Jaargang 4 (2019)

In onderstaand overzicht staan alle artikelen van jaargang 4 (2019). Artikelen die zijn geschreven ten behoeve van semper-reformanda.nl zijn herkenbaar aan een sterretje achter de naam van de auteur, de overige artikelen zijn herpublicaties.

 


 

Boekrecensie
Boekrecensie: Het verbond van Gods liefde Vermeer, M.R. (*) 30-5-2019
Het fundament van belijdenis en kerkorde (een boekrecensie) Vermeer, M.R. (*) 8-8-2019
Bijbelstudie
Evangelieverkondiging bij Kerst Plaggenmars, H. (*) 24-12-2019
De Wijzen uit het oosten Raalte, J. van 19-12-2019
Ook geen dwaalleer in ‘bijzaken’ Bouma, H. 6-12-2019
De meeste van deze is de liefde (3, slot) Vermeer, M.R. (*) 10-10-2019
De meeste van deze is de liefde (2) Vermeer, M.R. (*) 26-9-2019
De meeste van deze is de liefde (1) Vermeer, M.R. (*) 19-9-2019
Hoe hebt u de wereld lief? Francke, J. 22-8-2019
Advent van de satan Teunis, J.M. (*) 25-7-2019
Pinksterfeest en de “afgescheiden” kerk Holwerda, B. 6-6-2019
Hemelvaarts-garantie Francke, J. 30-5-2019
De stem van het bloed (2, slot) Francke, J. 23-5-2019
De stem van het bloed (1) Francke, J. 16-5-2019
Toets de geestesuitingen! (2, slot) Francke, J. 9-5-2019
Toets de geestesuitingen! (1) Francke, J. 26-4-2019
Kruiswoorden (2, slot) Plaggenmars, H. (*) 3-5-2019
Kruiswoorden (1) Plaggenmars, H. (*) 19-4-2019
Verbondsgeschiedenis: Kanaän afgezonderd voor Abram alleen (3, slot) Holwerda, B. 19-4-2019
Verbondsgeschiedenis: Abrams intocht in Kanaän (2) Holwerda, B. 11-4-2019
Verbondsgeschiedenis: de roeping van Abram (1) Holwerda, B. 5-4-2019
Christelijke leer
De zekerheid van het geloof (4, slot) Vermeer, M.R. (*) 29-3-2019
De zekerheid van het geloof (3) Vermeer, M.R. (*) 7-3-2019
De zekerheid van het geloof (2) Vermeer, M.R. (*) 16-2-2019
De zekerheid van het geloof (1) Vermeer, M.R. (*) 31-1-2019
Christelijk leven
Tragisch onbegrip over de Vrijmaking Vermeer, M.R. (*) 15-11-2019
Kerk en onderwijs, een oud begrip Teunis, J.M. (*) 21-11-2019
Kerkbewaring door kerkreformatie Blok, M.J.C. 31-10-2019
Lees! Vermeer, M.R. (*) 9-5-2019
Kenmerken van de christenen Bos, C.G. 13-3-2019
Vasten Teunis, J.M. (*) 28-2-2019
Bemoeit God zich soms met de mode? (2, slot) Francke, J. 24-1-2019
Bemoeit God zich soms met de mode? (1) Francke, J. 18-1-2019
De eredienst (5, slot): Wat is ‘stichting van de gemeente’? Blok, M.J.C. 3-1-2019
Jeugd
Augustinus, een kerkvader (2) Smith-Teunis, E.T. (*) 17-10-2019
Augustinus, een kerkvader (1) Smith-Teunis, E.T. (*) 3-10-2019
Het concilie van Nicea Smith-Teunis, E.T. (*) 8-8-2019
Keizer Constantijn Smith-Teunis, E.T. (*) 5-4-2019
Christenen in de Romeinse tijd Smith-Teunis, E.T. (*) 8-2-2019
De jonge christelijke kerk Smith-Teunis, E.T. (*) 10-1-2019
Kerkelijke ontwikkelingen
Gespreksdocument (10, slot) Bos, J. (*) 28-11-2019
Gespreksdocument (9) Bos, J. (*) 7-11-2019
Gespreksdocument (8) Bos, J. (*) 24-10-2019
Gespreksdocument (7) Bos, J. (*) 3-10-2019
Gespreksdocument (6) Bos, J. (*) 13-9-2019
Gespreksdocument (5) Bos, J. (*) 1-8-2019
Gespreksdocument (4) Bos, J. (*) 25-7-2019
Gespreksdocument (3) Bos, J. (*) 18-7-2019
Gespreksdocument (2) Bos, J. (*) 11-7-2019
Gespreksdocument (1) Bos, J. (*) 27-6-2019
Houvast of moeras Bos, J. (*) 4-7-2019
Deputatocratie Bos, J. (*) 20-6-2019
Veel kerken uit veel landen… Bos, J. (*) 13-6-2019
‘Groeiende verandering’ (6, slot) Bos, J. (*) 21-3-2019
‘Groeiende verandering’ (5) Bos, J. (*) 22-2-2019
‘Groeiende verandering’ (4) Bos, J. (*) 31-1-2019
‘Groeiende verandering’ (3) Bos, J. (*) 10-1-2019
Kerkgeschiedenis
Tegen de revolutie het evangelie (1) Keizer, P.K. 12-12-2019
Het goed recht van de Vrijmaking Bremmer, R.H. 15-8-2019
Seakle Greijdanus, voorganger in het geloof Vermeer, M.R. (*) 27-6-2019
Schriftoverdenkingen (wekelijks)
Vervolg, toch geen herhaling Born, E.Th. van den 19-12-2019
De crisis voor de priester naar de ordening van Aäron Born, E.Th. van den 12-12-2019
Vertrouwen in Christus’ mandaten Born, E.Th. van den 6-12-2019
De clementie-tijd voorbij Born, E.Th. van den 28-11-2019
Saevis tranquillus in undis Born, E.Th. van den 21-11-2019
Eerst geloven en dan zien Born, E.Th. van den 15-11-2019
Ieder zal zijn eigen pak dragen Born, E.Th. van den 7-11-2019
Het conflict zuiver houden Born, E.Th. van den 31-10-2019
Alle dingen werken mee ten goede Born, E.Th. van den 24-10-2019
Geen camouflage meer Born, E.Th. van den 17-10-2019
Het aanvullend gebed Born, E.Th. van den 10-10-2019
Doorgaande reformatie Born, E.Th. van den 3-10-2019
Geen isoleringsmogelijkheid Born, E.Th. van den 26-9-2019
Een levensstijl Born, E.Th. van den 19-9-2019
De betere Simson Born, E.Th. van den 13-9-2019
De machteloze voorbidder Born, E.Th. van den 5-9-2019
Soevereine liefde Born, E.Th. van den 29-8-2019
Overnachten in de schaduw van de Almachtige Greijdanus, S. 1-8-2019
Het vierde gebod (2, slot) Greijdanus, S. 25-7-2019
Het vierde gebod (1) Greijdanus, S. 18-7-2019
Door terugkeer en rust Greijdanus, S. 11-7-2019
Elke beslissing komt van de Here Greijdanus, S. 4-7-2019
Genade geneest – wekelijkse overdenking
Het geloof- hoe houdt het stand? Janssens, M. 23-5-2019
Het geloof- van waar? Janssens, M. 16-5-2019
Blijft in Mij, zoals Ik in u Janssens, M. 9-5-2019
Volharding van de heiligen Janssens, M. 3-5-2019
Persoonlijke gave Janssens, M. 26-4-2019
Onze voorspraak bij de Vader Janssens, M. 19-4-2019
Verandering noodzakelijk Janssens, M. 11-4-2019
Veranderd- wanneer? Janssens, M. 5-4-2019
Luisteren! Janssens, M. 29-3-2019
De heerlijkheid van de Kerk Janssens, M. 21-3-2019
Bidt zonder ophouden Janssens, M. 13-3-2019
De verrassende kerkbouwer Janssens, M. 7-3-2019
Toch verloren? Janssens, M. 28-2-2019
Een loflied Janssens, M. 22-2-2019
Oud geworden en oud zijn Janssens, M. 16-2-2019
Een terechte vermaning Janssens, M. 8-2-2019
Bidden – vertrouwend Janssens, M. 31-1-2019
Voorspoed Janssens, M. 24-1-2019
Tegenspoed Janssens, M. 18-1-2019
Gods Vaderhand Janssens, M. 10-1-2019
Vastheid Janssens, M. 3-1-2019



