligt anders indien er een kerkverband is wat andere belijdenissen heeft. Zodoende is met betrekking tot mogelijke contacten en relaties met presbyteriaanse kerken een vergelijking gemaakt met onze belijdenissen. Het gaat er niet om dat deze belijdenissen exact hetzelfde zeggen, maar de kwestie wordt of er een onderdeel is waarin de belijdenissen van de andere kerken iets tegenspreken wat we in onze eigen belijdenissen hebben. Zonder nu in detail te treden, want dit is hier niet zozeer het punt; sommige synoden van de Canadian Reformed Churches en de Free Reformed Churches of Australia hebben serieuze terughoudendheid geuit bij verschillende onderdelen in de Westminster Confessions. Als antwoord op deze terughoudendheid kon worden vastgesteld dat sommige presbyteriaanse leiders daarvoor begrip hadden. Dit wordt meestal verklaard door verschillen in formuleringen.[6] Bovendien werd aangegeven dat de presbyteriaanse kerken niet dezelfde soort onderschrijving van geschreven belijdenissen onderhoudt als praktijk is geworden gereformeerde kerken. Zodoende heeft een synode van de Canadian Reformed Churches haar deputaten voor contact met de Orthodox Presbyterian Church opgedragen de discussie over, en evaluatie van, divergenties zoals… confessioneel lidmaatschap… voort te zetten.[7] Het probleem is dat men zonder confessioneel lidmaatschap niet werkelijk weet wat de kerken werkelijk geloven en of ze oprecht vasthouden aan wat de Here in Zijn Woord leert.

 

Hopelijk kunt u, terugkijkend op deze artikelen, begrijpen hoe simpel het zou moeten zijn voor kerken om in eenheid samengevoegd te zijn wanneer alle kerkleden tezamen instemmen met hun belijdenissen; dat alles wat daarin is omvat, is hetgeen Gods Woord werkelijk zegt. Men kan zeggen dat ze dan samengevoegd zijn met één stem, en we kunnen verwijzen naar Efeze 4:5 waarin we lezen over één geloof. Hopelijk is duidelijk geworden hoe belangrijk confessioneel lidmaatschap is. Men kan zeggen dat het funderend is voor kerkelijke eenheid.

 

[1] P.K.A. de Boer, ‘Confessional Unity and Inter-Church Relations’, Una Sancta, June 27, 2015: pp. 256-257.

[2] Zie Ds. A. Geelhoed, De Wet Niet Verzetten (J. Boersma) 1969.

[3] In het ‘nieuwe’ Book of Praise, zie het Formulier voor de kinderdoop, vraag 2, p. 588; Formulier voor de volwassendoop, vraag 4, p. 590; Formulier voor de openbare geloofsbelijdenis, vraag 1, p. 592.

[4] Zie de Canadian Reformed Churches Acts 1986, artikel 144. Deze Acta zijn beschikbaar op de website van de Canadian Reformed Churches.

[5] Met betrekking tot deze zaak is interessant om te zien dat de GKv eerst de besproken formulering en in de artikelen van het Christelijke geloof begrepen is gebruikte, en later lijkt overeen te stemmen met de Canadese formulering door de frase: zoals de kerk dat ook openlijk in haar geloofsbelijdenis uitspreekt en vandaag, vanaf 2011: … zoals die in de Apostolische Geloofsbelijdenis samengevat. Genomen van de GKv website.

[6] Hier zullen uiteraard verschillen in opvatting zijn tussen leden van de gereformeerde kerken en de presbyteriaanse kerken met betrekking tot de vraag hoe verstrekkend deze verschillen in werkelijkheid zijn.

[7] Canadian Reformed Synod Acts 1989, artikel 94, E.5.c.