‘Antithese of synthese?’ (9)

Samenvatting door: J. Bos

 

De Federale Raad van Kerken van Christus in Amerika.
‘Naast vereniging van kerken van eenzelfde (meestal slechts in naam gehandhaafde) confessie, ontstonden er ook federaties van kerken van verschillende confessie in allerlei landen, (…).

Bijzondere aandacht willen we (…) schenken aan de in Amerika opgerichte bond van kerken, de Federale Raad van Kerken van Christus in Amerika (Federal Council of Churches of Christ in America, afgekort: F.C.C.C.A.). Deze Raad heeft een belangrijke rol gespeeld in de oecumenische beweging en volgens velen heeft hij als copie gediend bij de vorming van de Wereldraad van Kerken. Het was in zijn soort ook de eerste Raad van kerken, die opgericht werd met het doel een centrale instantie te vormen voor, het gehele gebied van het leven bestrijkende, samenwerking tussen de onderscheiden kerken.’ (p. 64)

(De eerste bijeenkomst van deze Raad was in 1908 te Philadelphia. Het doel werd omschreven in een Plan van Federatie. Dit lijkt ons te uitgebreid om geheel te citeren. De strekking van de inhoud wordt duidelijk uit wat Van der Waal erover schrijft.)

‘Voorwaar geen geringe oogmerken, die nagestreefd werden! Het ging hier niet om allerlei “interkerkelijke” gemeenschappelijke arbeid van afzonderlijke personen voor een bepaald doel, maar om een verenigd optrekken van kerken betreffende arbeid op “alle terreinen des levens”. Het ging hier ook maar niet om technische samenwerking. Neen, het eerste doel was uitdrukking te geven aan de gemeenschap en de katholieke eenheid der kerk. Al waren de kerken nog verschillend georganiseerd, in wezen stoelden ze op dezelfde wortel. Het doel van de Raad was om aan de gegeven eenheid uitdrukking te geven en het besef van eenheid aan te kweken. Door gemeenschappelijk optreden moest het gehele leven veroverd worden. Dienst aan de wereld! Groter invloed! Wijde vertakkingen!’ (p. 65)

(Als grondslag kan de praeambule van het in 1908 aangenomen statuut worden beschouwd. Ook deze tekst nemen we niet over; ook hier wordt uit het commentaar van Van der Waal duidelijk wat de inhoud is. Wat hij schijft is vrij uitgebreid, maar we noteren het vrijwel in z’n geheel, want het zijn belangrijke opmerkingen.)

‘Wanneer we deze “grondslag” nader bezien, valt het volgende op te merken:

a. Allereerst wordt geponeerd, dat de amerikaanse christelijke kerken wezenlijk één ZIJN. En dat in Jezus Christus. Daar Christus niet van Zijn Woord is te scheiden, zou dit moeten betekenen, dat deze kerken in de trouw aan Zijn Woord één waren. Wanneer bedacht wordt, hoe het modernisme in 1908 reeds in menige kerk diep ingevreten was, hoe bovendien de belijdenissen der onderscheiden kerken trouw aan het Woord verschillend uitlegden, kan niet anders dan geconstateerd worden, dat deze verklaring van eenheid in Christus een zinsbegoocheling was. Er zou wel gesproken kunnen worden van eenheid in afval of eenheid in een christus, die geschapen is naar eigen beeld en gelijkenis, een christus, die milde handen en vriendelijke ogen aan ketters toont.

b. Voorts wordt gesproken van een tijd, die rijp geworden is. Nu we zagen, dat het hier ging om de manifestatie van een valse eenheid, vertolkt deze uitspraak een huiveringwekkende waarheid. De Here beschikt in Zijn voorzienigheid de tijden van het rijp-worden van de trouw der kerk, maar óók van het volgroeid zijn van de ontrouw der kerk. Rationalisme en allerlei, soms vroomklinkende leugenleer hadden de fundamenten der belijdenis ondermijnd. Nu de confessies feitelijk weggevallen waren, was “de tijd gekomen”, dat men elkaar op dezelfde grondslag zag staan. Niet die der Reformatie. Maar die van ongeloof en revolutie.

c. “Jezus Christus als goddelijke Heer en Heiland” werd gekozen als de minimum-belijdenis. Het is opvallend, dat het woord “goddelijk”, dat trouwens in het oorspronkelijke concept niet stond, maar later werd toegevoegd om de “evangelischen” te paaien, dubbelzinnig is. Het kan Christus als God aanduiden. Maar het kan ook uitdrukking zijn van de gedachte, dat Hij slechts in graad verschilde van de mensen, een bizonder begaafd en geniaal mens was. Een ariaan, die de godheid van Christus loochent, een unitariër, die de drieëenheid afwijst, zou met deze formule accoord kunnen gaan. De meest radicale vrijzinnige zal geen bezwaar hebben om Hem als verheven Voorbeeld “goddelijken Heer” te noemen. En deze zelfde zal eveneens bereid zijn de titel “Zaligmaker” te accepteren, als het maar geoorloofd is over de aangebrachte “zaligheid” eigen, humanistische of socialistische, aardse ideeën te hebben.