Evangelieverkondiging bij Kerst

Door: Hendri Plaggenmars

 

Het jaarlijkse kerstfeest staat voor de deur. Een aantal dagen waarin de dagelijkse werkzaamheden worden losgelaten. En tegelijk een aantal dagen die in onze tijd worden bepaald door donkere dagen met aandacht voor licht, gezelligheid en veel eten en drinken.
Een gezelligheidsfeest wat maar gauw ten koste gaat van de rechte eerbied en ontzag voor Gods Woord (vergelijk Hebr. 12:28).

 

Duisternis van deze tijd
Kerstfeest met accent op gezelligheid in de wereld om ons heen kan ten koste gaan van de eenvoudige prediking van het Evangelie.
In deze tijd zien we dat ook terug in een minder aantal kerkdiensten, het terugnemend bezoek van de kerkdiensten of een andere invulling daarvan. Zoals een kerstviering met het accent op samenzijn, vaak ten koste van de verkondiging van het Evangelie zelf.

En dat is weliswaar een brede ontwikkeling waar meer over te noemen is. Maar feit is wel dat we in deze donkere dagen op onze hoede moeten zijn voor de gevaren van onze tijd. Zoals Paulus dat ook verwoordt in Ef. 6:12: “Want wij hebben de strijd niet tegen vlees en bloed, maar tegen de overheden, tegen de machten, tegen de wereldbeheersers van de duisternis van dit tijdperk, tegen de geestelijke machten van het kwaad in de hemelse gewesten”.
Dus actief strijd voeren tegen de duisternis van deze tijd. En wanneer in dit verband wordt gesproken over strijd kan dit ook worden weergegeven met ‘worstelen’ of ‘worsteling’. Volgens Greijdanus is bedoeld een geloofsstrijd, een persoonlijke kampstrijd op leven en dood (vergelijk ook 1 Kor. 15:50 en Korte Verklaring, p. 131).
En duisternis wordt hier voorgesteld als de macht van de boze. Dus de gehele wereld die in het boze ligt, zie ook 1 Joh. 5:19 en Luc. 4:6. Duisternis is dus ook het wandelen in deze wereld zonder het kompas van het Evangelie en, zoals Greijdanus dat noemt, zonder het licht van Gods kennis, heerlijkheid en vrede.

