Gespreksdocument (9)

Door: J. Bos

 

In het voorgaande artikel hebben we laten zien hoe het gespreksdocument van het DGK-deputaatschap ACOBB een brugfunctie vervulde tussen DGK en de GKN.[1] Voor de deputaatschappen van beide kanten bevatte dit document de juiste ingrediënten om tot een akkoord te kunnen komen. Heel veel moeite zal dat niet hebben gekost. Als érgens een groep gelijkgestemden bij elkaar heeft gezeten, dan moet het wel tijdens de gesprekken tussen de afgevaardigden van DGK en de GKN over de katholiciteit zijn geweest.

Op wat we citeerden uit het verslag van de algemene bespreking tijdens de buitengewone Generale Synode van Lutten 2019 willen we wat nader ingaan. Voordat we enkele opmerkingen gaan maken bij de afzonderlijke onderdelen, nemen we dit gedeelte uit de acta[2] eerst nogmaals in z’n geheel over:

Verder wordt gevraagd of er bij de GKN nog sprake is van een pluriforme kerkvisie, zoals de acta van GS Groningen dat destijds verwoordde. Deputaten hebben in de gesprekken over de katholiciteit van de kerk de broeders van de GKN hierover concreet bevraagd en er over doorgesproken met een goede uitkomst. We hebben elkaar gevonden in artikel 27 t/m 29 NGB. Daaraan zijn we gebonden en daaraan moeten we elkaar houden. (pag. 14)

‘Verder wordt gevraagd of er bij de GKN nog sprake is van een pluriforme kerkvisie, zoals de acta van GS Groningen dat destijds verwoordde.’ Voor de volledigheid citeren we uit de acta van GS Groningen[3] de letterlijke tekst van het eerste deel van de betreffende Overweging: 2.d. Meerdere predikanten van de GKN hebben blijk gegeven van een pluriforme kerkvisie. (pag. 28)

Het wekt verbazing dat deputaten ACOBB bij deze vraag wegkwamen met hun antwoord: ‘Deputaten hebben in de gesprekken over de katholiciteit van de kerk de broeders van de GKN hierover concreet bevraagd en er over doorgesproken met een goede uitkomst.’ Nergens doen ze verslag van wàt er dan concreet gevraagd en doorgesproken is, en ook wat die ‘goede uitkomst’ betreft moesten de synode-afgevaardigden de deputaten kennelijk maar geloven op hun blauwe ogen. Onbegrijpelijk genoeg heeft men dit antwoord zonder meer geaccepteerd. Maar die pluriforme kerkvisie zal echt niet van de ene op de andere dag als sneeuw voor de zon zijn verdwenen.

We onderschatten beslist niet hoe moeilijk het zou zijn geweest om zich tegen dit ‘zware’ deputaatschap te verzetten, dat zo’n beetje geheel uit dominees bestaat, en dat op een nogal dwingende manier (die neerkomt op: ‘God wil het!’) en manipulatief te werk was gegaan.[4] Durf daar maar eens tegenin te gaan als ‘leek’. Of stonden ook de afgevaardigden zelf eigenlijk op voorhand al achter de recente ontwikkelingen, al dan niet mede beïnvloed door de ‘info-avonden’ die her en der in het land waren gehouden, tijdens welke de visie van het gespreksdocument werd uitgedragen?[5]

‘We hebben elkaar gevonden in artikel 27 t/m 29 NGB.’ Dit gebeurde echter pas nadat deze artikelen krachteloos waren gemaakt, zoals we hebben aangegeven.[1] Maar is het sowieso niet merkwaardig dat dit gezegd werd? Beide partijen aanvaardden de gehele belijdenis toch al? In werkelijkheid heeft men elkaar gevonden in een bepaalde visie op artikel 27 t/m 29, een visie die is verwoord in het gespreksdocument. Dit wijkt af van de rechte leer van die artikelen, maar van die visie geldt nu wel: ‘Daaraan zijn we gebonden en daaraan moeten we elkaar houden.’

De predikanten van de GKN die blijk hebben gegeven van een pluriforme kerkvisie kunnen gerust zijn, want ze kunnen hun gang blijven gaan. Alleen zullen ze misschien het tempo dienen aan te passen ter wille van trage DGK-leden.

 

[1] https://semper-reformanda.nl/gespreksdocument-8/
[2] https://gereformeerde-kerken-hersteld.nl/files/2019-10-08%20_Pro_Acta_en_Acta_buitengew_GS_Lutten%202019.pdf
[3] https://gereformeerde-kerken-hersteld.nl/files/acta_generale_synode_groningen_2014.pdf
[4] https://semper-reformanda.nl/deputatocratie/
[5] Info-avonden met als onderwerp ‘De kerk van Christus is katholiek’, in Mariënberg, Zwolle en Leusden, resp. 28 februari, 5 juni en 13 juni 2019




Ieder zal zijn eigen pak dragen

Onderstaande Schriftoverdenking is van de hand van ds. E. Th. van den Born (1900-1982).[1]


En toen Hij in de tempel gekomen was, kwamen de overpriesters en de oudsten van het volk naar Hem toe, terwijl Hij onderwijs gaf, en zeiden: Met welke bevoegdheid doet U deze dingen? En wie heeft U deze bevoegdheid gegeven? ~ Matth. 21:23

Aan deze vraag naar Jezus’ bevoegdheid, naar Zijn volmacht, is voorafgegaan Zijn intocht te Jeruzalem. Deze intocht was geheel naar de stijl van de profetie: Zie Uw Koning komt! En dat de Heiland ook werkelijk Jeruzalems rechtmatige Koning was, heeft Hij bewezen met twee heerlijke Koningsdaden. Hij kwam met een massa-genezing tot de tempel. Een heerlijke genezingsdaad, waarmede Hij Zich bij Zijn volk aandiende als de theocratische Vorst, Die bevoegdheid heeft om de macht van de zonde te verbreken, en om die manier in Zijn rijk ieder het leven te schenken. Hij is ook gekomen met tempelreiniging. Zijn uitzuiveringsdaad, waarmede Hij Zich presenteerde als de Messias-Koning, die bevoegdheid heeft om de schenders van de wet van de Heere uit te roeien.

