Meebouwen aan Zijn kerk

In onderstaande artikel wordt een inleiding gegeven op het boek Haggai, waarin ook wordt stilgestaan bij doorgaande reformatie, ofwel het meebouwen aan de kerk van de Here.[1]

 


 

Over Haggai als persoon weten we in feite niet meer dan dat hij een profeet was. Het is niet bekend wie zijn vader was, waar hij vandaan kwam en waar hij woonde. De naam Haggai betekent: ‘hij die op een feestdag geboren is’. Evenals de profeten Zacharia en Maleachi profeteerde Haggai na de verlossing van de Judeeërs uit de Babylonische ballingschap.

 

De Judeeërs waren onder leiding van Zerubbabel en Jozua begonnen met de herbouw van de tempel, in het jaar 537 voor Christus. Maar na verloop van tijd was dat werk gestaakt, vanwege de tegenwerking van de bevolking van het land, de Samaritanen. Die hadden van Artachsasta, de koning van Perzië, gedaan gekregen dat er een verbod kwam om verder te bouwen en zij ‘deden hen met kracht en geweld de arbeid staken’ (Ezra 4:23).

 

Deze situatie heeft ongeveer vijftien jaar geduurd. De herbouw bleef stilliggen tot het tweede jaar van de regering van Darius, de koning van Perzië (Ezra 4:24). Toen traden Haggai en Zacharia op als profeten in de naam van de God van Israël (Ezra 5:1). Dat was in het jaar 520 voor Christus. Zij moedigden het volk aan om de herbouw te hervatten. Zerubbabel en Jozua, die nog steeds de leiders van het volk waren, hebben hieraan gehoor gegeven en zijn weer begonnen met bouwen. Na vier jaar is de tempel gereedgekomen.

 

Het boek van de profeet Haggai  bevat vier profetieën. Haggai heeft deze alle vier in het jaar 520 uitgesproken. De eerste op de eerste dag van de zesde maand (een feestdag, de nieuwemaansdag), vaak gesteld op 29 augustus. De tweede op de eenentwintigste dag van de zevende maand (de laatste dag van het Loofhuttenfeest), vaak gesteld op 17 oktober. De derde en de vierde op de vierentwintigste dag van de negende maand, vaak gesteld op 18 december.

 

Eerste profetie

In de eerste profetie roept de profeet in de naam van de HERE de leiders en het volk op om de tempelbouw te hervatten. Onder druk van de omstandigheden was deze namelijk gestaakt. Er waren de voortdurende intriges van de vijandige Samaritanen (Ezra 4 en 5). En er waren de zorgen voor eigen zaken, er was sprake van slechte oogstopbrengsten (Haggai 1:6, 10 en 11). Er was nog zoveel nodig voor eigen huis, vond men, dat men aan het huis van de Here niet meer toekwam.

Maar de motieven van het volk worden door de profeet van tafel geveegd. Opvallend is dat Haggai nergens de vijanden noemt, maar de schuld van het verwaarlozen van de herbouw van de tempel bij de Judeeërs zelf zoekt. Dat de oogsten zo slecht waren, kwam nu juist doordat de tempel niet werd gebouwd. Het volk moest wel bedenken dat het leven alleen gezegend wordt vanuit de tempel, het huis van de HERE.

De leiders en het volk luisterden naar de waarschuwing van de HERE, en zijn weer begonnen met de bouw van de tempel.

 

Ook in onze tijd moet ons leven in het teken staan van het bouwen aan de kerk. Dat is belangrijker dan het bouwen aan ons eigen luxe leventje. Waar het daarbij op aan komt is hóé wij bouwen. In verband daarmee citeer ik het volgende van prof. B. Holwerda:

‘Wat kunnen wij dus vandaag alleen doen? Waar zullen we naar jagen? De afvallige kerk grijpt naar eer en macht, rijkdom en weelde, invloed en aanzien; en ze verloochent daarvoor haar Man en verkwanselt zich aan iedereen. Maar de echte kerk en de echte leden, ze vallen niet op in de wereld; macht en eere ontvangen ze niet. Ze gaan stil en simpel hun weg. Doch ze jagen naar de gerechtigheid, naar het doen van den wil van Christus. En als de hoerenpronk in vlammen opgaat, verschijnt de Bruid van Christus, zonder vlek en rimpel, in het blinkend kleed der goede werken.