 

Onmisbaar
In Zondag 31 van de Heidelbergse Catechismus wordt de verkondiging van het evangelie in verband gebracht met de sleutels van het koninkrijk der hemelen. Zoals de apostel Paulus dat onder woorden brengt in 1 Kor. 1:21, waar staat: “Want omdat, in de wijsheid van God, de wereld door haar wijsheid God niet heeft leren kennen, heeft het God behaagd door de dwaasheid van de prediking zalig te maken hen die geloven“.

Prediking kan in dit verband ook vertaald worden met ‘openbare bekendmaking’ of ‘proclamatie’. In het bijzonder de prediking van de gekruisigde Christus als de redding voor degenen die geloven (zie ook Matth. 12:41 en Luc. 11:32). Holwerda brengt dit in zijn uitleg bij HC Zondag 31 als volgt onder woorden: “Wij belijden hier, dat de Kerk met het gezag van Christus zelf vonnis spreekt in de wereld. En naar dat getuigenis zal God eenmaal richtten op de jongste dag”. De evangelieverkondiging is van onmisbare waarde, ook bij de rechte viering van Kerst.

 

Eerste vermelding in het Evangelie naar Mattheüs
Twee van de vier evangeliën bevatten een vermelding van de geboorte van Jezus Christus in Bethlehem, in Judea. Mattheüs en Lucas. Mattheüs’ evangelie maakt bij de beschrijving van het geslachtsregister al melding van de geboorte van de Heiland in deze wereld.
Terecht heeft de Statenvertaling bij het eerste vers van het geslachtsregister: “Het boek des geslachts”. De eigenlijke tekst heeft hier het woord biblos, wat ‘boek’ betekent. De beschrijving van het geslachtsregister bepaalt ook het eigen karakter van het verslag, namelijk de Christusprediking aan de Joodse volksgenoten (Ridderbos, Korte Verklaring, p. 14 en 19).

Met de melding van de geboorte van Jezus Christus is de grote lijn van de heilshistorie doorgetrokken, wat in overeenstemming is met de verwachting van het Joodse volk aangaande de komst van de Messias.
Met een lange rij van namen eindigt het geslachtsregister in vers 16 met de volgende woorden: “Jakob verwekte Jozef, de man van Maria, uit wie geboren is Jezus, Die Christus genoemd wordt”.
Mattheüs voegt bij het geslacht van Jozef eraan toe: “de man van Maria”. Jozef wordt hier eerst genoemd. Hij is als de man van Maria de vertegenwoordiger van Davids huis (zie in dit verband ook Rom. 1:3). Jezus werd aan Jozef als zoon geschonken, in welke zin Jezus Abrahams zaad en Davids zoon zou zijn. Niet verwekt, zoals dat bij het voorafgaande deel van de geslachtsregister wordt vertaald, maar geboren.

 

Uitgebreide vermelding in het evangelie naar Lucas
Een uitgebreide vermelding van de komst van de Heiland treffen we in het Bijbelboek Lucas.
Van Lucas zelf is te lezen dat hij een geneesheer was (zie Kol. 4:14: “Lucas, de arts, de geliefde, groet u”). Uit Hand. 16:10-11 blijkt dat hij met de apostel Paulus is meegegaan naar Filippi. Zoals Apostel Paulus hier zelf getuigenis van aflegt in 2 Tim. 4:11, waarin hij zegt: “Alleen Lukas is bij mij”. Lucas was zelfs aanwezig bij de gevangenschap van Paulus (zie Fil. 24).

Lucas doet nauwkeurig verslag van wat oor- en ooggetuigen van de Heiland en Zijn optreden hebben aanschouwd. In Luc. 1:1-2 staat immers: “Aangezien velen ter hand genomen hebben een verslag op te stellen van de dingen die onder ons volkomen zekerheid hebben, zoals zij die van het begin af ooggetuigen en dienaren van het Woord zijn geweest, aan ons overgeleverd hebben”.
Het evangelie naar Lucas bevat dus een nauwkeurig verslag. Het hier gebruikte woord kan ook uitgelegd worden als ‘nauwgezet’ of ‘zeer goed’ (zie in dit verband ook Matth. 2:8 en Hand. 18:25).
Een verslag dat in het bijzonder bestemd is voor de hooggeachte Theofilus. Dus aan hem heeft Lucas alles geordend en op volgorde op Schrift gesteld. Zoals Lucas hiervan zelf melding maakt in Luc. 1:3 waarin hij vervolgt: “heeft het ook mij goedgedacht, na alles van te voren af aan nauwkeurig onderzocht te hebben, het geordend voor u te beschrijven”. Geordend en op volgorde. Zoals beschreven is in het boek, het evangelie, is er werkelijk gehandeld en is het werkelijk geschied. Lucas 2:1 begint dan ook met “En het geschiedde in die dagen”. Het is werkelijk geschied en alles is nauwkeurig onderzocht. Lucas verzekert de lezers ook nadrukkelijk over de waarheid ervan in Hand. 1:1: “Over alles wat Jezus begonnen is te doen en te onderwijzen”.