Deze beide koningsdaden demonstreerden zeer duidelijk, dat de Heiland optrad met Messiaanse bevoegdheid, dat Hij gekomen was met het recht van initiatief om de theocratie te vestigen als de grote Zoon van David. Deze Messiaanse bevoegdheid straalde uit in Zijn Messiaanse daden, ja zij kwam met die daden mee. Hij was de Koning, Die in Zijn Koninkrijk kwam. Zo heeft de schare het ook begrepen. Zij hebben Hem toegejuicht: “Hosanna de Zoon van David. Gezegend Hij, Die komt in de Naam van de Heere! Hosanna, in de hoogste hemelen.”

Wat willen dus de overpriesters en de oudsten, deze leden van de Sanhedrin, met hun vraag naar Zijn bevoegdheid en naar Zijn Zender?

Zijn willen de Heiland er toe brengen Zich nogmaals uit te spreken over Zijn gezonden-zijn-van-de-Vader, en in verband daarmee over Zijn één-zijn-met-de-Vader. Zo heeft de Heiland ook op het Loofhuttenfeest gesproken (Joh. 7). En toen zijn de Joden zeer kwaad geworden, en hebben zij stenen genomen om Hem te doden. En als de Heiland dat nu weer doet, dan zal het volk, dat nu nog enthousiast is, zich tegen Hem keren. Zij willen met hun vraag naar Zijn bevoegdheid, naar Zijn volmacht, het volk tegen Hem ophitsen, zodat Hij misschien in een oproer gedood wordt. Zij blijven dus weigeren Hem serieus te nemen. Ook na deze rijke openbaring van Zijn theocratische koningschap. Zij willen niet doen wat toch hun eerste roeping is: zich officieel over Hem uit te spreken: “De Christus of de Antichrist”. “Reformatie of revolutie”. Zij willen van Hem af zonder dat er een officiële uitspraak is van het Sanhedrin. Zij willen Hem de dood injagen zonder een doodvonnis geveld te hebben.

Maar de Heiland dringt hen dan ook terug van de straat naar de rechtszaal. Hij doet dat door te vragen naar de doop van Johannes. Zij willen het volk tegen Hem in het harnas jagen en indien mogelijk zo van Hem afkomen. Maar één vraag naar de doop van Johannes kan de rollen omkeren, en het volk stenen doen opnemen om hen te doden, Lucas 20:6. Immers, naar hun hart zouden zij wel willen zeggen, dat de doop van Johannes uit de mensen is. Maar hoe zullen zij dat bewijzen aan de menigte, die hem voor een profeet houdt? Zij willen zich op straat van Hem af maken. Nee, zegt Jezus, niet op straat, maar in de rechtszaal.

Hij wil niet in een oproer vallen, of door handen van sluipmoordenaars gedood worden. Hij dringt Zijn wettige overheid terug van de straat naar de rechtszaal. En daar zal zij over Zijn bevoegdheid, over Zijn volmacht handelen. En daar zal zij een officiële uitspraak moeten doen, en officieel vonnis vellen. Zij zal Hem zelf naar Pilatus moeten brengen, en moeten verklaren: “Hij is de dood schuldig”.

Jezus gaat wel sterven, omdat Hij Zijn ziel gaat geven tot een rantsoen voor velen. Maar voordat Hij sterft, zet Hij ieder op zijn eigen plaats, opdat ieder zijn eigen verantwoordelijkheid zal dragen voor Zijn dood. Het Sanhedrin wil niet officieel zeggen: “Hij is de dood schuldig”. En toch zal er straks een officieel vonnis zijn. Pilatus wil ook zijn handen in onschuld wassen. En toh zal hij officieel bevelen geven voor Jezus’ dood. Het volk wil zich niet over Hem uitspreken: de Christus of de Antichrist. En toch zal het straks roepen: “Laat Zijn bloed maar komen over ons en over onze kinderen!”.

Hier is de majesteit van Christus, Die sterven gaat. Hij zet ieder op zijn eigen plaats, het Sanhedrin, Herodes, Pilatus, het volk. Hij dringt ieder heen naar zijn eigen verantwoordelijkheid, om die ook te dragen. En gezet op zijn eigen plaats en beladen met eigen verantwoordelijkheid, zal ieder de vraag hebben te beantwoorden waarom hij dezen Messias-Koning naar het hart gestoken heeft. Waarom? En dan zal ieders antwoord zijn: “omdat mijn zondig vlees Hem niet begeerde, Hem niet wilde”.

Zo hebben wij Christus hier te zien. Hij zet ieder op zijn plaats. En nu is die man welgelukzalig, die zich door Christus op zijn plaats laat zetten, en die zich door Hem met eigen verantwoordelijkheid laat beladen. Want die mens zal zijn zonde bewenen en erkennen, dat hij de heerlijke Messias-Koning gedood heeft. En die mens zal barmhartigheid geschieden.

 

[1] Overgenomen en licht gemoderniseerd uit: E.Th. van den Born, Van Souvereine Liefde (Goes: Oosterbaan & Le Cointre, z.j.).