Seakle Greijdanus, voorganger in het geloof

Door: M.R. Vermeer

 

Nu de serie overdenkingen in de rubriek ‘Genade geneest’ is afgelopen, zullen de komende periode op deze website een aantal Schriftoverdenkingen worden geplaatst van de hand van prof. dr. Seakle Greijdanus (1871-1948). Sommigen zullen bij het horen van de naam ‘Greijdanus’ wellicht denken aan de gereformeerde middelbare school die naar hem is vernoemd, misschien is ook bekend dat hij een ‘voorman’ was van de Vrijmaking van 1944. Maar wie was Greijdanus verder, en wat is zijn betekenis geweest voor kerk en theologie? We zullen kort stilstaan bij een aantal aspecten van de levensloop en het werk van Greijdanus.

 

Levensloop
Seakle Greijdanus werd in 1871 geboren in het Friese Arum (in de buurt van Harlingen), in een arbeidersgezin behorend tot de Hervormde Kerk. Het gezin waartoe hij behoorde werd in 1886 gereformeerd door mee te gaan met de Doleantie, de afscheidingsbeweging uit de vrijzinnige Hervormde Kerk onder de bekende Abraham Kuyper.

Greijdanus groeide op in een tijd van economische crisis en armoede: reeds op tienjarige leeftijd moest hij gaan werken, om uiteindelijk de kost te verdienen als schoenmakersknecht. Een hard arbeidersbestaan waaraan moeilijk was te ontsnappen! Toch legde hij een grote studiezin en kerkelijke en theologische interesse aan de dag, waarop de plaatselijke predikanten hem aanraadden een goede opleiding te gaan volgen, een plan wat de kerken ook wilden financieren. Zo kwam hij op wat oudere leeftijd op het gymnasium terecht, om op 28-jarige leeftijd de theologische opleiding aan de Vrije Universiteit (de universiteit van Kuyper!) met de hoogste lof af te ronden.

Na de theologiestudie bleef een beroep aanvankelijk uit. Een tijd van onzekerheid en spanning, wat zwaar op zijn gemoed drukte, waar nog bij kwam dat zijn familie inmiddels naar Amerika was geëmigreerd, evenals zijn verloofde en haar familie. Ook hijzelf ging korte tijd naar Amerika, om vervolgens met zijn verloofde terug te keren naar Nederland voor een promotiestudie aan de Vrije Universiteit, een studie die hij in 1904 met de hoogste lof wist af te ronden. In dat jaar kreeg hij ook een beroep als predikant en kon hij eindelijk trouwen (zo ging dat in die dagen: eerst een beroep, daarna trouwen!).

Greijdanus viel weinig op als prediker – de indruk ontstaat dat hij wat ‘saai’ preekte. Hij maakte echter des te meer indruk door zijn studiezin, scherpe geest en heldere schrijftrant! In 1917 werd hij dan ook benoemd tot hoogleraar Nieuwe Testament aan de Theologische School te Kampen. Met grote ijver en discipline heeft hij de rest van zijn leven het hoogleraarschap uitgeoefend – iedere dag van zes uur ’s ochtends tot ongeveer middernacht bezig met studeren en doceren.

In de kerkstrijd van de jaren ’30 en ’40 van de vorige eeuw stond hij aan de kant van prof. Schilder, tegenover synodale leringen zoals de ‘veronderstelde wedergeboorte’. De laatste jaren van zijn leven waren niet gemakkelijk: zijn vrouw was in 1942 overleden en het huwelijk was kinderloos gebleven, waardoor het alleen-zijn hem des te meer drukte, en dan nog de kerkelijke strijd. In 1944 werd hij als hoogleraar door de synode geschorst.

Na de Vrijmaking van 1944 mocht hij, op hoge leeftijd, nog een aantal jaren dienen als hoogleraar aan de Theologisch Hogeschool van de vrijgemaakte kerken, om in 1948 in te gaan tot het feest van Zijn Heer.

 

Arbeidsterrein
Het arbeidsterrein van Greijdanus als hoogleraar betrof het Nieuwe Testament. Hij heeft commentaren geschreven op verscheidene boeken van het Nieuwe Testament, waarin hij minutieus de Griekse tekst is langsgegaan en heeft becommentarieerd. Commentaren die inmiddels wat gedateerd zijn, maar toch nog steeds bruikbaar materiaal bevatten.

Naast commentaren heeft Greijdanus ook boeken geschreven over de hermeneutiek (de regels voor de Schriftuitleg) en de canoniek (ontstaan, auteurschap, historische achtergrond etc. van de Bijbelboeken). Diepgravende literatuur waarin Greijdanus pal stond voor het gezag van de Schrift als Gods Woord!

Toch was Greijdanus’ aandacht niet beperkt tot het Nieuwe Testament en de exegese: hij heeft zich ook diepgaand beziggehouden met het gereformeerde kerkrecht. Daarbij legde hij – geheel in de lijn van de Doleantie – de nadruk op de plaatselijke kerk, en waarschuwde dan ook indringend voor het gevaar van kerkelijke hiërarchie. Bekend is zijn uitspraak over het gegeven dat geen enkele kerk (of vergadering van kerken) mag heersen over andere kerken: “En wat nu van de ene kerk in dezen geldt, dat geldt evenzeer van de andere, en van alle andere, en dus ook van alle tezamen. 10 x 0 en 20 x 0 is evenzeer 0 als 1 x 0!.”

 

Voorganger in het geloof
Wat was nu typerend voor Greijdanus? Ik noem een tweetal zaken die mij opvielen.