 

Slot
Juist in deze tijd waarin het accent bij de hedendaagse kerstviering vooral ligt bij gezelligheid en licht is het zo belangrijk om vast te houden aan de eenvoudige verkondiging van het evangelie. Om ons te stellen onder het ware Licht van het evangelie. Zeker als het gaat om de komst van de Messias, de Redder, Abrahams zaad en Davids Zoon. De komst van het Licht in deze wereld zoals Johannes van Hem getuigd in hoofdstuk 1 en 12. Zoals in Joh. 12:46, waar staat: “Ik ben een licht, in de wereld gekomen opdat ieder die in Mij gelooft, niet in de duisternis blijft.”

Laten we in de komende dagen rond het Kerstfeest vasthouden aan de verkondiging van het evangelie met de woorden van Hebr. 12:28: “Laten wij daarom, omdat wij een onwankelbaar Koninkrijk ontvangen, aan de genade vasthouden en daardoor God dienen op een Hem welgevallige wijze, met eerbied en ontzag”.




De Wijzen uit het oosten

Onderstaand artikel is van de hand van ds. J. van Raalte.[1]


Toen nu Jezus geboren was in Bethlehem, in Judea, in de dagen van koning Herodes, zie, wijzen uit het oosten kwamen in Jeruzalem aan, en zeiden: Waar is de pasgeboren Koning van de Joden? Want wij hebben Zijn ster in het oosten gezien en zijn gekomen om Hem te aanbidden. ~ Matt. 2: 1, 2.

 

Wat waren die Wijzen?
Dat is wel één van de eerste vragen, die bij het lezen van deze geschiedenis bij ons opkomen.
Het is in het Evangelie van Mattheüs ook het eerste, dat na de vermelding van de geboorte van de Heeren wordt meegedeeld.
Dat laat zien, dat het als een zaak betekenis wordt beschouwd.
Maar eerst moeten wij een antwoord zien te vinden op de vraag, wat voor mensen het waren, die toen te Jeruzalem zijn verschenen.
Zij worden ‘Wijzen’ genoemd.
Tegenwoordig spreekt men veel van ‘Magiërs’.
Dat is hetzelfde woord als Mattheüs ook heeft gebruikt: Magoi.
Daarmee zijn wij nog niet veel verder gekomen.
Wanneer u een woordenboek hebt, waarin de termen uit de oude tijd worden besproken, zult u zien, dat het woord door de Grieken werd overgenomen van de oude Perzen en dat daar de Magiërs mensen waren, die behoorden tot de priesterstand en dat tot hun taak behoorde het doen van voorspellingen.
Zoiets kwam bij het oude heidendom veel voor, en men houdt zich daarmee nog steeds bezig.
De Magiërs bedienden zich daarbij van een middel, dat tot op heden toe daarvoor nog steeds wordt aangewend: zij trachtten de toekomst at te lezen uit de stand van de hemellichamen en dan met name uit de stand van de sterren.
Volgens hen hield de stand van de sterren verband met het leven van de mensen en de volken op aarde en met wat die zou wedervaren.
Hoe zij dat precies hebben gecombineerd is niet allemaal meer na te gaan, hoewel er nog wel iets van bekend is; dat kunnen we echter laten voor wat het is geweest.
Vast staat, dat de Magiërs mensen waren, die voor hun tijd grote kennis bezaten; bestudeerde mensen, zou men kunnen zeggen, die heel wat afwisten van wat in de wereld voorviel, al spitste hun kennis dan ook vooral toe op wat wij nu aanduiden als de astrologie.
Maar om die te kunnen beoefenen hadden zij ook kennis nodig van wat in de wereld had plaatsgevonden en zich nog steeds afspeelde.
Daaruit is het te verklaren, dat men dat woord Magiërs ook wel weergeeft door Wijzen. 

Het stond er dus zo mee, dat voor hen een bepaalde sterrengroep betrekking had op een bepaald volk, en de stand van zo’n sterrengroep aanwees, wat men zo’n volk zou gebeuren.
Daarom ligt het voor de hand, dat zij van veel dingen kennis hebben genomen; veel geschriften hebben gelezen, voor zover die toen bestonden; en de inhoud daarvan ook weer gebruikten voor hun voorspellingen.
Zodoende is het mogelijk, – om geen sterkere uitdrukking te gebruiken- dat zij ook kennis hebben gehad van het Oude Testament en dat in de toen bekende vertaling -de Septuaginta- hebben gelezen, en dat dit voorval aanleiding is geworden, dat zij zich ook hebben bezig gehouden met de geschiedenis en toekomst van het volk Israël, de Joden.
Daar stond heel wat in over de toekomst van dat volk. Ook, onder anderen, over een ster, die zou voortgaan uit Jakob, en dat een scepter zou opkomen uit Israël, en dat één uit Jakob zou heersen: Num. 24.
Dat hebben zij in verband gebracht met een bepaald sterrenbeeld en zijn aan het navorsen gegaan, welke stand daarvan zou samenvallen met het geboren worden van die koning.
Op een dag was het zover, dat zij zeiden: Nu moet hij geboren zijn!

