Samenvatting door: J. Bos
Internationale interkerkelijke bonden voor jeugdwerk.
‘Met name allerlei verbonden van jeugdverenigingen en organisaties, die ten doel hadden het werk onder de jeugd, hebben medegewerkt om alom “het oecumenisch besef” aan te wakkeren en om onder de jeugd oecumenische leiders te kweken. De ontwikkelingsgang, die we boven schetsten, is ook hier duidelijk te zien. Men sticht een algemeen-christelijke organisatie, geeft handjes over de kerkmuren heen, en gaat dan tenslotte pleiten voor opheffing van alle kerkmuren, de kwade en de goede: de muren tussen kerk en wereld. Vanzelfsprekend brengt dit met zich mede, dat het woord “christelijk” in de titel van allerlei bonden hoe langer hoe meer inhoudloos en misleidend is geworden.’ (p. 34-35)
(Als eerste wordt genoemd de World Council of Christian Education (Wereldraad voor Christelijke Opvoeding). Dit werd in 1947 tijdens een samenkomst in Birmingham, Engeland, de officiële naam van een raad die voortkwam uit een Associatie van Zondagsscholen die sinds 1889 op verschillende plaatsen in de wereld conferenties had gehouden.[1] Uit het rapport van de conferentie in Birmingham is op te maken waar de ontwikkelingsgang van deze organisatie toe heeft geleid.)
‘In een toespraak werd de Associatie van Zondagsscholen een der oudste oecumenische bewegingen genoemd en van haar werd getuigd: “Er kan gerust gezegd worden, dat de beweging, vertegenwoordigd in de Wereld-Zondagsschool-Associatie, méér dan enige andere beweging gedaan heeft om een christelijke gemeenschap (fellowship) te ontwikkelen, die de lijnen van natie, ras en kerk doorkruist. Door de vriendschap is een stevige grondslag gelegd voor de verdere ontwikkeling der christelijke eenheid”. (…) Wanneer we dit lezen bespeuren we wel een verlangen naar eenheid. Maar of deze christelijk is? En kan een Wereldraad, die propageert een doorbreking der kerkgrenzen en een brede samenwerking met kerken van allerlei kleur, wel geschikt geacht worden leiding te geven aan de christelijke opvoeding?
We lezen verder over mensen van verschillende visie, die gezamenlijk arbeiden in de naoorlogse opbouw. “Deze mensen hebben door hun trouw aan Christus en Zijn Kerk een nieuwe vorm van wereldbroederschap leren kennen, (…).” Wederom vragen wij: Wordt hier een broederschap in Christus, zoals de bijbel die leert, voorgestaan? Kunnen mensen van geheel verschillende confessie elkaar als broeders zien? Maar ons wordt toegevoegd, dat belijdenissen er ook niet toe doen. We leven immers in een eeuw, waarin het aankomt op de praktijk. “(…) Laat ons bedenken, dat Christus Zelf een intens praktisch man was; Hij was een timmerman; een man die dingen maken kon, een man van actie”. Hier wordt Christus dus op de meest platte wijze als een groot voorbeeld aangewezen. Is het eigenlijk nog wel nodig te geloven in Hem, in Zijn verzoening? Welneen, als er maar actie is! “Indien de christelijke mensen van elk land in de komende tien jaren (…) Hem eens gaan VOLGEN en waarachtig christen gaan worden, (…) zou dit uiteindelijk en onvermijdelijk de wereld redden”. We beluisteren hier het evangelie van de daad. De kerk heeft vandaag de taak, zo wordt verder beredeneerd, om een gemeenschap te vormen en gemeenschapsbesef bij te brengen. Een sociaal evangelie wordt dus voorgestaan. Niet het evangelie der Schriften, het Woord des kruises.
Het is een ontroerend feit: een Wereldraad die geen grondslag heeft en die voorstaat een “christelijke” opvoeding van kindertjes van alle landen, die in feite onchristelijk is. Ondanks de verlokkende naam van christelijke educatie, hebben we hier te maken met een moderne farao, die de jeugd des verbonds verdrinkt in de Nijl van dwaalleer.
Dat deze organisatie mede een pilaar is geweest voor de oecumenische beweging in de wereld, doet van deze laatste weinig goeds verwachten.’ (p. 35-37)
(Vervolgens worden in deze paragraaf ‘nog andere internationale jeugdverbanden, die mede het verlangen naar eenheid hebben aangewakkerd’ genoemd. Met name wordt de Y.M.C.A. behandeld (Wereld Alliantie van Christelijke Jongemannen Verenigingen). Deze federatie werd in 1855 opgericht. Verder is in 1894 is de Y.W.C.A. (the World’s Young Women’s Christian Association) gevormd.)