d. De “eenheid” op wankele basis zou zich tenslotte moeten openbaren in de bevordering van de geest van vriendschap, dienst en coöperatie tussen de kerken door middel van de Federale Raad. We hebben hier de afvallige kerk en haar streven ten voeten uit. Verlating van het Woord. In de plaats daarvan de organisatie van alle mogelijke “dienst” en de uitvoering van een sociaal en politiek “program”. En om dit te verwezenlijken een hiërarchische bureaucratie geschapen. Terwijl Gods Woord beveelt een vriend en metgezel te zijn van hen, die Zijn naam ootmoedig eren, wordt hier gekozen voor samenwerking met aanranders van Zijn naam.

Het hoeft, gezien deze onschriftuurlijke grondslag, niet te verbazen, dat de Federale Raad al meer een bastion werd van hen, die het Wóórd des koninkrijks vrijzinnig interpreteren en menen het koninkrijk Gods te realiseren door de uitvoering van een sociaal-economisch-politiek program. (…) In de naam van het “evangelie’ en het “koninkrijk van God” werd ook van bovenaf op de aangesloten kerken, waarin nog niet àlle rechtzinnige vonkskens uitgedoofd waren, een verwoestende invloed uitgeoefend. (…)’ (p. 66-68)

‘De leiders van de Federale Raad zagen deze Raad trouwens niet als een eindpunt. Coöperatie, samenwerking tussen de kerken was mooi, intercommunie, gemeenschappelijke avondmaalsviering mooier, maar vereniging der kerken tot corporatieve eenheid het schoonst. De toetreding van de Syrisch Orthodoxe Kerk tot de Federale Raad bewijst wel, dat men niet enkel aan een vereniging van “protestanten” dacht.’ (p. 68)

‘De Federale Raad heeft door middel van zijn ervaren leiders grote invloed uitgeoefend op de oecumenische beweging, zoals deze zich vooral na 1920 aan beide zijden van de oceaan ontplooide. Daar de leiding van deze Raad bij alle “goede werken” allerminst uit de wet Gods en het geloof leefde, was deze invloed dienovereenkomstig, en valt daarom moeilijk onder de waarlijk “goede werken” te rekenen.’ (p. 68)

 

 




‘Antithese of synthese?’ (8)

Samenvatting door: J. Bos

 

Verbonden van kerken.
‘Op het eind der negentiende eeuw zien we verschillende kerken van dezelfde belijdenis en kerkorde, in naam of in werkelijkheid gehandhaafd, elkaar zoeken en internationale bonden stichten. Hoewel men zou denken, dat deze bonden juist de eenheidsbeweging vertraagd hebben, is het tegenovergestelde het geval. De verschillende “confessionele” wereldorganisaties hebben een bredere visie bij de afzonderlijke nationale kerken bevorderd, en zijn zo “tuchtmeesters” geweest naar een interconfessionele eenheidsbeweging.’ (p. 54)

(Er werden verbonden gesticht door methodisten, congregationalisten, baptisten. In 1877 werd de Presbyteriaanse Alliantie opgericht, een bond van kerken, die het presbyteriale stelsel van kerkregering voorstaan. Deze was oorspronkelijk orthodox gezind, maar de grondslag werd niet gehandhaafd. Juist kerken die orthodoxen gelijkschakelen met modernen, sloten zich erbij aan.)

‘In 1948 kwam zij te Genève samen. (…) De voorzitter dr J. A. Mackay, die tevens president van de Internationale Zendingsraad is, betoogde, dat evenals de lutherse, baptistische en methodistische kerken, ook de hervormde (presbyteriaanse) zich aaneen moeten sluiten binnen de Wereldraad, omdat de kerken van Calvijn iets wezenlijks aan “de Wereldkerk” te geven hebben.

Uit deze laatste opmerking blijkt duidelijk, dat de Alliantie zich als een merkwaardige en interessante kamer beschouwt, opgeverfd met calvinistische kleuren, ingericht met antieke confessionele meubelen, versierd met beeltenissen van helden uit de reformatietijd, doch deel uitmakend van het éne gebouw van de oecumenische tempel.