Toen deden zij iets opmerkelijks.
Zij besloten om naar Jeruzalem te gaan om dat geboren Koningskind te aanbidden.
Daaruit kunnen wij opmaken, dat zij in dat Kind iets bijzonder groots moeten hebben gezien.
Hoe waren zij daaraan gekomen?
Uit de ‘ster’?
Dat lijkt mij niet aannemelijk.
Hoe zouden zij dat uit de sterren kunnen vaststellen?
Maar wanneer wij er van uitgaan, dat zij het Oude Testament hebben gelezen, is het wel verklaarbaar.
Anders blijft het ook een raadsel, dat zijn naar Jeruzalem zijn gegaan, naar het volk van de Joden.
De Wijzen waren wel op de hoogte met de stand van zaken in het Joodse land en met wat het Joodse volk in die tijd nog betekende: dat het als politieke macht in de wereld had afgedaan, al had het in naam nog een koning, en dat de eigenlijke machtsbezitters in Palestina de Romeinen waren.
Kanaän was een onderdeel van het Romeinse rijk geworden.
Maar de Wijzen wisten van een ‘Koning der Joden’!
Zoals zij het noemden: ‘de geboren Koning der Joden’, en dat laat zien, dat dit Kind voor hen iets bijzonders betekende.
Zij gingen niet om zich neer te buigen voor Herodes, die in naam toch nog koning was: dat geboren Kind was voor hen ‘de Koning der Joden’.
Daarom moet het voor hen zeker zijn geweest, dat dit Kind iets buitengewoons zou zijn.
Hoe zouden zij dat anders hebben kunnen weten, dan uit het Oude Testament?
Men zou ook nog kunnen overwegen: Door connecties met mensen, die van de aan Israël gegeven beloften afwisten, maar dat maakt zakelijk weinig verschil.

Was het niet wonder?
Het volk van de Joden was bij het Oude Testament opgegroeid.
Daar wist mens van niets.
Dat wil zeggen: Zij verwachtten wel een Koning, zoals hun Die door de profeten was aangekondigd, maar van Diens geboorte was niets tot hen doorgedrongen, afgezien dan van de herders. Enkele weken geleden.
Maar blijkbaar was er niemand, die er iets van geloofde: of men moet het in Bethlehem onder zich hebben gehouden om er voor te zorgen, dat Herodes het niet zou gewaar worden en dan maatregelen nemen.
In elk geval: In Jeruzalem wist men van niets.
Maar de Wijzen waren zeker van de zaak.

Hoe kon dat?
Hoe konden zij daar zo zeker van zijn, dat zij er zo maar een grote reis van enkele weken voor ondernamen?
Dat kwam van die ‘ster’, die zij hadden gezien.
Ik zou het liefst willen weergeven met ‘gesternte’, en vooral niet denken aan een bijzonder heldere ster of een meteoor, zoals ook wel is verondersteld, maar niet past bij de methode van de Magiërs. Die rekenden met sterrenbeelden, met de stand van bepaalde sterren en sterrencombinaties.
Zo vonden zij de tijd van de geboorte in de sterren.
In de natuur, zij het met behulp van de Schrift.
Vindt u het niet vreemd?
Geeft of gaf God nu zo maar de ‘sterrenkijkers’ gelijk?
Terwijl Hij die in Jes. 47:13 aan de kaak stelt?
Het is niet zo eenvoudig.
Zelfs niet, al gaan wij er van uit, dat ook het Woord van God in de wetenschap van de Wijzen zijn aandeel heeft gehad.
Toch meen ik, dat wij niet verder mogen gaan, dan te zeggen, dat God de dwaasheid van de Magiërs heeft gebruikt om hen tot Christus te brengen, zonder dat dit een goedkeuring inhoudt van wat zij als hun ‘wetenschap’ beoefenden.
In elk geval heeft Hij hun laten zien, dat zij met hun ‘kennis’ niet klaar kwamen: Zijn Woord moest er bij komen.

