Komt, ziet hoe goed…

Vandaag aflevering 21 in de rubriek ‘Genade geneest’.

 


 

U kent allen deze woorden wel. Komt, ziet hoe goed, hoe lieflijk is ’t als zonen, Isrels huis als broeders samenwonen. Dergelijke woorden komen vaak voor in de Bijbel. De Schrift hecht grote waarde aan de banden die de gelovigen samenbinden, en daarom doen wij het ook.

In ieder geval met woorden. In onze levenspraktijk ook?

Als wij ons door de Heilige Geest laten leiden, dan komt dat in ons leven openbaar. Dat kan niet verborgen blijven. Dan wordt dat openbaar in ons gezin en daarbuiten, in ons blijmoedig en gehoorzaam, ons getrouw en gewillig arbeidsleven, in het kerkelijk samenleven, in onze omgang met elkaar.

Inderdaad, ook in onze omgang met elkaar als broeders en zusters in de Heere. Wordt dit wel altijd bedacht? En betracht? Wat kan er soms onbarmhartig en wreed over een medekerklid, over zijn gebreken, gepraat worden, en voor het gemak vergeten wij onze eigen gebreken of voor het minste vergoelijken wij ze. Wat een verwoesting heeft zulk een levenshouding In de loop van de tijden in onderscheiden gemeenten aangericht.

En daartegen zingt de Heilige Geest: Komt, ziet hoe goed…

Wat kan het gemeentelijk leven mooi zijn, als er eenheid en samenbinding is, als we met elkaars gebreken en tekortkomingen geduld hebben, als we niet onszelf maken tot maatstaf voor de ander.

De apostel Paulus zegt ergens, dat wij onder elkaar moeten spreken met psalmen, lofzangen en geestelijke liederen. Spreken onder elkander. Dat gaat de verwijdering, die er steeds weer is, met kracht tegen. Spreken onder elkander, niet over wat er aan de andere kerkleden ontbreekt, maar met lofzangen, psalmen en geestelijke liederen.

En als christenen onder elkaar en tot elkander spreken over de Heere en Zijn dienst, over Zijn machtige verlossingsdaden, dan wordt hun spreken voor Gods oor een zingen, en hun zingen een getuigenis van de grootheid en de heerlijkheid Gods.

Komt, ziet, hoe goed…

Wij hebben ook ons kerkgezang in de samenkomsten van de gemeente. In die samenkomsten moeten de christenen niet alleen luisteren naar het hun gepredikte Woord, maar zelf moeten ze ook iets doen tot onderlinge opbouw en stichting van elkaar en tot verheerlijking van God.

Dan moet de gemeente zingen, haar blijdschap in de Heere uitjubelen. Wanneer wij dus in de samenkomsten van de gemeente zingen, dan is dat geen willekeur alsof het er even goed buiten zou kunnen, maar het hoort zo, het moet zo, de Heere vraagt het.

Daarin spreken wij onder elkaar en tot elkaar van de hoop die in ons is, daarin komt ook uit dat wij leven door en uit de Heilige Geest. Is dat geen mooie belevenis: zo met elkaar zingen? Als uit één mond. Als gemeente. Als een éénheid. Als mensen die bij elkaar horen en willen horen en elkaar niet willen missen.

Ja, we zijn rijk in en blij met elkaar. Niet, omdat wij allemaal zulke aardige en vriendelijke mensen zijn, maar omdat we allemaal kinderen van God zijn, kinderen van één Vader. Een groot gezin.

En een gezin, waar ruzie heerst, waar de kinderen brutaal zijn tegen vader en moeder en onder elkaar altijd kibbelen, staat niet aangenaam bekend. Als er geen band is hoe zal het dan in zo’n groot gezin vrolijk kunnen zijn?

Komt, ziet, hoe goed…

Dan leven we met elkaar mee; ook dat is een vrucht van de Heilige Geest. Dat laten we elkaar dan ook ervaren; vooral de langdurig zieken, dat er met hen wordt meegeleefd en meegebeden.

Ook de ouden, die niet meer naar de kerk kunnen en dus niet meer kunnen zingen in het grote koor van de gemeente.

Klagen en mopperen over onze broeders en zusters gaat ons vaak wel gemakkelijk af. Maar daar wordt een mens niet beter van. Dat brengt hem geen geluk, geen blijdschap, geen bevrediging.

Ondanks onze onderlinge verschillen, onze aanleg, onze gebreken, die van anderen en van uzelf toch één te zijn in de Heere, dàt maakt het leven mooi. Eén Heere, één geloof, één doop, één God  en Vader. Die daar is boven allen en in allen.

Komt, ziet, hoe goed…