En wat van het verbond van presbyteriaanse kerken te zeggen is, kan ten aanzien van de andere verbonden van kerken herhaald worden: elke alliantie vertegenwoordigt een ‘tak’ van de éne Wereldkerk-boom.’ (p. 55)

 

De liga der anglicanen.
‘Voordat de genoemde verbonden van kerken gesticht werden, waren 350 anglicaanse bisschoppen uit de gehele wereld reeds in 1867 samengekomen in de Lambeth-conferentie. Deze samenkomst is sindsdien vrijwel om de tien jaar gehouden in het londense verblijf van den aartsbisschop van Canterbury, het Lambeth-paleis.[1] 1) Weliswaar nemen deze conferenties geen besluiten, die de nationale anglicaanse kerken (…) binden, maar zij worden wel gebruikt om beraadslagingen te houden, die alle kerken regarderen, en om algemene adviezen te geven. Niet het minst hebben de Lambeth-conferenties zich bezig gehouden met de wenselijkheid van intercommunie met andere kerken en de eenheid tussen Rome en het protestantisme. Veel anglicaanse bisschoppen zijn belangrijke oecumenische leiders geworden.

De belangstelling der anglicaanse geestelijkheid voor oecumenische vragen hangt samen met de samengestelde aard van de engelse kerk en het feit, dat deze kerk zich in de reformatietijd wel van den paus losmaakte, doch nochtans niet gereformeerd werd.’ (p. 55-56)

(In het boek volgt een beschrijving van de wisselvallige historie van de Engelse kerk. Deze bewoog zich in de 16e eeuw heen en weer tussen ‘Rome’ en ‘Reformatie’.)

‘Doch in 1558 kwam Elisabeth aan de regering (1558-1603). Onder haar regering werd weer het devies: los van Rome! gegeven, en in enigszins protestantse banen gekoerst. In de Uniformiteits-acte legde zij voorgoed het karakter van de Kerk van Engeland (Ecclesia Anglicana) vast.’ (p. 57)

(In Schotland, waar de hervormer John Knox werkte, zette de reformatie door. Dit had ook invloed in Engeland. In 1646 werd de Westminster Confessie opgesteld. Er kwam echter geen algehele reformatie. In de loop van de tijd zijn er verschillende tegengestelde stromingen ontstaan, die de Anglicaanse kerk hebben beïnvloed. De volgende bewegingen worden genoemd.

De puriteinen of presbyterianen. ‘Ze wilden bréken met het halfslachtige karakter van de kerk, die wat bisschoppelijk stelsel en liturgie aangaat rooms, wat het dogma betreft min of meer calvinistisch was.’ (p. 57-58)

De independentisten of congregationalisten. ‘Deze stroming legde niet alleen sterke nadruk op de absolute onafhankelijkheid van elke plaatselijke gemeente, doch propageerde ook allerlei doperse en chiliastische ideeën.’ (p. 58)

Ook binnen het independentisme ontstonden verschillende stromingen. ‘Naast de congregationalisten kwamen de groepen der baptisten, arminiaans of calvinistisch getint, en die der quakers.’ (p. 59) Deze partijen mochten vanaf 1689, na een periode van pro-roomse vervolging, eigen gemeenten stichten buiten de anglicaanse kerk. Desondanks hebben ze erbinnen ook daarna sterke invloed gehad. Steeds zijn er een hoogkerkelijke, romaniserende, richting en een meer reformatorische, evangelische laagkerkelijke richting geweest. ‘Beurtelings, onder invloed van allerlei stroming, is nu eens de ene, dan weer de andere richting versterkt’. (p. 59)

Het methodisme. Deze opwekkingsbeweging is omstreeks 1740 ontstaan door het werk van de anglicanen John Wesley en George Whitefield. ‘De methodisten legden sterke nadruk op bekeringsdaad en noodzakelijke bekeringsweg, persoonlijke vroomheid en heiligmaking. Hoewel zij langzamerhand noodgedwongen overgingen tot de formatie van een eigen kerkverband, oefenden zij toch sterke invloed uit op de anglicaanse kerk en versterkten de evangelische laagkerkelijke kringen.’ (p. 59-60)

De Oxford-beweging versterkte de hoogkerkelijke richting en had een romaniserende invloed. ‘De hoogkerkelijke beweging is nog steeds zeer sterk. Tot haar behoren de leidinggevende anglicaanse kringen.’ (p. 60)

Verder ontstond de breed kerkelijke partij. Deze is liberaal en modernistisch, en heeft ook evangelische en hoogkerkelijke aanhangers. Ze laten vooral op universiteiten hun vrijzinnige invloed gelden, met kritiek op Schrift en belijdenis.)[2]