Er is nog iets vreemds in deze gebeurtenis.
De Magiërs kwamen, de heidenen.
Het heidendom is met de geboorte van Christus in beweging gekomen, terwijl het volk van de Joden van die geboorte niets had gemerkt.
Dat was toch wel beschamend.
Dat volk kon het, beter dan welk ander ook, weten dat de Messias geboren zou worden, maar niemand is er op voorbereid of staat gereed om Hem hulde te brengen.
Zij hadden het kúnnen weten!
Als zij maar echt gelovig hadden gewacht!
Dan hadden zij er ook bericht van gekregen, zoals de herder bij Betlehem.
Maar het zijn de volgelingen van Zarathustra, die op het toneel verschijnen.
Zo laat God de profetie in vervulling gaan, dat Zijn Knecht een licht der heidenen zal wezen.
Overigens is één ding duidelijk in deze geschiedenis, waarvan wij de rest buiten beschouwing laten: De Wijzen zijn in Jeruzalem gekomen met een vraag.
Toen het er op aankwam, moest het Woord de beslissing geven.
Wij weten niet, of zij dat goed hebben begrepen.
Maar het feit ligt er.
Heeft het ons iets te zeggen? Ook in deze tijd, waarin men de wetenschap wil laten heersen over het Woord? Wie dat laatste doet, komt niet tot de aanbidding van Christus. Die blijft met de vraag naar Hem zitten. Als hij althans tot die vraag komt…
Want ook die vraag heeft haar oorsprong in de Godsopenbaring, in het Woord van de profetie.
Dat is de lamp voor de voet en het licht op ons pad!
Daarin vinden wij de weg naar de Messias, naar het Lam, Dat een Heere der heren is en een Koning der koningen!
Een licht tot verlichting der heidenen en tot heerlijkheid van het volk Israël!

 

[1] Overgenomen uit De Reformatie, jrg. 44 (21 dec. 1968)




Vervolg, toch geen herhaling

Onderstaande Schriftoverdenking is van de hand van ds. E. Th. van den Born (1900-1982).[1]


Maar Jezus antwoorde en zei tegen hen: U dwaalt, omdat u de Schriften niet kent en ook nit de kracht van God. ~ Matt. 22: 29

Het is niet zonder opzet, dat de Sadduceën, na de intocht van Jezus te Jeruzalem komen met het vraagstuk van de opstanding van de doden. Deze Sadduceën zijn onder Israël de verhumaniseerde Joden, de grote bewonderaars van de Griekse beschaving, de vrienden van het Romeinse Rijk, de mensen van de voorzichtige politiek, waarmee zij zich trachten te handhaven in de veranderde tijdsomstandigheden. En wanneer deze mensen van de hoge Joodse aristocratie, deze verfijnde beschavingsmensen, zich met de Nazarener bemoeien, dan moet daar wel een bijzondere reden voor zijn. En deze is voor hen hierin gelegen, dat zij Jezus hebben zien komen – zoals zij dat zeggen – van woorden tot daden. De Nazarener gaat beginnen. En dat betekent voor hun besef wapengeweld en oproer, om op die manier het zogenaamde eeuwig vrederijk van de Messias te vestigen. En daarin zien zij verstoring van hun voorzichtige politiek, vernietiging van hun positie, verlies van de Romeinse vriendschap.

En waar “de gehele wereld Hem naloopt” en alle mensen vol zijn van Jezus’ optreden, daar zullen zij nu trachten Hem voor aller ogen in Zijn onbetrouwbaarheid, in Zijn volksmisleiding ten toon te stellen. En wel ten aanzien van dat tere puntje, waar het bij dat “eeuwig” vrederijk om gaat, namelijk de opstanding van de doden. Zij zullen “bewijzen”, dat er geen opstanding van de doden is, en dat dus daarmee heel de verwachting van een Messiaanse vrederijk, waarin men zal aanzitten met Abraham, Izak en Jakob, naar het rijk van de fabelen wordt verwezen, ja dat daardoor ook iemand, die zich als Messias opwerpt, niet anders kan zijn dan een verleider, die speculeert op de verwachting van eenvoudige naïeve mensen.

Zo zullen zij Jezus onmogelijk maken bij de menigte. Hij kan niet eens beginnen aan punt één van Zijn program: een eeuwige vrederijk, want dat vrederijk moet stranden op het feit, dat er geen opstanding van de doden is. Immers opstanding betekent wederkomen, en wederkomen betekent vervolgen, weer hetzelfde doen, wat men eenmaal gedaan heeft. En weer hetzelfde doen is onmogelijk, want hoe moet het dan… En dan volgt dat prachtig in elkaar gezette verhaal: “Mozes heeft gezegd…”Als er een opstanding van de dood is, hoe moet het dan met een vrouw, die zeven mannen heeft gehad? Hoe moet het dan – want nu zijn de voorbeelden maar voor het grijpen – met iemand, die vele huizen en akkers heeft bezetten, of met een, die vele schulden heeft nagelaten? Opstanding is wederkomen, en wederkomen is vervolgen, en vervolgen is weer hetzelfde doen. Mar wie neemt alle afgebroken draden weer op en wie herstelt dat hopeloos verward afgebroken aardse leven? Opstanding is immer een onmogelijk ding? En als er geen opstanding is, hoe wilt U dan een “eeuwig” vrederijk stichten, hoe kunt U zich dan als Messias bij het volk aandienen? Heel die Messiaanse verwachting schrompelt toch weg onder de kritiek van het nuchtere denken?

En deze Sadduceën kunnen rekenen op een aandachtig gehoor. Het is maar niet een theologisch dispuut, dat de man van de straat niet interesseert, maar dit gaan hun allen aan, want hiermee staat of valt heel de Messiaanse verwachting van Israël: de opstanding uit de doden, opdat men met Abraham, Izak en Jakob de glorie mag erven van de “stad, die fundamenten heeft”.