In de eerste plaats een grote zelfstandigheid. Hoewel afkomstig uit de Doleantie, durfde hij reeds tijdens zijn studietijd kritisch te zijn op bepaalde opvattingen en denktrant van Abraham Kuyper (een gereformeerde ‘grootheid’ in die dagen!). Later stond hij pal voor het bestaansrecht van de Theologische School te Kampen (die door ‘dolerenden’ toch altijd lager werd aangeschreven dan de Vrije Universiteit).

Toen de synode van Assen 1926 ertoe overging om ds. Geelkerken te schorsen (vanwege afwijkende opvattingen over Genesis 1-3) keurde hij als één van de weinigen deze handelwijze kerkrechtelijk af.

Van zelfstandigheid getuigt ook zijn positie in de kerkstrijd van 1944 – hij diende bij de synode een rechtstreeks bezwaar in tegen door de synode van 1905 gedane uitspraken over leergeschillen (de zgn. ‘pacificatieformule’), uitspraken waarop zowel ‘bezwaarden’ als ‘synodalen’ zich beriepen. Greijdanus gaf gewoon eerlijk toe dat hij eerder geen wezenlijk probleem had gemaakt van deze ‘pacificatieformule’ en draaide niet om de zaak heen.

Een zelfstandige geest dus, die niet bang was om zijn overtuiging te uiten wanneer hij wist dat deze gegrond was op Schrift en belijdenis.

Ten tweede, wat ook opvalt is een diepe vroomheid (in de goede zin van het woord). In zijn binnenzak droeg hij altijd een zakbijbeltje, bij elke student die tentamen kwam doen sprak hij een eenvoudig gebed uit, en na afloop een dankzegging. Zijn werk deed hij in nauwgezette plichtsbetrachting: geen uur en geen minuut liet hij ongebruikt in de dienst van Christus Zijn Hoofd. En toen hij eens ziek werd en niet naar de kerk kon gaan, gaf hij aan zijn wijkpredikant bericht dat hij de volgende zondag ‘wettig verhinderd was om, naar het vierde gebod, op te gaan met de gemeente van God tot de dienst van het Woord en de dienst van de gebeden’.

Duidelijk is dat Greijdanus met geheel zijn hart, ziel en verstand de Here zijn God heeft liefgehad; in diepe afhankelijkheid van Hem heeft hij zo ‘in zijn tijd de raad van God gediend’ (Hand. 13:36).

 

Bronnen:
-Diverse artikelen in De Reformatie. Weekblad tot ontwikkeling van het gereformeerde leven  (jaargang 35, nrs. 35 en 36, mei/juni 1948).
-Joh. de Haas, Gedenkt uw voorgangers (Haarlem: Uitgeverij Vijlbrief, 1989)
-G. Harinck (red.), Leven en werk van prof. dr. Seakle Greijdanus (Barneveld: Uitgeverij De Vuurbaak, 1998)

 




Gespreksdocument (1)

Door: J. Bos

 

In het tussentijdse rapport van het DGK-deputaatschap ACOBB over de contacten met de afgevaardigden van de GKN[1] staat een korte samenvatting van hetgeen op 7 mei 2019 tijdens de bijeenkomst van de volledige deputaatschappen aan de orde is geweest. Een van de twee agendapunten was de katholiciteit van de kerk. Het verslag daarvan heeft als titel: ‘De leer van de kerk (art. 27-29) NGB/ De katholiciteit van de kerk’ en luidt als volgt:

Uitgangspunt bij deze bespreking was het document over de katholiciteit van de kerk zoals opgesteld door ons deputaatschap. Vanuit de inhoudelijk bespreking werd duidelijk dat zij van harte konden instemmen met ons document en dat wij elkaar vonden in de belijdenis over de kerk zoals wij die gemeenschappelijk belijden in de artikelen 27 tot en met 29 van de NGB.

Het tweede gedeelte van de laatste zin is merkwaardig geformuleerd (‘… dat wij elkaar vonden in de belijdenis over de kerk zoals wij die gemeenschappelijk belijden …’, wat staat daar nu eigenlijk?). Duidelijk is in elk geval dat men elkaar ‘gevonden’ heeft, en dat het genoemde document daarbij zeer belangrijk was. Dit betreft een ‘gespreksdocument’ dat door het deputaatschap ACOBB was opgesteld ten behoeve van de gesprekken met de GKN over de katholiciteit van de kerk. Het is als bijlage opgenomen in het aanvullend rapport dat het deputaatschap ACOBB heeft ingediend bij de GS Lansingerland (Acta, pag. 216-218)[2].

Tijdens de vergadering van 7 april 2018 heeft de synode ingestemd met de inhoud van dit document (Acta, pag. 12): Eveneens is er overeenstemming over de in het deputatenrapport verwoorde visie op de katholiciteit van de kerk. Met andere woorden: de inhoud van het gespreksdocument, dat de visie van het deputaatschap bevat, is ook de visie van de DGK-synode op de katholiciteit. Over een inhoudelijke behandeling van dit stuk wordt echter niets vermeld in het verslag van de vergadering. We willen erop attenderen dat het document handelt over de leer van de kerk. Het mag dan een ‘gespreksdocument’ zijn, vanwege de instemming van de synode met de inhoud ervan is het in feite ook een (verkapte) leeruitspraak.

