Vasten

Door: J.M. Teunis

 

Binnenkort begint weer het carnaval. Wat de meeste carnavalsvierders echter niet weten is dat dit feest het begin van de vastenperiode is. Deze vastenperiode is een traditie binnen de Rooms-Katholieke Kerk. De Aswoensdag is het begin van een 40 dagen durende vastentijd, dit ter herdenking van de 40 dagen durende vastentijd van Jezus in de woestijn. Het carnaval is een feest waarbij men nog flink los kon gaan voordat de periode van vasten gaat beginnen.

Is er een bijbelse grond voor het vasten, en waarom is het binnen onze kerken niet gebruikelijk?

In dit artikel willen we verder ingaan op het vasten.

 

Vasten in de bijbel
Zowel in het OT als in het NT wordt vaak vermeld dat iemand vastte.

Mozes, Elia en Jezus Christus hebben een periode van 40 dagen gevast. In het OT was het vasten verplicht op de grote verzoendag, op deze dag ging de hogepriester het heiligdom in en moest het volk vasten. Ook lezen we dat het samen ging met het gebed, het volk werd dan samengeroepen als er een ernstige zaak was en dat bededagen en vasten werden uitgeschreven. Daarnaast werd er persoonlijk gevast, zoals bij de genoemde voorbeelden.

In de tijd dat Jezus Christus arbeidde lezen we over het vasten. De Joodse leiders hadden dit zover doorgetrokken dat zij vonden dat je twee keer per week moest vasten. We lezen hierover in Matteüs 9, Marcus 2 en Lucas 5.

Professor B. Holwerda heeft een preek gehouden over Lucas 5. Het gaat over de christelijke vrijheid en roeping tot onthouding. De verplichte onthouding van Johannes is door Christus afgewezen. Johannes had een leven van ontbering in de woestijn. De grondtoon van zijn prediking was: Het gericht nadert, wie zou dan eten, drinken en vrolijk zijn. Zijn discipelen leerden: Doet boete en toon berouw. Jezus leerde dat de ernst van de zonde onthouding brengt. Maar de kracht van de vergeving betekent het einde van alle onthoudingen. Genade overwint de zonde, het opent de feestzalen Gods. De bruiloftskinderen in de kerk hoeven niet te vasten.

Ds. E. Teunis vermeldt in een preek over Matteüs 9 dat de komst van Christus de volle bruiloftsvreugde brengt. We moeten niet vasthouden aan wat voorbij is. Het vasten is weggenomen door Christus. We moeten de christelijke vrijheid, de blijdschap van het feest niet losmaken van de liefde, en de vreze van de Here en van de gehoorzaamheid van ons hart aan Hem.

 

Calvijn over het vasten
Calvijn was een groot tegenstander van het carnaval vieren en het daarbij behorende vasten. Genade alleen, geen verdienste van de mens. De protestanten hebben dit motto gevolgd en afstand gehouden van het carnaval. Calvijn schrijft over het vasten in zijn Institutie IV-XII, er zijn drie heilige en wettige redenen om te vasten:

  • We gebruiken het om het vlees te verzwakken en te onderwerpen, opdat het niet losbandig wordt.
  • Dat we beter toebereid zijn tot heilige overdenkingen zoals het gebed.
  • Als getuigenis van onze verootmoediging voor God, wanneer wij onze schuld voor Hem willen belijden.

Vasten is dus niet alleen matig zijn met eten, maar het gaat verder. Calvijn schrijft dat het leven van de gelovigen in matigheid en soberheid moet zijn, daarin moet het hele leven een zekere vorm van vasten zijn, voor zover mogelijk.

 

Ons vasten?
Wij moeten niet makkelijk aan de ernst en ellende van de zonde voorbijgaan en daarmee al het vasten direct afwijzen. Tegelijk moeten we het vasten niet verheerlijken, zoals in het verleden is gedaan. Het vasten kan nooit de gehoorzaamheid vervangen.

Wie Christus Jezus toebehoren, hebben het vlees met zijn hartstochten en begeerten gekruisigd (Galaten 5). Paulus zegt dat het vasten een hulpmiddel voor het gebed kan zijn. Hij wijst er op, dat het op zichzelf van geen waarde is (1 Cor 7: 3). De oefeningen van het lichaam is van weinig nut (1 Tim. 4: 8). Daarnaast heeft het vasten geen zin als het niet vanuit het hart komt (Jes. 58).

Als er een moeilijke beslissing genomen moet worden, dan zou je kunnen vasten, met als doel je te verootmoedigen en te focussen op en je te richten tot God. Als je een moeilijke taak moet uitvoeren, dan zou je kunnen vasten, om daarin aan te tonen je afhankelijkheid van God.

Belangrijk blijft dat het een gelovig vasten moet zijn, het moet ter ondersteuning zijn. Niet als vervanging. Het vasten moet eerbiedig en ootmoedig zijn. We moeten het niet zoals de Joden uitgebreid tonen naar anderen, maar het ingetogen doen.