Voor het forum van het menselijk denken is dus de opstanding een onmogelijk ding, want, zo zegt het soevereine denken van de mens, opstanding is wederkomen, en wederkomen is vervolgen, en vervolgen is weer hetzelfde doen. En dat nu is onbestaanbaar. Wat zal Jezus nu antwoorden? En zie, Hij antwoordt: “U dwaalt, omdat u de Schriften niet kent en ook niet de kracht van God”. Opstanding is wel wederkomen, maar wederkomen is nog niet: weer hetzelfde doen. God, Die een God van de levenden is, bewaart de levensvoortgang van de Zijnen in de dood en Hij laat de Zijnen bij het wederkomen vinden de wereld van de eeuwigheid, waarin de mens niet meer huwt, niet meer zaait, niet meer eet. Dus de Heere kent het probleem niet bij de opstanding van de dood: wiens vrouw is zij, wiens akker is dit, wiens goud is dat, omdat Hij alle dingen nieuw maakt. De Heere heeft het probleem niet, hoe alle draden weer opgenomen zullen worden, opdat er een vervolg zij, want Hij roept een wereld, die nog geen oog gezien, geen oor gehoord en geen mensenhart bedacht heeft. Daarom hetgeen onmogelijk is bij de mensen, dat is mogelijk bij God.

Deze Sadduceën hebben hun denken laten heersen over de Schriften, en zij leven bij wat mogelijk is bij de mensen. Nu zien zij het graf van Abraham als een voor altijd gesloten graf, en het aardse leven van deze patriarch als voor eeuwig voorbij. En nu kennen zijn niet meer de kracht van God, waardoor de Heere de doden kan levend maken, en de levensvoortgang van de Zijnen bewaren kan, waardoor het wonder kan plaatsvinden, dat dezelfde mens wederkomt uit het rijk van de doden, en zijn dienst van God vervolgt op een nieuwe wereld, onder geheel nieuwe verhoudingen. Een wonder, dat niemand heeft kunnen bedenken, maar dat mogelijk is bij Hem, Die een God van de levenden is. En nu menen zij met hun denken Jezus in Zijn armoede ten toon te stellen, maar juist hun denken schrompelt weg onder de majesteit van Hem, Die in een punt van de tijd roepen kan de wereld van de eeuwigheid, zodat iemand vandaag in het graf kan gaan, terwijl zijn leven hopeloos verward schijnt af te breken en reeds morgen uit de doden kan opstaan, om de wereld van de eeuwigheid te vinden, zonder zijn levensvoortgang verbroken te zien, zonder één onderbreking gekend te hebben in het dienen van God. Daarom durft Jezus, de Schriften wetende en de kracht van God, over dat tere puntje, waar het op aankomt, gerust te spreken, en wel waar iedereen bij staat. En Hij durft ook gerust te sterven, want God zal Zijn levensvoortgang bewaren en tevens Hem maken tot een levenmakende Geest. En Hij zal een ieder, die in Hem gelooft, het eeuwige leven schenken, het wonder, dat de levensvoortgang bewaard blijft, ook in de tijdelijke dood, ook bij de opstanding van de doden. Een levensvoortgang waarbij de mens eerst God gediend heeft in deze wereld, en Hem daarna dient in de wereld van de eeuwigheid, en achteraf mag zien, dat het alles één dienst is, zonder onderbreking, één dienst in verbondsverkeer met God, Die een God van de levenden is.

Ik geloof de opstanding van het vlees. Dat is wederkomen, en vervolgen de éne dienst van God. Maar deze éne dienst van God betekent niet altijd weer het zelfde doen. Nee, ook deze dienst komt van heerlijkheid tot heerlijkheid, zij komt tot haar pleroma, haar volheid. Hoe, dat weet ik niet, maar ik heb mijn denkmogelijkheden prijsgegeven voor de rijkdom van de openbaring in Jezus Christus.

[1] Overgenomen en licht gemoderniseerd uit: E.Th. van den Born, Van Souvereine Liefde (Goes: Oosterbaan & Le Cointre, z.j.).




Tegen de revolutie het evangelie (1)

Onderstaand artikel is van de hand van ds. P. Keizer.[1]


Roept Mij aan in de dag van benauwdheid… ~Ps. 50:15a

 

Onder invloed van Calvijn breidde de kerkhervorming in Frankrijk zich sterk uit. Ze verkregen de naam Hugenoten. Overal werden gemeenten geïnstitueerd. In 1559 waren er reeds rond de drie duizend. Eén vierde van het Franse volk was Gereformeerd en drie kwart van de wetenschappelijk gevormden en leidinggevend kringen. Van de hoge adel waren de geslachten De Coligny en Bourbon gereformeerd, ook de opperbevelhebber van het leger d’Andelot en de admiraal Caspar de Coligny.

Maar vanuit Parijs werd een felle en zeer bloedige vervolging ingezet. In 1559 werd de geheime synode te Parijs gehouden “bij het bloedlicht van de brandstapels”.

Moest dat nu zo maar doorgaan? Moesten ze zich maar lijdelijk laten afslachten? Was het niet de taak van de kerk om tegenover zoveel onderdrukking (politiek- sociaal- economisch- kerkelijk) tot “revolutie” op te roepen? Is het niet een eis van het evangelie van Jezus Christus om zoveel onrecht te bestrijden met de wapens, waarover de Hugenoten konden beschikken?

