Alle dingen werken mee ten goede
Onderstaande Schriftoverdenking is van de hand van ds. E. Th. van den Born (1900-1982).[1]
Maar in de vierde nachtwake kwam Jezus naar hen toe, lopend over de zee. Matt. 14:25
De vraag, die wij moge stellen is deze: Wat hebben wij hier? Wij hebben hier Jezus, Die als Zoon des mensen Zijn koningsheerschappij uitoefent, een koningsheerschappij niet van “deze wereld”, maar “van den beginne”. Hij heeft als Zoon des mensen een verbond met God, zoals ook de eerste Adam een verbond had met God in het paradijs. En krachtens dit verbond met God heeft Hij, als de Zoon des mensen, ook een verbond met de schepping. En dit verbond bestaat hierin, dat zij mee moet werken ten goede, dat zij Hem onderworpen is tot de komst van Zijn koninkrijk, tot het doen van de wil van de Vader. Hij wandelt op de woeste wateren naar de koningsglorie, die van den beginne was, en welke Hij aan mag wenden, wanneer het nodig is voor Zijn werk, waartoe de Vader Hem gezonden heeft. Wij zien hier op het meer van Galilea de paradijsorde weer hersteld: de krachten van de schepping in dienst van de tweede Adam. Hij mag vragen, als het moet, de beschikking over de legioenen van de Vader, over de zon, de maan en de sterren, over de storm en het vuur, over de afgrond en de dood. Hij mag dat alles vragen naar Zijn bevoegdheid van den beginne , naar Zijn koningsrecht van het paradijs.
Maar is het dan een spelen met wonderen, wanneer Hij deze wonderlijke weg neemt naar Zijn discipelen? Toch niet. Wanneer Hij Zijn koningsheerschappij uitoefent in deze nacht, dan doet Hij dat ter wille van Zijn discipelen, ter wille van Zijn kerk. Zijn discipelen verkeren in doodsgevaar. Mattheüs zegt ons, dat de wind hun tegen was, dat de wind hun vijandig was. Zij dreigen Hem ontnomen te worden en nog wel op het ogenblik, dat Hij zich zeer bijzonder met Zijn discipelen zal bezig houden, hen op zal werken tot het geloof in Hem als de Messias, als de verkorene van de Vader. Zijn discipelen hebben nog zo weinig er van begrepen. Zij waren, zegt Marcus, verhard geweest bij het wonder van de broden-vermenigvuldiging. En Jezus’ lijden is aanstaande, het kruis komt reeds nabij. Zo openbaart Hij Zijn koningsheerschappij in deze nacht om Zijn discipelen te behouden en hen te brengen tot geloof in Hem, opdat zij het straks kunnen uithouden, wanneer Hij gedood zal worden. Immers als Hij zo soeverein Zijn wegen nemen kan, als Hij soeverein heersen kan ten goede van de Zijnen, wanneer Hij zulk een koningsglorie bezit, die nog geen oog gezien heeft, en waarvan nog geen oor gehoord heeft, dan heeft Hij ook Zijn weg naar het kruis soeverein genomen, en dan moet ook dit kruis meewerken ten goede, dan is Zijn sterven geen lot, maar Zijn daad. Hij speelt niet met wonderen, maar Hij predikt ons de waarheid, hoe zwaar Hij heeft moeten werken, opdat Zijn discipelen Hem zouden belijden als de Messias, aan Wie men zich toevertrouwen kan in nood en dood, omdat Hij de macht heeft ons het leven te geven, omdat Hij daartoe alle dingen laat meewerken ten goede. Om Hem te belijden als de Messias, Die Zijn koningsheerschappij niet uitoefent om voor het vlees te pronken, maar om naar de geest het koninkrijk te doen komen en de glorie, de doxa van God op aarde te vestigen.
En wij leven niet meer bij zulke tekenen van Zijn koningsheerschappij. Wij hebben Zijn woord: “Mij is gegeven alle macht in hemel en op aarde”. En wij hebben dit woord van de Koning te geloven, en heel deze wereld onderworpen te zien aan de koningsheerschappij van Christus. Ook de zon, ook het vuur, ook de storm, ook tegenwoordige en toekomende dingen. Wij hebben het woord van Paulus niet als een gelegenheidswoord te gebruiken, dat alle dingen moeten meewerken ten goede, maar wij hebben dit woord zijn prachtige inhoud te laten bepalen door Hem. Hij heeft ons laten zien, hoever dat wel gaat. Ons staat de sterke Held terzij, degene Die God ons heeft gegeven. Hij mag van ons vragen in deze wereld alleen Zijn koningsheerschappij te zien ten behoeve van Zijn volk, en in geloof aan deze koningsglorie te leven en te werken. Wie zal ons scheiden van de liefde van Christus? De storm? De storm niet. Het vuur? Ook het vuur niet. De afgrond? Ook de afgrond niet. De dood? Ook de dood niet. Dat is nog even waar als in die nacht op de zee van Tiberias. Als het toen waar geweest is, dan is het vandaag ook waar. En als Hij toen Zijn discipelen gevraagd heeft zo in geloof aan Hem te leven, Wie alle dingen moeten meewerken ten goede, dan vraagt Hij dit vandaag nog. Geloof alleen, en u ziet over alle dingen liggen de koningsglorie van Christus. Zij is vandaag even concreet als in de nacht op de woeste zee bij de angstig schreeuwende discipelen. Maar alleen voor het geloof geeft zij haar geheim prijs.
[1] Overgenomen en licht gemoderniseerd uit: E.Th. van den Born, Van Souvereine Liefde (Goes: Oosterbaan & Le Cointre, z.j.).