Het vasten is een teken van verootmoediging. Het is je bewust afzonderen van de dagelijkse beslommeringen van de wereld. Het is een weigeren van dingen die op zichzelf niet verkeerd zijn. Het is een bewust bezig zijn met Gods koninkrijk. Tegenwoordig zou het ook kunnen in het minderen van sociale media, games en televisie.

De volle christelijke vrijheid is alleen in het koninkrijk van Christus. Wij moeten leven uit geloof in de vergeving van de zonde. Leven in dankbaarheid, tot Gods eer. Dit moeten we tonen in ons leven, in de keuzes die we maken en ook in onze gebeden. Het gelovig vasten kan daarbij zeker tot hulpmiddel zijn.




Toch verloren?

Vandaag aflevering 42 in de rubriek ‘Genade geneest’.

 


 

Kan dat? Door de Heere buitengewoon begenadigd te zijn en dan toch nog verloren te gaan? Is dat mogelijk? Ja, dat kan. Is er dan ‘afval van de heiligen’? Nee, die is er niet. Als u werkelijk door het echte geloof de Heere bent ingelijfd, dan is het niet mogelijk om verkeerd uit te komen, al gaan wij dan onze weg met struikelen en vallen. Dan toch zeker ook weer met opstaan.

Maar het kan, door de Heere begenadigd te zijn en toch verloren te gaan. De Schrift geeft er ons waarschuwende voorbeelden van: Cham, Lots vrouw, Judas, Demas, om er een paar te noemen.

Wat de zonde ons aanbiedt, aan heerlijkheid en begeerlijkheid, kan ons soms te sterk worden. Dan worden we gemakkelijk ongehoorzaam aan, en vergeten, de vermaning van de apostel: hebt de wereld niet lief, noch hetgeen in de wereld is. Want die ongehoorzaamheid komt voort uit een naar de wereld hunkerend hart. En dan kan het gebeuren, dat wij, met Gods volk meelopend – althans in mensenoog – door Gods oordeel worden achterhaald, door de slaande hand van God getroffen.

En waarom? Omdat God, Die wij de God van de Waarheid noemen, soms tot andere gedachten zou zijn gekomen? Omdat wij God, Die wij belijden als de Betrouwbare, ons misschien wat heeft wijsgemaakt? Omdat Hij, toen Hij ons sprak van Zijn beloften, soms niet echt gemeend heeft, wat Hij had toegezegd?

U weet wel beter. Zulke gedachten hebt u niet van uw God. Nee, niets van dat alles. Wanneer – wat God verhoede- wij eenmaal niet ingaan door de poorten in de Godsstad, dan ligt dat uitsluitend aan onze ongehoorzaamheid, aan ons ongeloof, aan onze liefde tot wat in de Schrift de wereld wordt genoemd. Wij kunnen nu eenmaal niet twee heren dienen. En als wij het proberen, dan zal de dienst van de Heere allicht het onderspit delven.

Op de weg naar de zaligheid, en dan toch verloren? Het kan. Niet, omdat de Heere ontrouw zou zijn of niet sterk genoeg zou zijn om ons te redden. Niet alsof het bloed van de Heiland niet genoegzaam zou zijn om onze zonde volkomen te verzoenen. Maar omdat wij niet echt op de Heere gehoopt hebben. Omdat Hij niet echt voor ons is ons genoegzaam Deel, ons hoogste Goed, ons Zielsgenoegen.

Misschien wel met de mond, maar niet met het hart.

Op de weg naar het behoud – althans in het oog van de mensen – is niet altijd waarborg de plaats van de behoudenis te bereiken.

De satan heeft ervoor gezorgd, dat van de weg van het leven overal zijpaden lopen, die naar het verderf voeren.

Moge het zo zijn, dat er bij u is een wandelen in de wegen van de Heere, omdat u de Heere van harte liefhebt, omdat Jezus Christus u boven alles dierbaar is. Omdat u werkelijk uw zonden en ellenden kent en vergeving zoekt bij de Vader, verzoening in het bloed van de Zoon, leiding door de Heilige Geest.

Dan zult u alle vreugde, waarbij u God niet nodig hebt, waarbij u Hem niet gebruiken kunt, versmaden. Dan zult u daarvoor uw hart niet openstellen. Integendeel – die wereldse vermaken zult u dan graag prijsgeven om de uitnemendheid van Jezus Christus. Want dan is Christus u alles. Meelopers met Gods volk, die het alleen maar te doen is om behouden te worden en het hart voor zichzelf reserveren, zullen, tenzij zij zich bekeren, verloren gaan. Zij verloochenen Christus en lijden schipbreuk van hun geloof. Die waarschuwing van Gods Woord hebben wij zeker allen ter harte te nemen. Alleen in Jezus Christus is al ons heil, al onze eer.

Toch verloren? Maar wie met het hart gelooft en met de mond belijdt dat Jezus Christus uit de doden is opgerezen, die zal behouden worden.