Jaar op jaar bereikten Calvijn in Genéve de bange klachten van deze “slachtschapen van Christus” in Frankrijk.

Op aangrijpende wijze heeft hij hen vertroost en getracht hen ervan te weerhouden zichzelf te wreken en op zulk een manier onrecht te bestrijden.

Anders blijft er immers voor de toorn van God geen plaatsruimte over: “Mij komt de wraak toe”, schrijft Paulus aan de gemeente te Rome in de tijd van Nero.

“Wreek uzelf niet, geliefden, maar laat ruimte voor de toorn (van God), want er staat geschreven (Deut. 32:35): Mij komt de wraak toe, en de vergelding toe”, spreekt de Here.

Dáárop mogen en moeten wij standvastig hopen.

“Er is een God, die leeft en op deze aarde vonnis geeft.”

In geen geval eigen lot in handen nemen of grijpen naar onwettige middelen. Onze wapenen zijn lijden en belijden. Wie naar het zwaard grijpen om de gerechtigheid van Christus’ Rijk te oefenen, zullen zelf door het zwaard vergaan!

Wat moet een goed soldaat van Christus doen? Erop slaan? Naar de macht grijpen? Lees wat Paulus aan Timotheüs schrijft: “Lijd verdrukkingen als een goed soldaat van Jezus Christus”, 2 Tim. 2:3. Dat is “soldaat van Christus” zijn. Het absolute tegendeel van een guerillastrijder.

Uitredding uit benauwdheden en onrecht en verdrukking komt van God!

Klem u dan vast aan zijn beloften van hulp!

Breng Hem deze in herinnering, onophoudelijk! (Jes. 62: 1,6,7 en volgende verzen).

Wij moeten erkennen, dat het kruis van verdrukking ons wordt opgelegd als een kastijding van God over onze zonden.

Maar de Hugenoten maakten een samenzwering te Amboise (1560) om De Guises (een katholieke adellijke familie) te doden en invloed op de koning te krijgen. Deze samenzwering mislukte door verraad en kostte veel bloed.

Calvijn wordt ten onrechte beschuldigd van medeplichtigheid aan deze opstand.

Bij de voorbereidingen schreef hij aan admiraal De Coligny: “De eerste druppel bloed, die onze mensen vergieten, zal een vloed van bloed tevoorschijn roepen, die heel Europa overstromen zal”.

Op vreselijk wijze zijn deze profetische woorden in vervulling gegaan: Hugenoten-oorlogen van 1562-1598 (‘Bartholomeüsnacht’ van de ‘bloedbruiloft’).[2]

Calvijn kende in navolging van Gods Woord geen ‘recht van opstand’ om het ‘kruis van Christus’ af te werpen.

Ook de zogenaamde “lagere magistraten” heeft hij niet tot geweldpleging aangespoord.

Elke drager van enig gezag heeft verantwoordelijkheid, van hoog tot laag. De “lagere magistraten” mogen zich niet verschuilen achter de “hogere”. Calvijn kende niet: “Befehl ist Befehl”.

De lagere gezagsdragers behoren de vervolgden te beschermen door niet mee te doen aan verdrukking, die hen ‘van hogerhand’ bevolen was. Dan moesten ze bidden om de genade van gehoorzaamheid aan God, die ze méér moesten gehoorzamen dan de autoriteiten, die boven hen stonden, maar hen bevalen wat God in Zijn Woord rechtstreeks verbiedt: gelovigen vervolgen!

Dit is geen opstand tegen het “wettige gezag”, maar nee zeggen tegen een bevel, uit gehoorzaamheid aan God.

Er was in de 16e eeuw, die een “nieuwe tijd” was voor Europa, de Gereformeerden alles aan gelegen om telkens weer te bewijzen, dat ze geen opstandige Dopersen waren. De Dopersen erkenden in feite het overheidsgezag niet en vervloekten als echte anarchisten de ambtsdragers. Maar de Gereformeerden erkenden het gezag, ook van “harde heren”, maar ze zeiden tot hun rechters: ‘Wij zijn geen misdadigers. Boven u staat God, die wij méér dan u gehoorzamen”.

In zijn “Institutie”(IX, 20- par. 25-30) geeft Calvijn niet een theorie over opstand tegen wettig gezag.

Ook niet een theorie over de hulp van de levende God in tijden van benauwdheid. Krachtig wees hij de Hugenoten op de beloften van deze levende God.

Dat Hij een levend en almachtig God is en best in staat om te helpen!

Een God, die uitkomst zal geven te zijner tijd en op zijn wijze.

Nooit heeft Calvijn hen tot opstand aangespoord, maar wel tot steeds dieper vernedering voor God over hun zonden en tot steeds dringender gebed om verlossing naarmate de verdrukking zwaarder werd, Ps. 37: 1-11.

Maar op welke wijze en wannéér heeft God, in die eeuw, dan uitkomst gegeven?

Wordt vervolgd…

 

[1] Overgenomen uit Postille (Kampen: Copieerinrichting v.d. Berg, 1981)

[2] Zie https://nl.wikipedia.org/wiki/Bartholomeusnacht.