De voorbereiding van de finale

Onderstaande Schriftoverdenking is van de hand van ds. Joh. Francke.[1]


En de zesde (engel) goot zijn schaal uit op de grote rivier, de Eufraat, en zijn water droogde op, zodat de weg bereid werd voor de koningen, die van de opgang der zon komen.

En ik zag uit de bek van de draak en uit de bek van het beest en uit de mond van de valse profeet drie onreine geesten komen, als kikvorsen; want het zijn geesten van duivelen, die tekenen doen, welke uitgaan naar de koningen der gehele wereld, om hen te verzamelen tot de oorlog op de grote dag van de almachtige God. Zie, ik kom als een dief. Zalig hij die waakt en zijn klederen bewaart, opdat hij niet naakt wandele en zijn schaamte niet gezien worde.
En hij verzamelde hen op de plaats, die in het hebreeuws genoemd wordt Harmágedon.

Openbaring 16:12-16

 

In Openbaring 20:7-9 horen wij de profetie over de uitvoering van de finale der “verenigde naties”. Aan uitvoering gaat echter voorbereiding vooraf. Daarvan lezen we in Openbaring 16:12-16.

We herinneren eerst aan het verband, waarin het laatstgenoemde Schriftgedeelte is gevat. In hoofdstuk 15 lezen we dat Johannes op Patmos zeven gerichtsengelen zag met de zeven laatste plagen of oordelen over deze afvallige wereld. Wanneer alle zeven schalen leeggegoten zijn, zal er het einde van deze wereld zijn.

Met hoofdstuk 16:1 begint dan de uitgieting van Gods toorn over de aarde. Wat er dus gebeurt op aarde bij de uitgieting van de zeven schalen is uitwerking van Gods toorn.

Verschillende plagen, in dit hoofdstuk genoemd, herinneren aan de plagen over Egypte, toen Gods volk uit de wereld werd gehaald (Exodus 7 v.v.). Die oordelen waren toen typen, voorafbeelding, van de laatste plagen over de gehele wereld.

In hoofdstuk 16:12 giet dan de zesde gerichtsengel de schaal van Gods toorn uit, opdat voor de satanische volkenverzameling de weg naar Harmágedon zal worden gebaand. Gevolg is dat de rivierbedding wordt drooggelegd. Gods toornevuur likt al het rivierwater op en brandt de bedding leeg. Blijkbaar was de Eufraat (in het tegenwoordige Mesopotamië, nader in Irak en Syrië) voor de satanische volken een beletsel om er goed en voor goed over heen te komen. In “het laatst der dagen” wordt door God zelf die hindernis weggenomen door Gods toornevuur.

Waarom wordt hier juist de Eufraat genoemd? We kunnen daarop wellicht een goed antwoord vinden, wanneer we er op letten dat de Eufraat in het Oude Testament een strategisch punt is. In oorlogscommuniqué’s worden steeds weer strategische punten genoemd: die markeren het veldtochtsplan en het verloop van de strijd. Zo werden in de heen en weer golvende strijd in Vietnam telkens weer dezelfde plaatsen en rivieren genoemd.

Zo is het ook in de bijbel. Naast andere namen vinden we ook de rivier de Eufraat en wel op de eerste en op de laatste bladzij van de Schrift.

Genesis 2:14 bericht immers dat de Eufraat (kortweg: Frat) één van de vier paradijsrivieren is. In de buurt daarvan lag dus het paradijs, waar de strijd der zonde en de worsteling om de wereld als erfenis is begonnen. Daar kwam God Adam en Mannin zoeken, toen ze in zonde waren gevallen. Daar sprak God “de moederbelofte”, belovend zijn Zoon. Daar stelde God de geestelijke antithese tussen Christus en satan, tussen kerk en wereld, tussen rechtvaardigen en goddelozen. Daar begon dus de heilige oorlog, die tot de jongste dag de wereldhistorie zou beheersen. Welnu, God laat niet alleen in de eerste fase van die oorlog doch ook in de laatste étappe de Eufraat een strategische rol spelen.

We kunnen vragen: Zal de eindstrijd tussen Christus en satan eens werkelijk in het Morgenland, in Mesopotamië worden beslist?

Het is nodig, nu even op de rol van de Eufraat in de oude historie te letten. Zoals de Jordaan het heilige land (Kanaän) verdeelde in Oost- en West-Jordaanland, zo verdeelde de Eufraat de oude, toenmaals bekende wereld in twee delen, die we Oost- en West-Eufratië kunnen noemen. In Oost-Eufratië (ten Oosten van de rivier) woonden Soemeriërs, Assyriërs, Babyloniërs, de Meden en Perzen; later ook de Parten, die voortdurend het Romeinse rijk met invasie bedreigden. Verder Oostwaarts woonden nog meer volken, vreemde volken in Voor-Indië, Achter-Indië, China, Japan; volken die in de oude geschiedenis geen politieke rol speelden.

Ten Westen van de Eufraat heeft Israël in Kanaän gewoond, eeuwenlang. Verder Westwaarts lag Egypte aan de Nijl.

Eertijds waren rivieren niet alleen natuurlijke grenzen voor een rijk maar ook beschermende water- en vestingslinies. En nu heeft God eeuwenlang de massa’s heidenvolken ten Oosten van de Frat voor een goed deel achter die rivier gehouden. Tot op heden hebben wij als kerk van God in West-Europa iets soortgelijks. Men spreekt heden immers van drie werelden. De eerste wereld is de vrije wereld van West-Europa, Noord-Amerika enz. De tweede wereld is die van het communisme, Rusland, China en wat daarbij behoort. De derde wereld is die van het onontwikkelde landen en arme volken in Zuid-Oost-Azië, Afrika en Zuid-Amerika. God houdt die werelden vandaag nog vrijwel gescheiden, zodat b.v. heidendom (3e wereld) en communisme (2e wereld) de “christelijke” wereld van West-Europa (1e wereld) nog niet overspoelen. Doch, zo lezen we hier, de dag komt dat zulks wel het geval zal zijn. In zijn toorn over de zonden van de gehele wereld wordt die wereld helemaal opengelegd voor westers humanisme, oosters communisme, annex zuidelijk heidendom. Vandaag zien wij concreet de opschuivingen van Oost en Zuid naar West en de onderlinge overschuivingen.