Dus is er vandaag maar één ding belangrijk. We hoeven van een machtspositie en van aanzien niet meer te droomen. En we verkrijgen die niet anders dan door overspel. Je treft dat soms nog bij onze menschen: we moeten wat doen! Een organisatie bouwen voor dit en dat. Invloed zien te krijgen en de wereld voor Christus veroveren. Laten we ons niet een roes drinken aan illusies: wij veroveren de wereld niet; de Antichrist verovert de wereld. Invloed krijgt de afvallige kerk die niet trouw is aan Christus en aan haar eigen kinderen; maar de ware kerk wordt altijd vervolgd, uitgerangeerd, opgejaagd, geplunderd, gedood. Wat alleen belangrijk is? Niet dat onze zakenmenschen winst maken, doch dat ze op hun plaats de wil van Christus doen. Niet dat onze arbeiders een mooi leven krijgen, doch ijverig zijn in goede werken. Als de wil Gods maar in onze gezinnen heerschappij heeft en in alle verhoudingen; en de rest doet er niet toe. Belangrijk is vandaag slechts de kwestie, of wij waarlijk kerk zijn, en of ieder van ons als levend lid der kerk in zijn goede werken overal den stijl der ware kerk openbaart.

Want zij hebben toekomst. Van hen staat geschreven: zalig zijn zij, die geroepen zijn tot het avondmaal van de bruiloft des Lams. En alleen dit is: met waarachtig geloof den Heere Christus aanhangen in dezen tijd. Belangrijk is slechts, dat we de genade der vrijmaking vasthouden als kerk, en dat ieder die genade steeds meer doortocht verleent in eigen leven. Het komt er slechts op aan, dat we in deze anti-christelijke wereld, waarin de wereldkerk overspel pleegt, onszelf rein en zuiver bewaren voor Christus.’

(uit: De kerk in het eindgericht, 1950).

 

Tweede profetie

De tweede profetie bevat een bemoediging met het oog op de vraag die de Judeeërs die de eerste tempel nog hadden gekend zich stelden, nl. of de HERE wel in deze tempel zou willen wonen bij zijn volk. De eerste tempel was immers zoveel mooier geweest. Daarop antwoordt de HERE: wees sterk, en werkt, want Ik ben met u. De heerlijkheid van de tweede tempel zou zelfs groter zijn dan die van de eerste. Christus is lichamelijk in deze tempel aanwezig geweest tijdens zijn rondwandeling op aarde. Maar het perspectief reikt verder dan de tweede tempel, die ook een gebouw van steen was. De Here wil nu in deze wereld de tempel van levende stenen gebouwd zien naar zijn bestek, in overeenstemming met zijn Woord. En Hij zal deze geestelijke tempel doen uitgroeien tot Gods priesterlijk koninkrijk in hemelse glorie. Dat is het komende heil des Heren.

 

Hierdoor worden ook wij bemoedigd. Misschien vragen we ons soms wel eens af wat het worden moet met de ware kerk in Nederland, nu deze zo klein is geworden. Laten we dan denken aan de woorden van de Here Jezus: ‘Want waar twee of drie vergaderd zijn in Mijn naam, daar ben ik in hun midden.’ (Matteüs 18:20). Ds. Joh. Francke heeft over deze tekst een Schriftoverdenking geschreven, waaruit ik het volgende citeer:

‘Christus echter leert: ‘Neen, twee of drie is voldoende om wettige vergadering der kerk te zijn. Als die twee of drie zich maar stellen op de wettige grondslag’.

Christus zegt dus niet: ‘Er moeten er minstens twee of drie zijn en anders kom Ik niet in hun midden’, maar: ‘al zijn er maar twee of drie in Mijn naam vergaderd’. Met andere woorden: die presentie hangt niet af van het aantal. In een plaats kunnen b.v. duizend mensen samenkomen in een kerkgebouw, doch zonder de wettige grondslag; en daartegenover een luttel aantal (twee of drie) in een huiskamer doch op een legale kerkbasis. En dan is het geen open vraag waar de Christus tegenwoordig is met zijn heil.’

(…)

‘Ja, in de ogen der mensen kan de kerk van Christus een nietig ding worden: twee of drie. Maar deze twee of drie worden door het Hoofd der kerk bemoedigd: wanneer ze maar blijven bij het zuivere woord is Christus in hun midden. En dat is alles!

