Augustinus, een kerkvader (1)

Vandaag deel 5 uit de serie ‘kerkgeschiedenis voor de jeugd’.


Door: E.T. Smith-Teunis

De mensen in het grote Romeinse rijk, mogen de Here dienen zonder dat er vervolgingen van buitenaf zijn. In de kerk zelf is het niet rustig. Dat hebben we de vorige keer gezien bij de strijd tussen Athanasius en Arius. Ook na hun dood komen er weer andere ideeën over hoe je de Heere moet dienen. Steeds weer zorgde de Heere voor Zijn kerk en geeft Hij mannen die hier tegen kunnen strijden. Deze keer is dat Augustinus. Hij wordt een groot kerkvader. Een kerkvader is iemand die leefde in de vroegchristelijke kerk én leraar en schrijver was van bijbelverklaringen en andere werken die belangrijk zijn voor de kerk van Christus.

 

Jeugd van Augustinus
Aurelius Augustinus is geboren op 13 november 354 in Thagaste. Dat ligt in Noord-Afrika. Zijn moeder Monica is een gelovige vrouw. Zijn vader Patricius is een heiden. Zijn moeder vertelt hem veel over de Heere, maar al snel blijkt dat Augustinus liever doet wat hij zelf wil, tot grote vreugde van zijn vader. Hij liegt tegen zijn meester, spijbelt en steelt van zijn ouders, bedriegt zijn vrienden en steelt fruit van de bomen uit de buurt.

Eerst wilde Augustinus niet leren, maar later studeerde hij hard omdat hij de beste wilde zijn. Na de school in Thagaste ging Augustinus naar Carthago om daar verder te studeren. Hier studeert hij voor advocaat en redenaar. Maar ook in deze stad gaat hij verder met zijn goddeloze leven. Hij leeft samen met een vrouw en als hij 18 is wordt hij vader van een zoon, Adeodatus.

Het zondige leven maakt hem echter niet blij, maar juist onrustig. In boeken van heidense wijsgeren kan hij het geluk niet vinden en de bijbel vindt hij te makkelijk.

In het jaar 375 is hij klaar met studeren en gaat hij werken in Carthago. Zijn moeder blijft steeds voor hem bidden.

 

Bekering van Augustinus
Augustinus wil graag beroemd worden. Daarom wil hij naar de grote stad Rome! Hij vertrekt stiekem naar Rome, zonder dat zijn moeder dit weet. Later reist ze achter hem aan. Zijn vader is dan al gestorven.

Veel geluk heeft Augustinus niet in Rome. Niemand zit daar op hem te wachten. Ook wordt hij ernstig ziek. Als hij weer beter is gaat hij naar Milaan. Hier krijgt hij ook een baan. In Milaan is ook Ambrosius. Ambrosius is een bisschop die heel goed kan preken. Augustinus wil hem graag horen. Niet om wat hij zegt, maar om hoe hij het zegt. Daar kan hij zelf een nog betere spreker van worden. Elke zondag zit hij nu in de kerk te luisteren. Eerst vond hij de Bijbel een simpel boek, maar nu gaat hij echt verstaan wat er in de Bijbel staat. Hij gaat de Bijbel weer lezen, maar kan nog geen rust vinden en krijgt last van zijn zondige leven.

Als een vriend hem bezoekt en vertelt over twee mannen die als kluizenaars leven en zo de Heere dienen wordt hij jaloers. Hoe kunnen deze eenvoudige mensen wel in de hemel komen, terwijl hij met al zijn geleerdheid maar geen rust kan vinden. Hij holt de tuin in en valt huilend neer onder een vijgenboom. Ineens hoort hij een kind zingen: “Tolle Lege” Dat betekent: Neem en lees.

Dit is voor hem!!!!

Hij gaat weer naar binnen en slaat de Bijbel open. Het woord van Paulus in Romeinen 13: 13 en 14 werd het antwoord op de vragen van zijn leven. Nu heeft Augustinus vrede gevonden in de verlossing door Jezus Christus, die ook voor zíjn zonden betaald heeft.

Wat zal ook zijn moeder blij geweest zijn! Augustinus wordt een jaar later samen met zijn zoon en een vriend gedoopt. Hij is dan 33 jaar.

Na zijn bekering wil Augustinus terug naar Afrika om daar de Heere te dienen. Zijn moeder sterft in een havenplaats. Nog een jaar blijft Augustinus in Rome, maar dan gaat hij terug naar Carthago. De Heere heeft nog heel veel werk voor hem!

 

image_pdfimage_print