In verband daarmee kan de vraag kan worden gesteld, of het deputaatschap ACOBB wel volgens zijn instructie heeft gehandeld met het opstellen van het gespreksdocument. De katholiciteit was immers door de GKN op de agenda gezet.[3] Had er niet eerst op synodaal niveau inhoudelijk over dit onderwerp gesproken behoren te zijn, alvorens een visie te formuleren?[4]

 

Bij en naar aanleiding van enkele passages in dit gespreksdocument maken wij ter overweging een aantal opmerkingen. In verband daarmee wijzen we er vooraf op dat de katholiciteit (hoe belangrijk ook) een van de eigenschappen van de kerk is, en niet een van de kenmerken. In de laatste drie afleveringen van de artikelenreeks ‘Groeiende verandering’ hebben we laten zien dat de eigenschappen, met name de katholiciteit, door DGK boven de kenmerken worden gesteld.[5],[6],[7] We herhalen een citaat uit ‘Het amen der kerk’ van ds. J. van Bruggen: ‘De kenmerken der kerk zijn niet haar eigenschappen (…), waarin het eigenaardige van haar leven altijd slechts gebrekkig uitkomt, maar de normen, die God in de Schrift voor haar werkzaamheid heeft bekend gemaakt.’ (pag. 145)[8]

 

Gespreksdocument: Art. 27 begínt te spreken over één kerk. Maar in het slot van het artikel wordt in meervoud gesproken: er zijn over heel de wereld verbreide en verstrooide kerken.

Art. 27 NGB spreekt echter nergens in het meervoud over de kerk, alles staat in het enkelvoud.[9] Dat er ‘over heel de wereld verbreide en verstrooide kerken zou staan, is een conclusie die getrokken wordt op basis van wat in de wereld wordt waargenomen. Deze conclusie kan op basis van de tekst echter niet worden getrokken, want er staat: ‘… zij is verbreid en verstrooid over heel de wereld.’ De gebruikte formulering doet te kort aan de eenheid van de kerk.

 

Gespreksdocument: Echter er is geen tegenstelling tussen het enkelvoud van het begin en het meervoud van het slot van het artikel. Het geheim bestaat hierin, dat de ene katholieke kerk van Christus zichzelf presenteert in die vaak onooglijke plaatselijke gemeente (C. Trimp, 61). Wij houden dan ook stellig vast aan de overtuiging dat het in de artikelen 28 en 29 NGB gaat over dezelfde kerk als in artikel 27 NGB.

Inderdaad gaat het in de artikelen 27, 28 en 29 over dezelfde kerk. Het is echter wel van belang wat er dan over die kerk gezegd wordt.

Er wordt gesteld dat de ene katholieke kerk zichzelf presenteert in ‘die vaak onooglijke plaatselijke gemeente’. In verband daarmee is het interessant te vermelden wat vanuit de GKN, in een andere context, over deze zaak is gezegd. Dit is door het deputaatschap ACOBB in zijn aanvullend rapport opgeschreven, in het verslag van het gesprek dat op 2 december 2017 gehouden is met de GKN-afgevaardigden (Acta, pag. 209). Het betreft een citaat uit een gespreksdocument van de GKN: We kunnen het zo zeggen dat de universele kerk tot openbaring komt in de plaatselijke kerk (ecclesia localis ecclesia universalis in loco est: de plaatselijke kerk is de universele kerk op een bepaalde plaats). Daardoor krijgt de plaatselijke kerk veel gewicht, want het (?!, jb) is niet minder dan de openbaring van de universele kerk zelf.

De bewoordingen in deze citaten zijn verschillend, maar wat er staat heeft dezelfde achtergrond. Er wordt gesproken over de katholieke (universele) kerk die ‘zichzelf presenteert’ c.q. ‘tot openbaring komt’. Dit is echter niet hetzelfde als ‘zij is verbreid en verstrooid’ en ‘iedere plaats waar God haar gesteld heeft’ (art. 28).[10] Door het gebruik van deze termen wordt een min of meer zelfstandig bestaan van ‘de katholieke kerk als een bovenplaatselijk overkoepelend organisme’ gesuggereerd, wat maar zo een afgezwakte variant zou kunnen zijn van de leer van de onzichtbare kerk.

Het merkwaardige is, dat in de GKN-tekst een latijnse tekst en de vertaling ervan worden genoemd, waarin het wél juist is weergeven: de plaatselijke kerk is de universele kerk op een bepaalde plaats. In het gespreksdocument van DGK staat iets dergelijks: In de vroegchristelijke kerk werd met de ‘katholiciteit van de kerk’ bedoeld: de ware kerk die tegelijk de universele kerk is, of de universele kerk, die tegelijk de ware kerk is.

Had men zich daar nu maar aan gehouden. In plaats daarvan zijn de genoemde termen ertussen geschoven. Daardoor komt in de lucht te hangen, dat de (ware) plaatselijke kerk de katholieke kerk op een bepaalde plaats is.

 

[1] https://gereformeerde-kerken-hersteld.nl/files/Deputatenrapport_ACOBB,_mei_2019.pdf

[2] https://gereformeerde-kerken-hersteld.nl/files/2018_09_11_Pro_Acta_en_Acta_GS_Lansingerland.pdf

[3] Acta GS 18 maart 2017, pag. 15-16, https://www.gereformeerdekerkennederland.nl/?ddownload=955

[4] Zie ook: https://semper-reformanda.nl/deputatocratie/

[5] https://semper-reformanda.nl/groeiende-verandering-4/

[6] https://semper-reformanda.nl/groeiende-verandering-5/

[7] https://semper-reformanda.nl/groeiende-verandering-6-slot/

[8] Ds. J. van Bruggen, Het amen der kerk; de Nederlandse Geloofsbelijdenis toegelicht, Goes, Oosterbaan & Le Cointre N.V., 1964

[9] Dit geldt eveneens voor art. 28 en het grootste gedeelte van art. 29. (Alleen aan het slot van art. 29 staat in een ander verband een meervoud, nl. ‘deze twee kerken’, waarmee de ware en de valse kerk worden bedoeld.) In dit verband kan ook worden genoemd dat in art. 28 gesproken wordt over ‘iedere plaats’ (enkelvoud), en niet over ‘alle plaatsen’ (meervoud).

