Belijden voor de mensen

Vandaag aflevering 10 in de rubriek ‘Genade geneest’.

 


 

Belijden, naspreken wat de Heere in Zijn Woord ons heeft voorgezegd is niet maar, dat wij het voor ons zelf zeggen, het tot ons zelf zeggen, maar dat wij er voor uitkomen in de wereld waarin wij een plaats hebben ontvangen.

De Heiland Zelf spreekt er ergens van, dat wij Hem, Zijn Naam‚ Zijn Waarheid, Zijn werk moeten belijden voor de mensen. Dat is niet alleen voor ons gezin, voor gelijkgezinden, voor onze broeders en zusters in het geloof, voor hen, die met ons kerklid zijn, maar voor allen met wie wij in aanraking komen, die op een of andere wijze op onze weg worden en zijn geplaatst. Voor hen moeten wij Hem belijden, de Heere Jezus Christus, de Man van smarten, de Zaligmaker van de wereld, de Koning van de Koningen.

Maar houd dat de mensen maar eens voor! Roep het hun maar toe, belijd Christus zo maar voor de mensen; Christus altijd, Christus alleen, Christus overal, Christus alles, buigt u voor Hem alle mensen, wie u ook bent, en luistert naar Zijn Woord. Dan breekt de tegenstand los. Dan wordt vaak de vijandschap openbaar, dan laait soms het haatvuur op.

Maar dan komt ook de belijder, ook het belijden in het gedrang. Dan lopen wij zo licht gevaar om het wat minder, wat kalmer, wat ’tactischer’ aan te doen.

Want de mensen, o, de mensen, wat kunnen die mensen ten overstaan van wie wij moeten belijden, ons het leven dan uitermate zwaar en buitengewoon moeilijk maken. Wat kunnen ze de belijders kwellen, plagen, sarren, krenken, uitlachen, haten, ja zelfs doden.

Nietwaar, wat is de geschiedenis boordevol van haat en bittere vijandschap tegen Christus en de Zijnen. En ook tegenwoordig wordt in vele landen druk op de kerk en haar leden uitgeoefend.

Ze mogen niet alles zeggen wat ze zouden moeten en willen zeggen. En in landen, waar nog vrij mag worden gesproken en geschreven, zoals in ons land, wordt met een soort soevereine minachting aan de belijdenis voorbijgegaan.

In zulk een wereld, tussen zulke mensen, staat Gods volk, staan en leven u en ik. En als we nu in die wereld tot die mensen alleen maar konden spreken van een liefderijke‚ dierbare Jezus, Die zorgt voor de zielen en haar zaligheid, ja dan zou het nog wel gaan. Maar als we onze roeping verstaan, komen we met de verkondiging van een Christus Die alles opeist.

Voor de mensen. Wat is de verleiding menigmaal groot om dan maar te zwijgen. Te zwijgen uit valse schaamte, omdat anders de spot van de mensen ons treft. Te zwijgen uit gemakzucht omdat de strijd die het getrouw en altijd belijden meebrengt, ons vaak moeilijk valt. Te zwijgen uit vrees, omdat het isolement ons allerminst tegenlacht, maar juist af schrikt.

Belijden voor de mensen.

Ja, als dat  alleen maar bestond – zoals sommigen (of velen?) schijnen te denken – in wat wij plegen te  noemen openbare belijdenis in het midden van de gemeente, dan zou het nog wel gaan. Immers daar vinden wij tegen dat belijden geen tegenstand, maar juist blijdschap daarover. Daar worden wij met de geloofsdaad van die belijdenis gefeliciteerd. Dit, dat de Heiland ons alles is, publiek te zeggen voor het oor van God en de hele gemeente, veroorzaakt ons geen moeite.

Ja, als daarin het belijden maar opging. Maar dit belijden is maar het begin. In die belijdenis spreken we de bereidheid uit en de belofte om Christus overal te belijden. In die belijdenis beloven wij te volharden in leven en sterven, en leven en sterven, dat houdt alles in, dat is ons gehele bestaan in alle levensverbanden, dat is in voorspoed en tegenspoed, in gezonde en zieke dagen, in de jeugd en de ouderdom, ja zelfs voor de poorten van de dood.

Zeker, dat weten we allen wel. Christus voor de mensen belijden, trouw belijden. Schriftuurlijk belijden, dat valt niet altijd mee. Dat kost ons strijd. Maar ook in deze strijd hebben wij de belofte van de Heere, dat Hij ons wil sterken, getrouw en bekwaam maken. Als wij ook hier maar de weg naar Zijn troon gedurig in slaan en de hand op Zijn beloften leggen.

Er is ook een rijke zegen aan verbonden.

image_pdfimage_print