Neen, Christus zoekt niet het kleine getal. Hij zoekt de schare die niemand tellen kan! Maar Hij veracht het kleine getal niet, dat in zekere tijd hier en daar plaatselijk en landelijk overblijft. Vandaar dat wij niet mogen huiveren, wanneer wij met twee of drie om de trouw aan Christus’ woord overblijven! Christus troost die twee en drie volop. Is dat niet genoeg en heerlijk?’

(uit: Leven tot in eeuwigheid, 1973)

 

Derde profetie

In derde profetie wordt het volk erop gewezen dat het vanwege de nalatigheid bij de tempelbouw onrein was en dat daardoor alles was verontreinigd. Maar nu ze weer aan het werk zijn gegaan, worden ze weer gezegend, echter niet op grond van hun trouw, maar alleen op grond van Gods welbehagen.

Dit heeft ook ons iets te zeggen. Kerkzonde is besmettelijk en ze werkt in het hele leven door. Laten we erop toezien dat we niet nalatig zijn in het bouwen van de kerk.

In dit verband nogmaals een citaat van ds. Joh. Francke uit de Schriftoverdenking over Matteüs 18:20:

‘De kerk kan en mag alleen dan van Christus’ centrale presentie verzekerd zijn, wanneer zij in alles zich bindt aan Gods Woord. Zij moet volkomen legaal zijn in de grondslag. Daarop moet de kerk zich voortdurend beproeven.

Dit woord van Christus is dus niet bedoeld voor onderonsjes, gezelschappen en conferenties, doch voor zijn kerk. En wanneer men zich in prediking, tuchtoefening, gebed en in de onderlinge verhoudingen niet bindt aan Christus’ onfeilbaar Woord, is het puur zelfbedrog toch te zeggen: ‘Jezus is in ons midden!’ Wie niet op de legale grondslag samenbrengt en samenhoudt, die heeft Jezus Christus niet in z’n midden. En in de kerk en waar ook die centrale presentie missen is de grootste ramp, die zich denken laat! Wie Christus kwijt is, is alles kwijt! Men kan dan wel roepen: ‘Zie hier is de Christus! Zie daar is de Christus!’, maar Hij laat zich nergens heendringen en heendwingen. Hij komt alleen daar met zijn heilrijke tegenwoordigheid, waar zijn volk en kinderen vergaderen overeenkomstig zijn Woord en naar zijn rechtsregels.

Er wordt vandaag een gruwelijk spel gespeeld met dit woord van de Heiland. Vaak goed bedoeld en ernstig gemeend. Doch het gaat niet om bedoelen al dan niet waarachtig gemeend, maar om de Woordgemeenschap met de Christus. Laat al wat kerk heet daarom toezien voor eigen vergaderen!’

(…)

‘Jezus Christus centraal present in de kerk maakt haar even getrouw als sterk: sterk om satan te weerstaan, de wereld uit de kerk te verjagen en eigen vlees te kruisigen.

Neen, het getal maakt de kracht der kerk niet uit. Evenmin veel geld. Ook niet de samenstemming van leden en zielscontact. Alleen Christus, met zijn Woord en Geest. En het is des Vaders welbehagen aan dat ‘kleine kuddeke’ het koninkrijk te geven.’

(uit: Leven tot in eeuwigheid, 1973)

 

Vierde profetie

Evenals al in de tweede profetie is gebeurd (Haggai 2:7-10), wordt in de vierde profetie een eschatologisch perspectief getekend (Hebreeën 12:26 e.v.). Door gerichten heen wordt in het Oude en in het Nieuwe Testament de tempel van de HERE gebouwd, tot de dag van de wederkomst van Christus. God laat gerichten en catastrofes ertoe meewerken dat de kerk in deze wereld wordt gebouwd. Dan zal de tempel Gods voltooid zijn. Zo moet de wereldgeschiedenis de kerkgeschiedenis dienen. En God vraagt van ons dat wij meebouwen aan zijn kerk. Zo komt de heerlijkheid van Gods voltooide tempel. God zelf zal bij zijn volk wonen. Hij zal alle tranen van hun ogen afwissen en de dood zal niet meer zijn.

 

[1]De auteur van dit artikel is J. Bos, het artikel heeft in oktober 2013 gediend als inleiding voor één van de mannenverenigingen van De Gereformeerde Kerken.