[10] Taalkundig staan deze termen in de tegenwoordige tijd: presenteert, tot openbaring komt. Dit houdt in dat de ‘activiteit’ nog bezig is: bezig zijn met zich presenteren, bezig zijn met tot openbaring komen. In art. 27 en 28 staat het echter in de voltooid tegenwoordige tijd: ‘is verbreid en verstrooid’ en: ‘op iedere plaats waar God haar gesteld heeft’. Dit houdt in dat er sprake is van ‘een los feit, een enkelvoudige gebeurtenis’ (aldus https://taaladvies.net).




Deputatocratie

Door: J. Bos

 

Op 6 juli a.s. zal door het kerkverband van De Gereformeerde Kerken (DGK) een buitengewone synode worden gehouden, om verdere stappen te zetten richting eenwording met de Gereformeerde Kerken Nederland (GKN). Opvallend is de rol die twee DGK-deputaatschappen hebben gespeeld in de aanloop naar deze synode.

  1. Het deputaatschap ACOBB heeft betreffende de gesprekken met de GKN van de GS Lansingerland als instructie o.a. meegekregen:

In geval van zeer positieve bevindingen m.b.t. het onder 17 a.-b. genoemde, zo nodig aan deputaten ad. art. 49 voor te leggen of er reden is om een vervroegde synode bijeen te roepen.

  1. Dit deputaatschap kwam tot de conclusie dat er inderdaad sprake is van een dergelijke situatie. Het schrijft daarover in het tussentijdse rapport aan de synode[1]:

Gezien de positieve uitkomst van de gesprekken met GKN hebben deputaten ACOBB de volle vrijmoedigheid gehad om conform haar instructie (17.d) een voorstel te doen aan deputaten art. 49 KO om een vervroegde synode samen te roepen om als synode met dankbaarheid uit te spreken dat wij de GKN herkennen als kerken van Christus.

  1. Wat dit deputaatschap gedaan heeft richting deputaten ad Artikel 49 KO is echter niet hetzelfde als ‘voorleggen of er reden is om een vervroegde synode bijeen te roepen’. Het woordje ‘of’ in de instructie schijnt stilzwijgend te zijn veranderd in ‘dat’. We hebben iets dergelijks eerder gezien van dit deputaatschap[2]. Met een voorstel wordt sturing in de gewenste richting gegeven. Bovendien staat in de instructie helemaal niets over het indienen van een voorstel.
  1. Het deputaatschap ACOBB bestaat uit acht deputaten: zes dominees en twee ‘gewone’ gemeenteleden. Het deputaatschap ad Artikel 49 KO bestaat uit negen deputaten: zeven dominees en drie ‘gewone’ gemeenteleden. Van de negen deputaten in het deputaatschap ad Artikel 49 KO zitten er zes (allen dominee) ook in het deputaatschap ACOBB. Vanwege de dubbele petten kon van het deputaatschap ad Artikel 49 KO moeilijk een objectief oordeel worden verwacht. Had dit gegeven deze deputaatschappen niet tot enige bescheidenheid behoren te bewegen?
  1. Op zondag 19 mei 2019 is in de mededelingen of afkondigingen namens de kerkenraad voorafgaand aan de kerkdiensten in de DGK-gemeentes [3] de volgende mededeling namens deputaten ad Artikel 49 KO voorgelezen:

In de afgelopen week werd bekend dat de gesprekken die door de deputaten Binnenlandse Betrekkingen zijn gevoerd met woordvoerders van de GKN een positieve en dankbaar stemmende uitkomst hebben. In verband hiermee is door de deputaten ad Artikel 49 van de kerkorde besloten om de samenroepende kerk van de eerstvolgende generale synode te verzoeken om op zo kort mogelijke termijn een vervroegde generale synode bijeen te roepen. Op deze buitengewone synode zal dan het rapport van de deputaten Binnenlandse Betrekkingen met betrekking tot de gesprekken met de GKN behandeld worden.

Er werd dus door de DGK-kerkenraden als vaststaand feit aan de gemeentes doorgegeven dat de gesprekken ‘een positieve en dankbaar stemmende uitkomst’ hebben. Ook in de gebeden die we beluisterden werd het in die zin verwoord. Maar hoe konden deze kerkenraden daar nu al vanuit gaan, terwijl deze zaak nog niet door een synode behandeld is, laat staan door henzelf geratificeerd? Alleen op gezag van de deputaatschappen ACOBB en ad Art. 49 KO. Maar nergens in de instructie van het deputaatschap ad Art. 49 KO staat dat zij subjectief getinte mededelingen, die de sfeer beïnvloeden, naar de kerkenraden dienen te sturen. Bovendien werden gemeenteleden die vraagtekens zetten bij de gesprekken met de GKN, als gevolg van deze ‘kanselboodschap’ gedwongen om mee te danken voor iets waarover ze zich misschien wel grote zorgen maken.

  1. Deputaten ACOBB schrijven in hun rapport, dat ze op 6 maart 2019 in een gesprek met een afvaardiging van de GKN-deputaten een verklaring hebben voorgelezen. Daaruit citeren zij het volgende (onderstrepingen jb):

Wij menen dat het voor Gods aangezicht niet verantwoord is langer te wachten, dan strikt nodig is, met het gesprek, met het oog op kerkelijke eenheid.
(…) Unaniem is het deputaatschap van oordeel dat er, voordat de door uw synode gevraagde uitspraak over het kerk van Christus zijn door ons (de synode)  (?!, jb) gedaan wordt, er wel eerst nog (een, invoeging jb) gesprek moet komen over de katholiciteit van de kerk en over de plaats van het kerkverband. Bij dit laatste denken wij bijv. aan onderwerpen als het functioneren van het gezag van meerdere vergaderingen. Wij menen dat op basis van de uitkomst van dat gesprek ons deputaatschap een vervroegde synode bijeen kan roepen.