‘[Deze organisaties] hebben zich steeds geïnteresseerd voor zending en filantropie (…) Echter kwam ook hier het accent op daden, niet op geloofsbelijdenissen te liggen. En daarmee hebben beide bonden, ondanks machtig veel praktisch werk, een valse eenheid bevorderd en de prediking van een valse leer helpen steunen. Want de leuze: “daden en geen geloofsbelijdenissen” is eigenlijk óók een geloofsbelijdenis, een verkeerde. De grote vraag, wanneer zo dapper gezongen wordt: “Wij hebben een woord voor de wereld”, is steeds: Wordt dan het Woord bedoeld? Of slechts een humanistisch evangelie in christelijk gewaad?
Juist in het stamland der Y.M.C.A. heeft deze organisatie een geweldige invloed ondergaan van het modernisme, dat in radicale vorm op het eind der negentiende eeuw amerikaanse universiteiten en kerken binnendrong. Vanuit het land der onbegrensde mogelijkheden is de Y.M.C.A. overgeplant naar het zendingsterrein China. Deze chinese Y.M.C.A. is een der geschikste voertuigen geworden van het modernisme aldaar. (…)
Een enkele typering.
De amerikaanse Y.M.C.A.-secretaris te Peking schreef in het blad Sheng Meng, dat o.a. door Y.M.C.A. collega’s geredigeerd werd:
“Ofschoon ik aandacht vestig op de onvolkomenheden van het denken van Jezus, is het toch verre van mijn bedoeling te beweren, dat de christelijke beweging een fout heeft begaan, door hem de plaats van leider toe te kennen. Ik geloof dat het menselijk geslacht geen enkele figuur heeft voortgebracht, die door zijn karakter en leer meer recht had om de ethische en geestelijke aspiraties der mensheid te symboliseren, dan Jezus … Jezus was niet zoo geheel uniek als wij vroeger wel verondersteld hebben, … het is niet langer te handhaven, dat wij in Jezus een algehele en volmaakte openbaring hebben van alle denkbare ethische en godsdienstige waarheden (…).”
We horen hier de radicaal-vrijzinnige stem, die luide verkondigt, dat het “christendom” slechts een trap in de ontwikkelingsfase der mensheid is. Jezus is een godsdienststichter. Hij staat op één lijn met Boeddha, Lao-tse, ja met Lenin en den chinesen christen-revolutionair Sun-Yat-Sen.’ (p. 37-39)
(Op uitnodiging van het Chinese nationale comité van de Y.M.C.A. hield begin jaren dertig dr. G. Sherwood Eddy, voormalig landelijk secretaris van de Y.M.C.A. in Voor-Indië, een evangelisatiecampagne, in samenwerking met dr. John R. Mott.[2])
‘… dr Eddy gebruikte de “evangelisatiecampagne” om het geloof in de bijbel te ondermijnen, de apostolische belijdenis te verloochenen en de christelijke zede te vernietigen. Hij predikte een evangelie, waarvan alle heidenen wèl spreken, en betoogde, dat het christendom in het geheel niet in strijd is met de moderne natuurwetenschappen. De maagdelijke geboorte, de verzoening door het bloed, de opstanding van Christus waren volgens hem verouderde en betwistbare leerstukken. Als men christen wilde worden, hoefde men dat alles niet te geloven. Het “christendom” ontwikkelt zich immers steeds en brengt ontwikkeling. (…)
Gezien het feit, dat de leiding van de internationale en interkerkelijke bonden van Y.M.C.A. en Y.W.C.A. een dergelijk “christendom” – los – van – de – belijdenis – der -apostolische – kerk voorstond, is het niet te verwonderen, dat deze jeugdorganisaties steeds vurig gepleit hebben voor de grootst mogelijke samenwerking tussen de kerken van allerlei kleur en, liever nog, een éénheid van al die kerken.’ (p. 39-40)[3]
[1] In januari 1972 heeft de WCCE opgehouden te bestaan, toen deze organisatie is opgegaan in de Wereldraad van Kerken. Zie: https://uia.org/s/or/en/1100057950
[2] De methodist John R. Mott (1865-1955) was voor de oecumenische beweging een zeer belangrijke persoon, die verderop nog herhaaldelijk genoemd wordt.
[3] Actuele informatie over YMCA en YWCA in Nederland is te vinden op: https://ymca.nl/ resp. https://ywca.nl/