De wereld wordt een groot dorp, waarin alles over alles heentuimelt en allen onderling zich vermengen.

 

En dan is daar het uur van satans concentratie van de volken in Hamágedon, 16:13,14. Uit de bek van de draak en uit de bek van het beest en uit de bek van de valse profeet komen drie kikvorsen als geesten van duivelen te voorschijn.

De draak is satan. Het beest is de aanduiding van de politieke organisatie van de volken, dus de totalitaire staatsmacht, die een beestachtig karakter heeft. De valse profeet is de voorstelling van het wetenschappelijk propaganda-apparaat in dienst van de draak en het beest. De drie boze geesten worden voorgesteld als kikkers. Daarbij denken we terecht aan de kikvorsenplaag in Egypte, Exodus 8. Toen drongen ze overal door in de huizen van de mensen. Het land stonk ervan! In Egypte werd van ouds de kikvors godsdienstig vereerd. Er waren zelfs een god en een godin, die met een kikkerkop werden afgebeeld. De farao werd dus door de HEERE, de God van Israël gestraft met zijn eigen goden!

In 16:13,14 wordt nu gezegd dat de geesten der duivelen het menselijk denken vergiftigen. Ze dringen binnen in de parlementen der volken, in de kamers van de geleerden, in de geesten der mensen, in afvallige wijsbegeerte en wetenschap en staatkunde en politiek. Zodat in “het laatste der dagen” God de mensen slaat met hun eigen goden. Overal zien we de groei van de macht der onreine geesten, gestimuleerd door de valse, dat is: de aan Gods Woord ontrouwe kerken, die al meer ingepalmd worden door de geest van Schriftkritiek e.d.

 

Satan verzamelt dan de volken tegen God en diens Gezalfde in de plaats, die in het hebreeuws heet Harmágedon. In de Statenvertaling: Armagèddon. Over die volkenverzameling in Harmágedon is al veel gefantaseerd.

Juist omdat er staat dat de hebreeuwse naam is Harmágeddon, is er wel geen twijfel aan dat daarmee is aangeduid de berg of hoogte (Har) van Megiddo (Mágedon). Het gaat ook hier, evenals bij de Eufraat, om een strategisch punt in de strijd tussen Christus en satan. Megiddo lag in Kanaän, in het stamgebied van Manasse, aan de grens van de vlakte van Jizreël. In die vlakte botsten de volken van Oost en West op elkaar, telkens weer, zie b.v. 2 Kronieken 35. In die vlakte botsten ook kerk en wereld op elkaar, zie b.v. Richteren 5 en 8, 1 Koningen 20.

Megiddo was dus kampplaats der heidense volken in de strijd om Kanaän, om de erfenis van Gods volk. Op het erf der kerk heeft de wereld de kerk haar erfenis willen ontroven. Doch ook dáár heeft Gods volk gestreden om die erfenis te behouden. Kanaän was immers de oudtestamentische afschaduwing van de hemelse erfenis: het hemelse Kanaän van de nieuwe aarde. Welnu, in de grote strijd der eeuwen tussen Christus en satan, tussen kerk en wereld gaat het nog steeds om die erfenis. Wij behoeven dus bij Openbaring 16:16 niet aan het geografisch Megiddo te denken als het slagveld van de eindstrijd. Ja, dat Megiddo zal als Harmágedon werkelijk ergens op het erf der ware kerk zijn gelegen. Wanneer het uur der beslissing daar is, zal de HEERE ons laten zien, wáár zijn Megiddo op aarde ligt.

 

Naar het lijkt is er alle reden om de kerk van het laatste der dagen te condoleren. Doch de Christus feliciteert waar wij condoleren. Hij doet het echter voorwaardelijk: Zalig is hij, die zijn wachtpost betrekt en niet verlaat! Zalig is hij die in dat uur van groot alarm zijn kleren aanhoudt en niet uittrekt! Hij zal dan niet naakt wandelen en zijn schaamte zal niet gezien worden; (vers 15).

En Christus voegt er aan toe, ja, Hij stelt voorop: “Zie, Ik kom als een dief!”. Dat betekent hier niet dat Hij spoedig wederkomt, wederkomt op de jongste dag. Neen, Hij wil zeggen dat Hij zijn trouwe kerk snel en onverwacht zal komen bijstaan. Als die kerk maar waakt en bidt en in de kleren blijft. Dit laatste zal betekenen: de kleren des heils aannemen en aanhouden.

Hier wordt weer teruggegrepen naar het paradijs. Nadat de HEERE God zijn oorlogsverklaring en eerste oorlogscommuniqué had uitgegeven (Gen. 3:15), heeft Hij Adam en Eva rokken van vellen aangetrokken (Gen. 3:21). Daarmee wilde de HEERE heenwijzen naar de klederen des heils, de mantel van gerechtigheid en heiligheid, die de Heere Christus voor hen en voor hun kinderen op Golgota zou werven en weven.

Voor de kerk is dus het parool: In de kleren blijven! Het einde aller dingen is nabij!

 

[1] Overgenomen uit: Leven tot in eeuwigheid, Schriftoverdenkingen in de gang der heilshistorie (Enschede: Drukkerij Uitgeverij J. Boersma, 1973), pp. 230-233.