Ook hier komen de dubbele petten om de hoek kijken: Wij menen dat (…) ons deputaatschap een vervroegde synode bijeen kan roepen.

Verder lijkt het, gezien de gebruikte formuleringen, of voor de deputaten het resultaat van het gesprek al vaststond. Geen wonder dat er over dat gesprek, dat op 7 mei 2019 heeft plaatsgevonden, wordt geschreven:

Deputaten kijken terug op een zeer goed gesprek zowel qua sfeer maar ook wat betreft inhoud. Er is gesproken in een setting van vertrouwen en verlangen, wat ten goede is gekomen aan de inhoudelijke bespreking.

Men zou zich moeten afvragen of zo’n soort tekst überhaupt wel thuishoort in een deputatenverslag. Hebben ze dan zelf niet in de gaten dat dit een manipulatief karakter heeft? Of staat het er juist om die reden, met de bedoeling alvast een gunstige stemming te kweken? Ook een dergelijke praktijk hebben we eerder gezien van dit deputaatschap.[4]

  1. Vervolgens staat in dezelfde verklaring:

T.a.v. de scheuringen en schorsingen die er in het verleden hebben plaatsgevonden menen wij dat (die, invoeging jb) het beste op plaatselijk niveau besproken kunnen worden nadat wij elkaar op kerkverbandelijk niveau herkend/erkend hebben als kerken van Christus.

Even verderop in het verslag zelf:

Wat betreft de opdracht aan ons om te spreken over scheuringen en schorsingen zijn deputaten ACOBB van mening dat deze het beste op plaatselijk niveau besproken kunnen worden nadat wij elkaar op kerkverbandelijk niveau herkend/erkend hebben als kerken van Christus. Deputaten stellen voor om de vorm en wijze van bespreking hierover uit te stippelen in nauw overleg met de GKN.

Als grond onder het voorstel van deputaten ACOBB aan deputaten ad Artikel 49 KO staat o.m. vermeld:

2. dat (aan, invoeging jb) de door de Generale Synode van Lansingerland aan deputaten ACOBB opgedragen instructies is voldaan.

Dit klopt niet. Aan de instructies is niet voldaan, want de deputaten hebben op eigen initiatief een deel ervan overgeslagen. Daarin staat duidelijk dat van de kant van DGK als gespreksonderwerp aan de orde zou komen: 3. Scheuringen en schorsingen.

  1. In verband daarmee gaan we terug naar de GS van Groningen 2014. Uit de acta [5] nemen we het volgende over uit de overwegingen bij de besluiten omtrent het aangaan van gesprekken met de GKN (onderstrepingen jb):

4. Inhoud van contact op niveau van kerkverband

4.a. Het streven naar eenheid kan pas vorm krijgen wanneer wordt vastgesteld, dat er beiderzijds inderdaad kerkelijk leven op dezelfde grondslag is.   

Alleen bij deze vaststelling is er een goed uitgangspunt om op Schriftuurlijke en confessionele wijze over de scheuringen en schorsingen te kunnen spreken. Dit laatste zal dan vervolgens op plaatselijk niveau zijn beslag moeten krijgen.
4.b. Een bespreking met het kerkverband met GKN zal zich gezien bovenstaande dienen toe te spitsen op de volgende vragen (in onderstaande volgorde):
1. Staan wij inderdaad op dezelfde grondslag en functioneert deze grondslag als zodanig?
2.
Is er een erkenning van de vrijmakingen van 2003 en 2010 als het werk van de Here?
3.
Zoeken wij eenzelfde kerkelijk samenleven op basis van de gereformeerde kerkorde en art. 28 NGB? Is er de wil tot eenheid?
4.
In hoeverre zijn de voltrokken scheuringen en schorsingen wettig geweest?
En welke consequenties heeft dit voor DGK en GKN?

Hieruit blijkt dat er wel degelijk eerst op ‘kerkverbandelijk niveau’ over de wettigheid van de scheuringen en schorsingen en over de consequenties daarvan gesproken had moeten worden.

  1. Aan het slot van het rapport staat:

Als deputaten hopen we op korte termijn de synode nog te dienen met een concreet voorstel voor een besluittekst, waar de synode zich over kan buigen.
In dit voorstel zal dan centraal staan dat er verdere stappen gedaan moeten worden in opdracht van onze Heere Jezus Christus om ons in te spannen om zo spoedig mogelijk tot daadwerkelijke zichtbare eenheid te komen.

Ook dit komt niet overeen met de instructie van het deputaatschap. Nogmaals: daarin staat niets over het indienen van een voorstel. De synode moet toch eerst beoordelen of er inderdaad wel sprake is van ‘een positieve en dankbaar stemmende uitkomst’? In feite dicteren de deputaten vooraf, op een nogal dwingende manier, wat er moet gebeuren. Zodoende wordt het voor de synode vrijwel onmogelijk zelfstandig een afweging te maken.