‘Zo doet zich de anglicaanse kerkgemeenschap voor als een wondere bundeling van tegenstrijdige richtingen, een paradox-kerk, die niet kiezen wil. (…) In de anglicaanse kerk staat de kerk-van-ja-en-nee, van het relativisme voor ons. De bewonderaar van Rome, die kloosterwezen, Mariaverering, mis wil invoeren, is er welkom; maar ook de rode deken, die communistische sympathieën heeft. De breed-kerkelijken zijn er thuis met hun ariaanse of arminiaanse ketterijen en filosofieën, maar binnen haar muren huizen ook rechtzinnige evangelischen, die hunkeren naar unie met de uit de Reformatie voortgekomen kerken. Een bonte, ja voor het oog zeer tegenstrijdige mengeling. En toch – juist hierom meent de anglicaanse kerk de roeping te hebben te ijveren voor de eenheid der kerken. Juist door haar alomvattend en samengesteld karakter acht zij bekwaam te zijn een “brugkerk”, een via media, een middenweg te zijn tussen “protestante” en “katholieke” kerken. Is het niet zo, dat zij vrijwel alle elementen, die ook in andere kerken voorkomen, in haar opgenomen heeft? Is het niet zo, dat zij calvinistische theologie, methodistische vroomheid, maar ook modern critisch bijbelonderzoek in zich verenigt? En is anderzijds in haar niet te vinden aansluiting aan de oude christelijke kerk, is de engelse kerk met haar bisschoppelijk stelsel niet bij uitstek katholiek? Is in haar niet de verbinding van Rome en Reformatie, met de correcties van beiden op elkaar? En is in haar niet volledige vrijheid, zodat alles, wat stoelt op de oud-christelijke wortel, zich binnen haar ontplooien kan?

De anglicanen nemen als grondslag voor toekomstige eenheid de z.g. Lambeth-vierhoek (Lambeth-quadrilateral) aan: 1. erkenning van de Schrift; 2. van de twee hoofd-sacramenten, doop en avondmaal; 3. van de belijdenis van Nicea; 4. van het episcopaat, zoals het historisch in de oud-christelijke kerk gegroeid is. Aan deze voorwaarden, niet aan meer, willen zij andere kerken bij een hereniging binden. (…) [Er] wordt slechts een FORMELE aanvaarding van Schrift, episcopaat, etc. geëist. Als de oud-christelijke (…) traditie maar wordt gehandhaafd, dan is een kader geschapen, waarbinnen de kerk spontaan ontwikkelen kan als Una sancta.

[Ten aanzien van de belijdenis van Nicea:] (…) Nadere uitwerking en ontwikkeling, die hierboven uitgaat, worde vrijgelaten. Als men zijn theorieën en belijdenissen, die bóven de gemeenschappelijke grondslag uitgaan, maar niet aan anderen opdringt. Eenheid hoeft geen uniformiteit in te sluiten.

Van deze gedachten uitgaande, hebben de anglicanen, met name door hun Lambeth-conferenties, zich geworpen op de arbeid voor kerkelijke eenheid. De Lambeth-conferentie van 1920 deed een krachtig beroep op alle christenen om het streven naar eenheid te bevorderen en sprak uit, dat zij bereid was offers voor de eenheid te brengen.’ (p. 60-62)

‘We zagen reeds hoe sinds de zendingsconferentie te Edinburg in 1910 de anglicaanse bisschoppen Brent en Temple oecumenische leiders werden. Op de conferenties voor Geloof en Kerkorde (1927 en 1937) heeft de anglicaanse visie dan ook sterk gedomineerd. Ook de alom in de wereld met de oecumenische beweging gepaard gaande liturgische beweging heeft steeds sterk onder invloed gestaan van de hoogkerkelijke anglicaanse richting.

We hebben het feit te aanvaarden, dat de anglicaanse kerk, die pretendeert een bij uitstek oecumenisch-katholieke kerk te zijn, een grote bijdrage levert voor het tot stand komen en het in stand blijven van de oecumenische beweging. Uit hetgeen hierboven uiteengezet is, volgt, dat deze anglicaanse bijdrage de oecumenische beweging stellig niet in gunstige zin beïnvloed heeft. De anglicaanse kerk is immers geen krachtig bolwerk van de waarheid. Aan alle kanten doet zij als via media, middenweg, concessies: aan Rome, aan de radicale Schriftcritiek, aan het humanisme en socialisme. De dáád, de ritus, de vorm staat bij haar op de voorgrond. Het credo der kerk laat zij rustig ondermijnen; de contrastering van verschillende belijdenis-interpretaties binnen haar eigen muren is voor haar geen gruwel, maar kenmerk van katholiciteit; de hiërarchie wordt door haar niet tegengestaan, maar aangeprezen. Haar leuze: “Terug naar de oud-christelijke kerk!” wordt gebruikt om zich aan de klemmende oproep, die de Reformatie aanhief: “Terug naar het Woord!” te onttrekken. Penetratie van de relativerende synthese-gedachten der anglicanen in de oecumenische beweging betekent en zal betekenen: bevordering der Woord-verlating en Contra-reformatie.’ (p. 63-64)


[1] In 2022 is de 15e Lambeth-conferentie gehouden. Website: https://www.lambethconference.org/
[2] Zie ook: https://www.churchofengland.org/about/history-church-england/