  1. Deputatocratie. Dat is het kwaad dat door de generale synode benoemde deputaatschappen er met hun opdracht vandoor gaan en verbouwereerde synodes en daarin de kerken opzadelen met voldongen feiten, die moeilijk terug te draaien zijn.[6]

 

[1] https://gereformeerde-kerken-hersteld.nl/files/Deputatenrapport_ACOBB,_mei_2019.pdf

[2] https://semper-reformanda.nl/het-bestaansrecht-van-dgk-2/

[3] voor zover te beluisteren via https://kerkdienstgemist.nl/

[4] zie de link in noot 2

[5] https://gereformeerde-kerken-hersteld.nl/files/acta_generale_synode_groningen_2014.pdf, pag. 29

[6] Ad.J. Koekkoek, in: De jaren zestig (3): de gemeenschap verbroken, De Bazuin, jaargang 2, nr. 10, 12 maart 2008, pag. 132; http://www.gereformeerdkerkbladdebazuin.nl/artikel/255




Veel kerken uit veel landen…

Door: J. Bos

 

Het kerkverband van De Gereformeerde Kerken (DGK) laat er geen gras over groeien. Met stoom en kokend water wordt de aldaar naar voren geschoven en als uitgangspunt van beleid heersende opvatting over de katholiciteit van de kerk[1] omgezet in daden richting eenwording met de Gereformeerde Kerken Nederland (GKN). Was er aanvankelijk sprake van een buitengewone generale synode eind dit jaar, op het moment van schrijven was het laatste nieuws dat deze synode al op 6 juli a.s. wordt gehouden[2]. Daar zal dan het rapport worden behandeld dat de deputaten ACOBB over de besprekingen met de GKN hebben ingediend.[3]

Rond dit rapport willen we een aantal opmerkingen maken, om te beginnen over een onderwerp dat er niet in wordt vermeld. Het betreft het volgende. Blijkens de acta van de op 6 oktober 2018 gehouden synode-Dalfsen van de GKN [4] is in de instructie voor de deputaten Buitenlandse kerken opgenomen dat er zal worden gestreefd naar toetreding als lidkerk tot de International Conference of Reformed Churches (ICRC). Eenwording van DGK en GKN zal betekenen dat DGK in dit streven worden meegenomen.[5]

De ICRC is een conferentie die eens in de vier jaar wordt gehouden. Hiervan zijn rond de dertig gereformeerde en presbyteriaanse kerken lid.[6] Deze organisatie geeft het online magazine Lux Mundi uit. Er is een Europese tak, de EuCRC, die om de twee jaar vergadert. Deze afdeling heeft acht leden. Op de websites van de ICRC [7] en de EUCRC [8] staat de doelstelling vermeld, die in het Nederlands vertaald als volgt luidt:

  1. de eenheid in het geloof die de kerken in Christus hebben, tot uitdrukking te brengen en te versterken;
  2. de meest volledige kerkelijke gemeenschap tussen de lidkerken te bevorderen;
  3. de samenwerking tussen lidkerken bij de vervulling van hun missionaire opdracht en andere taken te bevorderen;
  4. gezamenlijke problemen en kwesties te bespreken waarmee de lidkerken worden geconfronteerd en aanbevelingen met betrekking tot deze zaken na te streven;
  5. tegenover de wereld een gereformeerd getuigenis te laten horen.

Tijdens de laatstgehouden bijeenkomst van de EuCRC, mei 2018 in Engeland, was een afvaardiging van de GKN op uitnodiging aanwezig als waarnemer. De uitnodiging van de ICRC was aan de orde geweest op de synode van 17 maart 2019. Uit het rapport van de deputaten Buitenlandse kerken en de bespreking komt als enige onderbouwing voor het streven naar aansluiting bij de ICRC naar voren dat men het belangrijk vindt om contacten te onderhouden.

Uit het deputatenrapport: Omdat wij als deputaten van oordeel zijn dat het goed zou zijn om aansluiting te vinden bij het ICRC, zien we deze conferentie als een goede kans om contacten op te doen.

Uit het verslag van de bespreking: Vanuit de vergadering wordt er op gewezen hoe belangrijk de buitenlandse contacten zijn. (…) Laten we alles aangrijpen de buitenlandse contacten aan te houden, vast te houden en te formaliseren. Het bezoeken van tweejaarlijkse conferenties waar veel kerken uit veel landen bij elkaar komen, kan heel efficiënt zijn in het onderhouden van contacten.[9]

Kritische geluiden hebben we niet kunnen vinden.

Uit de doelstelling van de ICRC is echter duidelijk dat het lidmaatschap van de ICRC wel wat meer inhoudt dan het onderhouden van contacten. Op deze website is hierover al eerder, op 17 juli 2017, een artikel geplaatst.[10] Het is de vertaling van een oorspronkelijk op de website defenceofthetruth.com gepubliceerd artikel over het bestaansrecht van de ICRC. Het verdient sterke aanbeveling dit artikel te lezen. We citeren de laatste zinnen:

In werkelijkheid bevordert de ICRC, in hetgeen zij zegt te zijn en in haar doelen, het denominationalisme en de idee van de pluriformiteit van de kerk, door kerkelijke eenheid en activiteit buiten de grenzen van de (ware) kerk aan te bieden en uit te oefenen. Als zodanig heeft zij geen Schriftuurlijke wettigheid.

Als aanvulling willen we op twee lidkerken die in dit artikel worden genoemd extra de aandacht vestigen, nl. de Christelijke Gereformeerde Kerken (CGK) en Presbyterian Church of Eastern Australia (PCEA). De reden is dat in 2003 tegen de relaties van de Gereformeerde Kerken vrijgemaakt (GKv) met deze kerken grote bezwaren werden gemaakt in de brochure ‘Laten wij ons bekeren’ [11] en in de ‘Oproep tot reformatie’.[12] Het besluit van de GKN om te streven naar toetreding tot de ICRC gaat rechtstreeks in tegen deze bezwaren en is een symptoom van terugval.

We schreven het bovenstaande ter waarschuwing. Wellicht zijn er nog DGK-leden, misschien wel toekomstige synode-afgevaardigden, die dit artikel lezen en zich mede daardoor gaan bezinnen op de koers van DGK.

 

[1] Zie: https://semper-reformanda.nl/groeiende-verandering-6-slot/
[2] Website Reformatorisch Dagblad, geraadpleegd op 7 juni 2019.
[3] https://gereformeerde-kerken-hersteld.nl/files/Deputatenrapport_ACOBB,_mei_2019.pd
[4] https://www.gereformeerdekerkennederland.nl/?ddownload=1185, pag. 33-34
[5] We gaan in dit artikel niet in op het eveneens niet vermelde feit dat de GKN inmiddels twee zusterkerken in Duitsland hebben.
[6] Het lidmaatschap van een van de leden, de Gereformeerde Kerken vrijgemaakt (GKv), is in juli 2017 opgeschort vanwege de synodebesluiten met betrekking tot de vrouw in het ambt. Een kerk waarvan het lidmaatschap is opgeschort, mag niet stemmen, maar mag nog steeds aanwezig zijn en participeren, in afwachting van een oplossing van de kwestie.
[7] https://www.icrconline.com/
[8] http://eucrc.org/
[9] https://www.gereformeerdekerkennederland.nl/?ddownload=1105, pag. 11-12
[10] https://semper-reformanda.nl/de-icrc-heeft-zij-bestaansrecht/
[11] http://www.gereformeerde-kerk-zwolle.nl/File/laten_we_ons_bekeren.pdf, pag. 52-55 resp. pag. 59-60
[12] http://www.gereformeerde-kerk-zwolle.nl/File/oproep_tot_reformatie.pdf




Pinksterfeest en de “afgescheiden” kerk

Onderstaande Schriftoverdenking is eerder geschreven door prof. B. Holwerda (in De Reformatie, 4 juni 1949).

 


En zij waren allen eensgezind bijeen… (Hand. 2:1b)

 

“Allen eendrachtig bijeen!”

Ja, zeggen de mensen vandaag, toen was het nog wel echt pinksterfeest. Want toen was er éénheid!

Kom daar vandaag eens om. Ze vieren Pinksterfeest als “afgescheiden” kerken. Ze noemen beide de Geest, en ze zingen allebei: Looft de Geest! En ze bidden allebei: Veni Creator Spiritus! Maar ze doen het niet “eendrachtig bijeen”!

Misschien gebruiken ze wel één gebouw. Zo tegen half elf staat de ene gemeente op de andere te wachten. Want ze willen Pinksterfeest vieren, maar ze willen dat niet anders doen dan in hun star isolement. De “afgescheidenen”!

Op die eerste pinksterdag waren het toch ook mensen, verschillend van aanleg en karakter, van ligging en opvatting. Maar ze waren toen toch nog zo brééd, dat ze allen “eendrachtig bijeen” konden zijn. En bij ons leidt elke nuance tot een tegenstelling, en elke tegenstelling eindigt in een breuk!

Wordt het niet de hoogste tijd, dat we weer de stijl van de eerste Pinkstergemeente gaan vertonen?

Ik geloof het ook. Het is meer dan tijd. Elk Pinksterfeest maakt de verantwoordelijkheid immers groter?

Maar dan zullen we ook moeten doen, zoals die eerste kerk deed: “eendrachtig bijeen”. Dat betekent: we moeten nu eens ophouden dierbare opmerkingen ten beste te geven over eendracht, en als pinkstergebod af te kondigen een Christendom boven geloofsverdeeldheid. En we moeten ook eens ophouden broederhanden te geven, die over kerkmuren heen elkaar raken.

We moeten maar eens simpel ernst maken met het evangelie, zoals het hier staat.

Heel letterlijk vertaald staat er niets van eendracht en harmonie. Er staat: ze waren samen op de zelfde plaats.

Men moet niet zeggen, dat Lucas zich wel heel ongelukkig uitdrukt, door twee termen te gebruiken, die beide hetzelfde zeggen. Het schijnt hoogstens bij het eerste lezen zo. Als je “samen” bent, ben je “op dezelfde plaats” en omgekeerd.

Maar als morgen een trein naar Amsterdam gaat, dan zijn de reizigers wel allemaal “op dezelfde plaats”. Maar ze gaan toch niet “samen”. De één gaat er heen voor zaken, de tweede voor familiebezoek, een derde naar het Rijksmuseum. Ieder heeft een verschillend doel. Ze reizen allen op eigen gelegenheid en met eigen bestemming, maar ze reizen niet als groep, niet “samen”.

Zo staat het hier: ze waren allen samen, d.w.z. als groep, bijeen op dezelfde plaats.

Zij allen, d.w.z. die honderdtwintig discipelen van Hand. 1, zij zijn bijeen ergens in een huis, misschien ook wel in een ruimte van de tempel. Dat doet er ook verder niet toe. Maar ze treden op dit Pinksterfeest in ieder geval op als afzonderlijke groep. Als ze in de tempel waren, mengden ze zich in ieder geval niet tussen de andere feesthoudende Joden, maar ze vormen een afgescheiden eenheid in Israël.

Dat is nog nooit eerder vertoond. Tot nu toe ging Jezus met Zijn discipelen op naar alle grote feesten. En ze mengden zich tussen de feestgangers op de weg. En in de tempel bewegen ze zich tussen al de anderen.

Maar vandaag, nu heel Israël weer in de tempel is, en als het ene volk van de Heere zijn Pinksterfeest viert, staan daar honderdtwintig mensen als zelfstandige groep, onder leiding van een eigen kerkenraad.

Hier stelt zich een tweede kerkinstituut naast en tegenover het eerste, het oude. Hier scheidt zich openlijk een groep af, en zegt: wij vieren apart feest. Want wij zeggen: hier bij Petrus, hier is het adres van het volk van God!

Nu maar ronduit de vraag: was dat geen scheurmakerij? Ze mochten dan bezwaar hebben tegen het Sanhedrin, dat ten onrechte Jezus had schuldig verklaard aan Godslastering, en dat daarom Hem had verwezen naar het kruis. Maar mochten ze weglopen? Zich als aparte groep presenteren? De pretentie voeren: wij hier zijn de wettige kerkvergadering?

Het woord “sekte” is dan ook telkens op hen toegepast, door de mensen van de “oude” kerk. Wat ze deden was revolutie, hun prediking moesten ze staken. Hun daad was geen reformatie, maar onwettige breuk met de kerk. Mochten ze die anderen loslaten, en zeggen: wij doen aan uw diensten niet meer mee? Zaten daar in de “oude” kerk bij het Sanhedrin soms geen gelovigen meer?

De vraag is brandend voor ieder die eenheid zoekt. En voor ieder, die zich opmaakt tot het Pinksterfeest.

Want heel Jeruzalem stond op die morgen opeens voor de vraag: wat is de ware kerk, en waar is haar adres? Bij Kajafas of bij Petrus?

Waar is de ware kerk? Niemand, die het Pinksterevangelie ernstig neemt en waarachtig feest gaat vieren, komt aan die vraag voorbij!

Waar is de ware kerk? O nee, dat is niet: waar zijn gelovige mensen? Die waren er bij Petrus, die zaten er ook nog wel in de grote kring van Kajafas. Het is ook niet: waar is het volmaakt in orde? Want in de kerk bij Kajafas is veel zonde, maar hypocrieten kunnen er ook zijn in het gezelschap van Petrus.

Maar het is wel: naar welke vergadering roept God Israël vandaag?

Beide vergaderingen voeren de pretentie, dat ze bijeen zijn in de naam van de Heere, met Zijn belofte en Zijn genade. Maar wie heeft gelijk? Allebei of geen van beide?

Wij zeggen achteráf: ze moeten bij Petrus zijn. Daar was het zuivere Woord. Maar dacht u, dat ze bij Kajafas ketterijen verkondigden?

Petrus preekt die dag over Joël en een paar Psalmen. Meent u, dat die waarheden niet in de tempel werden verkondigd en beleden? Dat men daar geen goede, orthodoxe preek kon horen?

Handelingen 2 zegt: zij werden allen vervuld met de Geest, d.w.z. die kerk van Petrus. En niét die kerk van Kajafas. Daar hebben ze de oude naam, de oude papieren, de oude gebouwen, alle kerkelijke goederen, de oude orthodoxe leer; daar blijft ook de grote massa. Honderdtwintig mensen zijn “overgegaan” naar de sekte van de Nazareners. Maar de rest “bleef trouw”. Maar Gód gaat aan Kajafas voorbij, en stort de Geest uit in die kring rondom Pétrus! Kajafas mag al zijn papieren op tafel leggen, en een stamboom overleggen van legitieme priesterlijke successie. Maar God zegt tot Petrus: klim op de preekstoel, want hier bij deze honderdtwintig is de ware kerk. Hier zal ik wonen, want ik heb het begeerd. Dit is mijn rust tot in eeuwigheid!

Ik zeg dus: Pinksterfeest is kerkfeest! Maar dan geen gedweep meer met de eenheid in het onzichtbare, of de eenheid boven geloofsverdeeldheid en kerkmuren uit. Maar ontzag voor God, die zich stelt aan de kant van de “afgescheiden sekte”. Omdat men daar Jezus Christus belijdt! Omdat men daar niet orthodoxe leerstellingen vasthoudt, maar daar concreet de Schriften gelooft, die bewijzen dat Jezus is de Christus. Omdat men daar het kerkrecht vasthoudt naar de Schriften, en daarom belijdt, dat Jezus Christus door de handen van de ónrechtvaardigen aan het kruis is gehecht en gedood.

Wat hadden die discipelen veel met het Sanhedrin gemeen. Dezelfde papieren, dezelfde Bijbel, dezelfde feesten, dezelfde offers. Maar zij aanvaardden vanwége de Schriften Jezus als de Christus, terwijl het Sanhedrin Hem tégen de Schriften had gedood. Oude gebouwen, grote massa, — ach, het is allemaal onbelangrijk.

Het is niet erg bij een afgescheiden kerk te horen, en door ieder voor ‘sektariër’ gescholden te worden. Het is niet erg te zitten bij het kleine groepje. Het enige, waar het op aan komt, is door de Schriften gerechtvaardigd te worden.

Kerkscheuring is een verschrikkelijk ding. En een grote zonde. Maar mensen maken dat niet uit wie kerkscheurder is. Alleen de Schrift wijst het uit.

En geen sterveling zal dus zondag tegen God kunnen zeggen: de synode zei…… God zal antwoorden: Hebt u niet gelézen?

Niemand zal kunnen zeggen: we zijn bezwaard, maar we willen eenheid…… God zal antwoorden: praat niet langer over eenheid, maar voég u bij de ware kerk en onderhoud haar gemeenschap. Gij weet uit het Woord, waar men aan Christus getrouw was.

Moet men voorzichtig zijn met te spreken van ware en valse kerk? En daarom de concrete probleemstelling van aanstaande zondagmorgen in de mist zetten? Dan laat men alle schapen zwerven.

Gezegend de kleine groepjes, waar ze naar het Woord zich weer voegden bij de ware kerk. Waar ze zondagmorgen “samen bijeen” zijn, misschien met twee of drie, maar in de naam van Christus. Daar zal het Pinksterfeest zijn. En al de andere gezelschappen zullen de Geest bedroeven!